ECLI:NL:RBOBR:2021:5704

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
WR 21/029
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak met betrekking tot de behandeling van verdachtenverhoren en de rol van de advocaat

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2021 een verzoek tot wraking behandeld van de heer [verzoeker], vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Hendriksen. Het verzoek was gericht tegen mr. I.M.E.A. van Eldonk, die als rechter-commissaris optrad in de strafzaak tegen verzoeker. De wraking werd aangevraagd naar aanleiding van een incident tijdens het verhoor van een medeverdachte, waarbij de advocaat van verzoeker niet werd toegelaten. Verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en onheuse bejegening door de rechter-commissaris.

De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek op 6 oktober 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 oktober 2021, waarbij de advocaat van verzoeker aanwezig was, maar verzoeker zelf niet. De rechter-commissaris heeft in haar verweer aangegeven dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat de advocaat niet was uitgenodigd voor het verhoor van de medeverdachte. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de rechter-commissaris zorgvuldig afgewogen.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De gang van zaken rondom het verhoor werd als een communicatiefout beschouwd, en de rechter-commissaris had de bevoegdheid om het verhoor te delegeren. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de overweging dat de rechter-commissaris op basis van haar aanstelling vermoed werd onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die dit vermoeden konden weerleggen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/029
Beslissing van 19 oktober 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de heer [verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. N. Hendriksen te Hoorn,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.M.E.A. van Eldonk,
in haar hoedanigheid van rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer [nummer] ,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 oktober 2021 en twee aanvullingen daarop van dezelfde datum
  • de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 6 oktober 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
14 oktober 2021. Verzoeker is niet verschenen. De advocaat van verzoeker is verschenen. Hij heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Ook de rechter-commissaris is verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris in de strafzaak met parketnummer [nummer] .
2.2.
Aan het verzoek tot wraking is blijkens het schriftelijke verzoek, zoals verder toegelicht in de latere e-mails en tijdens de mondelinge behandeling, het volgende ten grondslag gelegd. De strafzaak van verzoeker wordt gelijktijdig behandeld met de zaak van zijn medeverdachte de heer [naam] (hierna: [naam] ) met parketnummer [nummer] .
In het e-mailbericht van de rechter-commissaris aan de advocaat van verzoeker van 10 juni 2021 staat dat beide verdachten ex artikel 177 Sv worden verhoord en dat dit verhoor onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris op het kabinet zal plaatsvinden.
In het e-mailbericht staat ook dat de advocaat van verzoeker daarbij aanwezig mag zijn.
Het verhoor van [naam] heeft op 6 oktober 2021 vanaf 10.00 uur plaatsgevonden.
De advocaat van verzoeker was vertraagd en is kort na de aanvang van het verhoor van [naam] op het kabinet verschenen. Toen is hij door de rechter-commissaris van het verhoor geweerd. De redenen daarvoor zijn niet duidelijk, zodat sprake is van vooringenomenheid.
Bovendien is het e-mailbericht van de rechter-commissaris van 13 september 2021 bewust misleidend. De rechter-commissaris was niet van plan de verdachtenverhoren onder haar leiding te laten plaatsvinden. Zij was namelijk niet persoonlijk aanwezig bij het verhoor.
Ten slotte wilde de rechter-commissaris de advocaat per video laten meekijken. De videoverbinding werkte echter niet.
De advocaat wilde met de rechter-commissaris in gesprek gaan, maar dit was niet mogelijk. De rechter-commissaris reageerde onnodig boos. De advocaat werd door haar overschreeuwd en vervolgens het kabinet uitgestuurd. De gang van zaken was zeer onprofessioneel. Datzelfde geldt voor de wijze waarop de rechter-commissaris de advocaat heeft behandeld.
2.3.
De rechter-commissaris heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Zij heeft zowel schriftelijk als mondeling op het wrakingsverzoek gereageerd. Volgens haar is er geen sprake van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Aan de advocaat van verzoeker is inderdaad de toegang tot het verdachtenverhoor van [naam] ontzegd. De rechter-commissaris heeft toegelicht waarom de advocaat van verzoeker daarbij niet aanwezig mocht zijn. De advocaat had geen uitnodiging voor het verdachtenverhoor. Dit is mogelijk onvoldoende duidelijk gecommuniceerd en daarvoor heeft de rechter-commissaris haar excuses aangeboden.
