Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak hebben verzoekers, eisers in een civiele procedure, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J. Lie, de rechter die hen bijstond tijdens een comparitie op 3 november 2020. Verzoekers voerden aan dat de rechter niet onpartijdig was, verwijzend naar haar opmerkingen en gedrag tijdens de comparitie. Ze stelden dat de rechter hen het woord ontnam en dat zij informatie van het internet had geraadpleegd, wat volgens hen niet toegestaan is. Het wrakingsverzoek werd op 9 december 2020 ingediend, meer dan vijf weken na de comparitie, en de wrakingskamer oordeelde dat verzoekers niet tijdig hadden gehandeld. Artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de omstandigheden wordt ingediend. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekers niet hebben voldaan aan deze vereiste, aangezien zij bekend waren met de omstandigheden tijdens de comparitie. Daarom werd het verzoek als te laat ingediend verklaard, en de rechtbank kon niet inhoudelijk op het verzoek ingaan. De rechtbank verklaarde verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking, en deze beslissing werd genomen op 11 januari 2021 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat voorziening open volgens artikel 39 lid 5 Rv.