ECLI:NL:RBOBR:2021:5565

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
01-845119-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van politieambtenaren en vernieling van politievoertuigen tijdens achtervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een wilde achtervolging op de snelweg A67 op 13 juni 2019. De verdachte heeft tijdens deze achtervolging meerdere politievoertuigen geramd, wat leidde tot ernstige bedreigingen van de betrokken politieambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan bedreiging van vier politieambtenaren en vernieling van drie politievoertuigen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte gevaarlijk rijgedrag vertoonde, niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk de dood of zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten op het oog had. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vier jaar. Daarnaast moet hij schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, waaronder een bedrag van € 25.267,88 aan de politie voor de vernielde voertuigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845119-19
Datum uitspraak: 20 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] (alias [alias] ),

geboren te [geboortejaar] 1974,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
adres in buitenland: [adres] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.

Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft – met inachtneming van artikel 280, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering – het onderzoek ter terechtzitting opnieuw aangevangen en het ter terechtzitting van 8 november 2019 verleende verstek vervallen verklaard.
Voorts heeft de rechtbank bepaald dat verrichte onderzoekshandelingen niet opnieuw zullen plaatsvinden. Dat ziet met name op het NFI-rapport “Onderzoek naar aanleiding van een verkeersincident op de A67 links te Eersel op 13 juni 2019” door ing. [persoon] d.d. 17 juli 2020 en het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 10 augustus 2020.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 oktober 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 06 oktober 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Eersel en/of Lierop, althans in het
arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk verbalisanten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
(eenheid 31.01), (toen en aldaar werkzaam als politieambtena(a)r(en)
van politie Eenheid Oost-Brabant gedurende of ter zake de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening), van het leven te beroven, althans
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een door hem, verdachte,
bestuurde personenauto (Peugeot type 407) met hoge, althans aanmerkelijke
snelheid (van ongeveer 80 km/u) een (naast en/of voor hem rijdende)
(politie)auto, waarin zich voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) bevonden,
heeft geramd en/of tegen die (politie)auto heeft/is gebotst/gereden en/of
heeft getracht die (politie)auto van de weg -in de vangrail- te drukken en/of
die (politie)auto heeft afgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, althans in het
arrondissement Oost Brabant, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (toen
en aldaar werkzaam als politieambtena(a)r(en) van politie eenheid Oost Brabant
gedurende en/of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend
met hoge, althans met aanzienlijke snelheid, met een door hem bestuurde
(personen)auto (Peugeot,type 407) een (naast of voor hem rijdende)
(politie)auto waarin zich voornoemde politieambtena(a)r(en) bevond(en), geramd
en/of is tegen die (politie)auto gebotst/gereden en/of heeft getracht die
(politie)auto van de weg (in de vangrail) te drukken en/of heeft die
(politie)auto afgesneden;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Eersel en/of Lierop, althans in het
arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk verbalisanten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4]
(eenheid 23.01), (toen en aldaar werkzaam als politieambtena(a)r(en) van
politie Eenheid Oost-Brabant gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening
van zijn/hun bediening), van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (Peugeot type 407) met
hoge, althans aanmerkelijke snelheid (van ongeveer 80 km/u) een (naast en/of
voor hem rijdende) (politie)auto, waarin zich voornoemde
opsporingsambtena(a)r(en) bevonden, heeft geramd en/of tegen die (politie)auto
heeft/is gebotst/gereden en/of heeft getracht die (politie)auto van de weg -in
de vangrail- te drukken en/of die (politie)auto heeft afgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (toen
en aldaar werkzaam als politieambtena(a)r(en) van politie eenheid Oost
Brabant gedurende of ter zake de rechtmatie uitoefening van zijn/hun
bediening) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend
met een door hem bestuurde (personen)auto (Peugeot, type 407) met hoge,
althans met aanzienlijke snelheid, een (naast en/of voor hem rijdende)
(politie)auto waarin zich voornoemde politieambtena(a)r(en) bevonden, geramd
en/of is tegen die (politie)auto gebotst/gereden en/of heeft getracht die
(politie)auto van de weg in de vangrail te drukken en/of heeft die
(politie)auto afgesneden;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, althans in het
arrondissement Oost-Brabant opzettelijk en wederrechtelijk
- een (politie)voertuig (mercedes benz B220, gekentekend [kenteken 1] ) en/of
- een (politie)voertuig (mercedes benz B220, gekentekend [kenteken 2] en/of
- een (politie)voertuig (volkswagen transporter, gekentekend [kenteken 3] ),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
Politie eenheid Oost-Brabant toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen te verklaren, in die zin dat telkens sprake is van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd het ten laste gelegde onder 3 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, in die zin dat sprake is van vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking, meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging doodslag danwel zware mishandeling evenals van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, nu verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte wilde vluchten voor de politie en dat van een juridische bedreiging geen sprake is.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde vernieling van de politieauto’s heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit tot een bewezenverklaring kan leiden.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op grond van het dossier, waaronder de processen-verbaal van bevindingen van de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten, kan het volgende worden vastgesteld.