Aansluitend aan het verdachtenverhoor zou [naam] als getuige in de strafzaak van verzoeker worden verhoord. De rechter-commissaris heeft de advocaat aangeboden daaraan voorafgaand het proces-verbaal van het verdachtenverhoor ter beschikking te stellen.
Omdat de advocaat uren zou moeten wachten is aangeboden telefonisch contact met hem op te nemen zodra het verdachtenverhoor klaar was. Ook is aangeboden het getuigenverhoor op een andere datum opnieuw te plannen.
Er is geen sprake geweest van misleiding. Het verhoor op grond van artikel 177 Sv is aan rechercheurs gedelegeerd en heeft onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris plaatsgevonden. De rechter-commissaris is van mening dat zij daarbij niet steeds fysiek aanwezig hoeft te zijn. Zij bevond zich op dezelfde gang en heeft aan de rechercheurs en de officier van justitie laten weten dat zij beschikbaar was.
Het is onjuist dat de advocaat het verhoor via een videoverbinding zou kunnen volgen.
Op de kamer waar de rechter-commissaris met de advocaat heeft gesproken stond een videoscherm, maar er was geen sprake van een videoverbinding.
De rechter-commissaris betwist dat het gesprek op de door de advocaat gestelde wijze is verlopen. De rechter-commissaris is rustig gebleven. Zij heeft haar stem niet verheven, zij heeft de advocaat niet de mond gesnoerd en zij heeft evenmin geschreeuwd. Het was duidelijk dat de advocaat zeer boos was over de gang van de zaken. Verder praten had geen zin, omdat hij niet alsnog tot het verdachtenverhoor zou worden toegelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 Sv dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter-commissaris dient uitgangspunt te zijn dat zij uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3.
Verzoeker en [naam] wilden ieder een verklaring afleggen in hun eigen zaak. In de andere zaak zouden zij over en weer als getuige worden gehoord. De rechter-commissaris heeft besloten om het verdachtenverhoor op grond van artikel 177 Sv door de politie te laten uitvoeren. Het uitgangspunt is dat bij een dergelijk verhoor alleen de eigen advocaat van een verdachte aanwezig mag zijn.
3.4.
De advocaat van verzoeker heeft de rechter-commissaris verzocht terug te komen op de beslissing om het verhoor te delegeren. Op 10 juni 2021 heeft het kabinet geantwoord: “
Namens de rechter-commissaris bericht ik u dat zij bij zijn beslissing blijft om beide verdachten ex art. 177 Sv te horen. Het verhoor zal onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris op het kabinet plaatsvinden. Het betreft een gedelegeerd verhoor en u mag daarbij aanwezig zijn en aan het einde van het verhoor nog de vragen stellen die u belangrijk vindt.” De advocaat van verzoeker heeft dit opgevat als een uitnodiging om ook aanwezig te zijn bij het verdachtenverhoor van [naam] .
3.5.
De rechter-commissaris heeft verklaard dat in beide zaken een vergissing is gemaakt wat betreft de hoedanigheid waarin de verdachten konden worden gehoord. Daarom is er op 2 augustus 2021 een e-mail verstuurd om te verduidelijken dat de verdachten in hun eigen zaken niet als getuige konden worden gehoord. Het verzoek om te horen is opgevat als een verzoek om een verdachtenverhoor en dit verhoor is op grond van artikel 177 Sv aan gespecialiseerde rechercheurs opgedragen. Uit deze e-mail blijkt dat de advocaat aanwezig mag zijn bij het verdachtenverhoor en het getuigenverhoor van zijn eigen cliënt. Ten slotte zijn er op 13 en 30 september 2021 door het kabinet e-mailberichten verstuurd over de planning van de verhoren in beide zaken, waaronder die van andere getuigen. Daarin is aangegeven dat verzoeker en [naam] eerst als verdachte worden verhoord in hun eigen zaak en vervolgens als getuige in de zaak van de medeverdachte.
3.6.
