ECLI:NL:RBOBR:2021:5808

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
WR 20/047
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in verband met vermeende corruptie binnen de rechtspraak

Op 4 februari 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.A.M. van den Berk, die als rechter betrokken was bij de behandeling van een hoofdzaak met zaaknummer 8649859 CV EXPL 20-3364. Het wrakingsverzoek was ingediend op 15 december 2020 en was gericht tegen de rechter in haar hoedanigheid als behandelend rechter. De verzoeker stelde dat de rechtspraak corrupt was en dat zijn broertje invloed uitoefende op de rechterlijke beslissingen, waardoor de rechter niet onbevooroordeeld het geschil kon beoordelen.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 21 januari 2021, maar zowel de verzoeker als de rechter waren niet verschenen. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het wrakingsdossier en de schriftelijke reactie van de rechter, die had aangegeven af te zien van een reactie op het verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval richtten de gronden van het wrakingsverzoek zich tegen de rechtspraak als instituut en niet tegen de persoonlijke onpartijdigheid van de behandelend rechter.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen wijzen op partijdigheid van de rechter. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/047
Beslissing van 4 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [adres] ,
strekkende tot de wraking van:
mr. J.A.M. van den Berk
in haar hoedanigheid van rechter in deze rechtbank bij de behandeling van de hoofdzaak met zaaknummer: 8649859 CV EXPL 20-3364.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.

1.Het procesverloop.

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
  • het wrakingsdossier met zaaknummer WR 20/047 dat is aangelegd naar aanleiding van het wrakingsverzoek in de hoofdzaak;
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 15 december 2020, gericht tegen mr. J.A.M. van den Berk;
  • de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek.
De mondelinge behandeling van het tegen de rechter gerichte wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021 om 14.00 uur. Verzoeker en de rechter zijn toen niet verschenen.

2.Het verzoek tot wraking van de rechter en de reactie van de rechter.

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 8649859 CV EXPL 20-3364. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de rechtspraak corrupt is, verzoekers broertje beslist waar de rechter de handtekening onder zet en de rechtbanken bezig zijn om hem daarop te dienen. De wrakingskamer begrijpt uit de gronden dat verzoeker vindt dat de rechter om die reden niet onbevooroordeeld het geschil in de hoofdzaak kan beoordelen.
De rechter heeft de wrakingskamer per e-mailbericht van 29 december 2020 laten weten af te zien van een reactie op het verzoek tot wraking.

3.De beoordeling.

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
De wrakingskamer stelt vast dat de gronden van wraking zich richten tegen de rechtspraak als instituut en niet persoonlijk tegen de behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoeker heeft derhalve geen stellingen aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de hoofdzaak of de schijn in dat verband tegen heeft. De wrakingskamer zal om die reden verzoeker niet in het wrakingsverzoek kunnen ontvangen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart
verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoektot wraking;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer 8649859 CV EXPL 20-3364 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. S.M.J. Korthuis-Becks, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2021.
de griffier: de voorzitter:
de griffier is buiten staat
deze beslissing mede
te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.