Op 4 februari 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de behandelende rechter in een strafzaak met parketnummer 01.261800.19. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 december 2020 en was gebaseerd op de stelling dat de verzoeker niet onbevooroordeeld kon worden beoordeeld door de rechter, vanwege eerdere beslissingen die volgens hem onterecht waren genomen, waaronder een contactverbod en lokaalverboden. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 21 januari 2021, waarbij de verzoeker via videoverbinding verscheen, terwijl de rechter niet aanwezig was.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is, omdat het niet gericht kan zijn tegen alle rechters in het algemeen, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in dezelfde strafzaak niet in behandeling zal worden genomen, omdat het verzoek kennelijk misbruik van recht inhoudt. De procedure in de strafzaak met parketnummer 01.261800.19 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.