Verdachte was de bestuurder van een personenauto, merk Peugeot, type 407, kleur rood. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] was de bestuurder van een politievoertuig, merk Mercedes-Benz, type B220, kenteken [kenteken 2] Verbalisant [verbalisant 1] was de bijrijder. Dit betrof de eenheid 3101. [3]
Verbalisant [verbalisant 3] was de bestuurder van een politievoertuig, merk Mercedes-Benz, type B220, kenteken [kenteken 1] . Verbalisant [verbalisant 4] was de bijrijder. Dit betrof de eenheid 2301. [4]
Op donderdag 13 juni 2019 omstreeks 14.30 uur vond een achtervolging plaats op de snelweg A67 tussen Lierop en Eersel waarbij verdachte en meerdere politievoertuigen, waaronder de hiervoor genoemde politievoertuigen (eenheden 3101 en 2301), waren betrokken. Er werden snelheden bereikt tot 200 kilometer per uur. Het was erg druk op de weg en er was sprake van veel vrachtverkeer. [5]
De A67 is een snelweg met twee rijstroken. Aan de linkerzijde van rijstrook 1 is een vangrail (middengeleider) gelegen. Aan de rechterzijde van rijstrook 2 is een vluchtstrook gelegen, vervolgens een berm en daarnaast een afrastering. De snelweg heeft op voormeld traject meerdere op- en afritten. De toegestane maximumsnelheid is 120 kilometer per uur. [6]
Op enig moment reed de eenheid 3101, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , achter de rode Peugeot en de eenheid 2301, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , voor de Peugeot.
[verbalisant 3] heeft onder meer het volgende gerelateerd.
Ik zag in mijn binnenspiegel dat er een rood voertuig met hoge snelheid over de vluchtstrook ons van achteren naderde. Ik zag dat het voertuig met een wilde beweging naar links stuurde van de vluchtstrook af en direct naar rijstrook één ging. Hierop stuurde ik ons dienstvoertuig naar rijstrook één waardoor het voertuig van de verdachte achter ons kwam rijden. Hierop werd het “stop politie” transparant van ons dienstvoertuig geactiveerd. Ik zag dat het voertuig zijn snelheid verminderde en zich terug liet zakken om vervolgens zijn snelheid weer te verhogen. Ik zag dat het voertuig van de verdachte naar rijstrook twee ging waarop ik in een poging het voertuig tot stilstand te brengen ook naar rijstrook twee reed. Hierop trachtte de verdachte ons links in te halen. In reactie op de stuurbewegingen van de verdachte stuurde ik mijn dienstvoertuig weer terug naar rijstrook één. Ik zag dat de verdachte zijn snelheid bleef verhogen en met zijn voertuig tegen de linker achterzijde van ons dienstvoertuig botste. Ik voelde dat de dienstauto naar rechts werd geduwd en zag dat het voertuig van de verdachte zich verder naar de voorzijde van mijn dienstvoertuig verplaatste. Ik voelde mij angstig omdat mijn voertuig, door de druk welke door het voertuig van de verdachte werd uitgeoefend op mijn voertuig, niet of nauwelijks reageerde op mijn stuurbewegingen. Ik keek niet op de kilometerteller maar was me er van bewust dat ik bewust werd aangereden door de andere personenauto en dat onze snelheid nog dermate hoog was dat ik per direct de controle over mijn voertuig terug moest krijgen om niet te verongelukken. [7]
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben hierover onder meer het volgende gerelateerd.
Wij zagen dat de rode Peugeot vanuit rijstrook één over rijstrook twee een voertuig inhaalde welke voor hem reed op rijstrook één. Wij zagen dat de rode Peugeot alhier achter een van de opvallende dienstvoertuigen terecht kwam. Wij zagen dat de rode Peugeot vervolgens trachtte dit dienstvoertuig links in te halen. Wij zagen dat het opvallende dienstvoertuig mee naar links verplaatste en rechts naast de rode Peugeot reed. Wij zagen dat de rode Peugeot mee naar links uitweek maar vervolgens uit het niets sterk naar rechts stuurde. Wij zagen dat de rode Peugeot hierbij hard in aanraking kwam met het opvallende dienstvoertuig rechts naast hem. Wij reden op dat moment links achter de rode Peugeot op ongeveer drie meter afstand. Wij zagen aan de abrupte stuurbeweging dat dit een bewuste ramactie was richting het politievoertuig. Wij zagen dat wij op dat moment ongeveer 80 kilometer per uur reden. [8]
[verbalisant 3] heeft verder het volgende gerelateerd.