De e-mail van 10 juni 2021 zou inderdaad zo kunnen worden opgevat dat daarin toestemming wordt gegeven om (ook) aanwezig te zijn bij het verdachtenverhoor van [naam] . Uit de e-mail van 2 augustus 2021 blijkt echter genoegzaam dat er aanvankelijk een fout is gemaakt en dat beide verdachten als verdachte en als getuige zullen worden verhoord.
De e-mailberichten van september over de planning sluiten daarop aan. In geen van de latere berichten wordt er melding van gemaakt dat afgeweken wordt van het uitgangspunt dat het verdachtenverhoor uitsluitend mag worden bijgewoond door de eigen advocaat. Dit is ook niet op een andere wijze expliciet medegedeeld aan de advocaat. Volgens hem is er sprake van een bijzondere omstandigheid omdat [naam] niet eerder heeft willen verklaren, maar nergens uit blijkt dat er om die reden een uitzondering zou worden gemaakt wat betreft de aanwezigheid van de advocaten bij de verhoren. Dat er in de berichten van september maar één aanvangstijdstip is genoemd voor het verhoor van [naam] heeft de communicatiefout in stand gehouden tot het moment waarop de advocaat zich op het kabinet meldde en hem de toegang werd geweigerd. Het is begrijpelijk dat verzoeker en zijn advocaat deze gang van zaken als vervelend hebben ervaren, maar daaruit blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter-commissaris.
3.7.
De wrakingskamer begrijpt het standpunt van de advocaat van verzoeker zo dat er in de e-mail van 13 september 2021 sprake zou zijn van misleiding omdat de rechter-commissaris niet de bedoeling heeft gehad het verhoor zelf af te nemen.
De rechter-commissaris heeft eerder aan de advocaat medegedeeld dat het verhoor zou plaatsvinden op grond van artikel 177 Sv. Dit artikel geeft de rechter-commissaris de bevoegdheid om het verhoor te delegeren. De rechter-commissaris heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt door het verhoor op te dragen aan gespecialiseerde frauderechercheurs. Een dergelijk verhoor vindt onder leiding van de rechter-commissaris plaats, ook als zij daarbij niet (steeds) fysiek aanwezig is. Van misleiding is dan ook geen sprake geweest. Voor zover bezwaar wordt gemaakt tegen de beslissing van de rechter-commissaris om het verhoor te delegeren, overweegt de wrakingskamer dat dit een processuele beslissing is, die in beginsel niet kan leiden tot het oordeel dat de rechter-commissaris vooringenomen is. Uit de stellingen van verzoeker blijkt niet dat daarvan in dit geval toch sprake is geweest. Bovendien is de beslissing door de rechter-commissaris in de e-mail van 2 augustus 2021 voorzien van een deugdelijke motivering.
3.8.
Ook de verklaringen rondom de videoverbinding kunnen niet tot het oordeel leiden dat de rechter-commissaris vooringenomen is. Zoals hiervoor is overwogen berustte de veronderstelling van de advocaat dat hij het verdachtenverhoor van [naam] zou mogen bijwonen op een communicatiefout. Dat hij dit verhoor niet via een videoverbinding mocht volgen getuigt dan ook niet van vooringenomenheid van de rechter-commissaris, nog daargelaten de vraag of dit op het moment van het verhoor technisch gezien kon worden gerealiseerd.
3.9.
De advocaat van verzoeker heeft zich door de gebeurtenissen omtrent het verhoor van [naam] onheus bejegend gevoeld. Een onheuse bejegening, nog daargelaten of daarvan sprake is geweest, levert echter niet zonder meer een grond op voor wraking.
Daarvoor zou op zijn minst uit bijkomende feiten en omstandigheden van enige schijn van vooringenomenheid moeten blijken. Die bijkomende omstandigheden zijn echter niet gesteld en deze zijn de wrakingskamer ook niet gebleken.
3.10.
De conclusie van de wrakingskamer is dat er geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit blijkt dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking van mr. I.M.E.A. van Eldonk af.
Deze beslissing is gegeven door mr. I.L.A. Boer, voorzitter, mrs. G.J. Roeterdink en T. van de Woestijne, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op
19 oktober 2021.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.