vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.292053.20
Datum uitspraak: 22 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 september 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2020 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud: ongeveer 140 euro, een identiteitsbewijs, een bankpas, een sportpas en een schoolpas) en/of een telefoon (Apple Iphone XS), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde,
door met een bivakmuts op en een wapenstok in de hand uit de bosjes tevoorschijn te komen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] af te rennen en/of (voorafgaand/ daarbij/ vervolgens) te roepen: ”Jij bent [slachtoffer] he” en/of (vervolgens) met die wapenstok tegen een been van die [slachtoffer] aan te slaan
en/of (vervolgens)
met een bivakmuts op een pistool aan die [slachtoffer] te tonen en/of (vervolgens) meerdere, althans een, omstander(s) met een wapenstok te slaan en/of onderuit te trappen en/of (vervolgens) het pistool op het hoofd van die [slachtoffer] te zetten en/of (daarbij/ vervolgens) te zeggen “Geef al je spullen” en/of (vervolgens) weg te rennen, met het pistool op die [slachtoffer] gericht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 26 september 2020 te Veldhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud: een geldbedrag, een identiteitsbewijs, een bankpas, een sportpas en een schoolpas) en een telefoon (Apple iPhone XS), toebehorende aan die [slachtoffer] , door met een bivakmuts op en een wapenstok in de hand uit de bosjes tevoorschijn te komen en vervolgens op die [slachtoffer] af te rennen en te roepen: “Jij bent [slachtoffer] , hè?” en met die wapenstok tegen een been van die [slachtoffer] aan te slaan en met een bivakmuts op een pistool aan die [slachtoffer] te tonen en het pistool op het hoofd van die [slachtoffer] te zetten en te zeggen “Geef al je spullen” en weg te rennen, met het pistool op die [slachtoffer] gericht.
De rechtbank heeft de schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de toepassing van het jeugdstrafrecht op zijn plaats en vordert dat aan verdachte wordt opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast vordert zij een taakstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
Ook vordert zij de opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis. De voorlopige hechtenis is reeds geschorst.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt het jeugdstrafrecht toe te passen, refereert zich voor wat betreft de omvang van de gevorderde taakstraf en verzoekt de proeftijd te beperken tot één jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing, waarbij het slachtoffer met een alarmpistool is bedreigd en met een wapenstok is geslagen. Voorafgaand aan het begaan van dit feit is gezamenlijk het plan voor de afpersing beraamd, waarbij de medeverdachten en verdachte hebben besproken hoe de onderlinge rolverdeling zou zijn.
Verdachte is in de nabijheid van het slachtoffer uit zijn auto gestapt en heeft mede uitvoering gegeven aan de in scène gezette overval op hemzelf met de bedoeling om het voor de medeverdachten gemakkelijker te maken het slachtoffer te overvallen.
Bij de overval zijn het alarmpistool en de wapenstok gebruikt om het slachtoffer te bedreigen. Daarbij is het slachtoffer met de wapenstok geslagen. Ook is het alarmpistool tegen het hoofd van het slachtoffer gezet en nogmaals op het slachtoffer gericht toen de medeverdachten wegrenden. Verdachte heeft gedeeld in de buit.
Een overval, in het donker, op een afgelegen plek, zoals in dit geval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot om samen met zijn vrienden op deze gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. De bedreiging en het geweld moeten een grote indruk op hem hebben gemaakt. Het gaat om een laffe en gewetenloze daad.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening de volgende omstandigheden:
- verdachte heeft het door hem gepleegde strafbare feit toegegeven;
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en hij heeft oprecht berouw getoond;
- verdachte heeft vanaf 19 november 2020 tot op heden de voorwaarden, die hem waren opgelegd bij schorsing van zijn voorlopige hechtenis, goed nageleefd.
De rechtbank heeft op het strafblad van verdachte gezien dat hij niet eerder is veroordeeld voor het begaan van strafbare feiten. Het strafblad van verdachte heeft daarom geen strafverzwarende invloed.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport van 23 september 2021 dat over verdachte is opgemaakt.
Uit dit rapport volgt onder meer dat het risico, dat verdachte in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal plegen, gering is. Verdachte geeft aan dat hij naar aanleiding van het delictgedrag bewuste keuzes heeft gemaakt ten aanzien van de mensen met wie hij omgaat. Dit wordt bevestigd door de jeugdreclassering. Betrokkene staat onder toezicht van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering ziet geen noodzaak dit traject verder voort te zetten.
Er zijn geen contra-indicaties voor een taakstraf en een taakstraf zal naar mening van de reclassering voldoende bijdragen aan het creëren van bewustwording bij verdachte ten aanzien van zijn delictgedrag.
De reclassering heeft het ASR Wegingskader ingevuld en hieruit komen geen contra-indicaties voor het jeugdstrafrecht uit naar voren. Indien er enkel wordt gedacht aan een (on)voorwaardelijke taakstraf, ziet de reclassering geen belemmeringen om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ter terechtzitting heeft de jeugdreclassering echter de toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit meerderjarig was.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat bij meerderjarigheid het volwassenstrafrecht wordt toegepast.
Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten zou rechtvaardigen, acht de rechtbank dat niet opportuun. Verdachte is namelijk op de goede weg om zijn leven een andere invulling te geven en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit (kunnen) doorkruisen.
De rechtbank ziet gezien de positieve ontwikkeling van verdachte bovendien geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen.
De rechtbank zal een taakstraf opleggen van langere duur dan de door de officier van justitie gevorderde taakstraf, omdat de rechtbank de gevorderde (deels voorwaardelijke) jeugddetentie niet op zal leggen. De op te leggen taakstraf brengt naar het oordeel van de rechtbank de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking.
De rechtbank overweegt tenslotte dat het naar haar oordeel wenselijk en passend is om aan verdachte dezelfde straf op te leggen als de straf die aan de overige twee meerderjarige medeverdachten wordt opgelegd. Verdachte dient als medepleger van de bewezenverklaarde afpersing gelijkelijk als zijn meerderjarige medeverdachten te worden bestraft. Het betrof een gezamenlijk plan en aan de uitvoering daarvan hebben de verdachten ongeacht de rolverdeling gelijkelijk bijgedragen en daarna gezamenlijk de buit verdeeld.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert elke dag, die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.