In reactie trok ik met volle kracht mijn stuur naar links, ik zag dat mijn voertuig en dat van de verdachte richting middengeleider reden. Enkele seconden later voelde ik dat het voertuig van de verdachte de middengeleider raakte, ik bleef naar links sturen en begon te remmen. Ik zag en voelde dat ons voertuig snelheid minderde en zag dat het voertuig van de verdachte ook vaart minderde. Ik voelde dat de verdachte zijn voertuig enkele malen met kracht met zijn rechterzijde tegen de linkerzijde van ons voertuig liet botsen. Hierdoor verloor ik bijna de macht overstuur, en wederom had ik het idee dat ik met mijn voertuig zou gaan verongelukken, ik had op dat moment het idee dat een zware aanrijding onvermijdelijk was en dat ik zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen of mogelijk zelfs zou kunnen komen te overlijden. [9]
[verbalisant 4] heeft hierover onder meer het volgende verklaard.
Ik zag dat de rode Peugeot bewust abrupt naar rechts stuurde en ik voelde dat hij onze dienstauto hard raakte. Op dat moment had ik het gevoel dat hij ons bewust letsel aan wilde brengen. Ik was dan ook bang dat door de harde klappen mijn collega de macht over het stuur zou verliezen. Ik had het gevoel dat wij zouden crashen en letsel op zouden gaan lopen. [10]
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verder onder meer het volgende gerelateerd.
Op dat moment lukte het ons om rechts langs het politievoertuig, en de rode Peugeot links hiervan, in te halen. Wij zagen dat ook de rode Peugeot diens snelheid weer verhoogde. Wij zagen dat de rode Peugeot ons links trachtte in te halen. Ik, [verbalisant 2] , probeerde mijn snelheid gelijk te houden met dat van de Peugeot en stuurde tegelijkertijd heel langzaam naar links om de Peugeot tot stoppen te dwingen. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de Peugeot links naast ons uit het niets sterk naar rechts stuurde.
Wij zagen en voelden dat de Peugeot ons vervolgens tegen de linkerzijde van ons voertuig ramde. Wij zagen dat wij op dat moment ook ongeveer 80 kilometer per uur reden. Ik, [verbalisant 2] , stuurde tijdens de aanrijding naar rechts en gaf gas bij om te voorkomen dat ik de macht over het stuur zou verliezen.
Ik, [verbalisant 2] , schrok erg van het feit dat de bestuurder van de Peugeot ons zo hard en zo bewust ramde met de snelheid die wij op dat moment voerden. Ik was bang dat wij hierdoor mogelijk in een spin zouden raken en mogelijk zouden verongelukken.
Ook ik, [verbalisant 1] , schrok van dit gegeven en was bang dat er een ernstige aanrijding zou ontstaan door het bewust aanrijden van ons dienstvoertuig waardoor ik mogelijk ernstig gewond zou kunnen raken of zelfs zou kunnen komen te overlijden. [11]
Feit 1 primair en feit 2 primair poging doodslag danwel zware mishandeling - vrijspraak
De rechtbank zal allereerst het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 primair bespreken. Verdachte wordt verweten dat hij heeft geprobeerd de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met dat opzet zich op de in de tenlastelegging vermelde wijze te gedragen in het verkeer.
Van vol of boos opzet is sprake indien verdachte willens en wetens heeft gehandeld, dat wil zeggen dat verdachte heeft gehandeld met de bedoeling de verbalisanten te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de politie wilde ontkomen, omdat hij bang was dat zijn auto inbeslaggenomen zou worden. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte om dit doel te bereiken gedragingen kan hebben verricht waardoor hij in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Vereist is dat verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans en ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voor de beantwoording van de vraag of in dit geval door de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans bestond dat verbalisanten het leven zouden laten danwel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang:
  • de voertuigen (zowel van verdachte als de verbalisanten) bevonden zich op het moment van de aanrijdingen op rijstrook één. Daarbij bevond het voertuig van de verdachte zich telkens aan de linkerzijde van de politievoertuigen, dat wil zeggen aan de kant van de vangrail/middengeleider. De politievoertuigen hadden aldus enige ruimte om uit te wijken;
  • de voertuigen reden op het moment van de aanrijdingen ongeveer 80 kilometer per uur. Een beduidend lagere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur;
  • de voertuigen van verdachte en de verbalisanten reden telkens op het moment dat de verdachte in de richting van de verbalisanten stuurde in dezelfde rijrichting, hetgeen een minder gevaarzettend karakter heeft dan een frontale of laterale botsing;
  • er is geen extreem snelle richtingsverandering opgetreden bij de politievoertuigen. Dit volgt uit het NFI-rapport “Onderzoek naar aanleiding van een verkeersincident op de A67 links te Eersel op 13 juni 2019” door ing. [persoon] d.d. 17 juli 2020. Ook door de verbalisanten is niet gerelateerd dat de politievoertuigen door toedoen van verdachte op de andere rijstrook of de vluchtstrook zijn geraakt;
  • de betrokken verbalisanten zijn opgeleide en geoefende bestuurders en weten hoe te handelen in dergelijke situaties om ongelukken te voorkomen, terwijl van bijzondere/specifieke gevaarzettende omstandigheden ter plaatse vanwege de inrichting van de weg niet is gebleken.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het rijgedrag van verdachte minst genomen zeer gevaarlijk was en de rechtbank ook zeker begrip heeft voor de verbalisanten dat zij zich onveilig en angstig hebben gevoeld, kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op vorenstaande niet onomstotelijk worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door de gedragingen van verdachte het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. De rechtbank komt dan verder niet toe aan de vraag of verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans en of deze bewust heeft aanvaard. Daarmee kan niet aangenomen worden dat verdachte het voorwaardelijk opzet had tot doodslag of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair en 2 subsidiair bedreiging – bewezenverklaring
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is ten laste gelegd.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat i) de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en ii) dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Ten aanzien van i) de redelijke vrees
Verdachte wilde op de snelweg ontkomen aan de politie en is gedurende de achtervolging, waarbij meerdere politieauto’s betrokken waren en aanzienlijke snelheden werden behaald van onder meer 80 kilometer per uur, met een door hem bestuurde personenauto tegen naast hem rijdende politieauto’s gereden. Verbalisant [verbalisant 1] (bijrijder van eenheid 3101) heeft gerelateerd dat hij bang was dat er een ernstige aanrijding zou ontstaan door het bewust aanrijden van het dienstvoertuig waardoor hij mogelijk ernstig gewond zou kunnen raken of zelfs zou kunnen komen te overlijden. Verbalisant [verbalisant 2] (bestuurder van eenheid 3101) heeft gerelateerd dat hij bang was dat zij hierdoor mogelijk in een spin zouden raken en mogelijk zouden verongelukken. [12] Verbalisant [verbalisant 3] (bestuurder van eenheid 2301) heeft verklaard dat hij het idee had dat hij met zijn voertuig zou gaan verongelukken, dat een zware aanrijding onvermijdelijk was en dat hij zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen of mogelijk zelfs zou kunnen komen te overlijden. [13] Verbalisant [verbalisant 4] (bijrijder eenheid 2301) heeft verklaard dat hij het gevoel had dat zij zouden crashen en letsel op zouden gaan lopen. [14]
De rechtbank is gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat de gedragingen van verdachte zoals bewezen verklaard onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat zij in het algemeen geschikt zijn om bij de inzittenden van de weggedrukte auto’s de vrees teweeg te brengen dat de verdachte aldus een verkeersongeluk zou veroorzaken die de dood althans zwaar lichamelijk letsel van hen ten gevolge zou kunnen hebben. Derhalve heeft bij verbalisanten in redelijkheid de vrees kunnen ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Het enkele feit dat niet vast kan worden gesteld dat de aanmerkelijke kans bestond dat de verbalisanten door de gedragingen van verdachte het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen, staat er niet aan in de weg dat bij de verbalisanten in de gegeven omstandigheden wel de redelijke vrees daarvoor kon ontstaan.
Ten aanzien van ii) het opzet
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat het meerdere malen rijden tegen politievoertuigen moet worden geduid als een doelbewuste actie van verdachte om aan de politie te ontkomen en niet om de verbalisanten vrees aan te jagen en dat van vol opzet op het doen ontstaan van vrees geen sprake was. De rechtbank acht echter wel voorwaardelijk opzet aanwezig en overweegt daartoe als volgt.
Uit de feiten en omstandigheden volgt dat verdachte gedurende 15 minuten [15] in een wilde achtervolging op de snelweg aan de politie heeft willen ontkomen, onder meer door slingerend door het verkeer te gaan en meerdere malen tegen politievoertuigen te rijden, waarna hij uiteindelijk door meerdere politieauto’s werd ingesloten. Bij gebrek aan contra-indicaties moet verdachte hebben beseft en aanvaard dat bij de inzittenden van die politievoertuigen door zijn bewuste stuurbewegingen de redelijke vrees zou ontstaan dat zij het leven zouden laten of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de politieagenten ten gevolge daarvan zich bedreigd zouden voelen met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht aldus het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 vernieling – bewezenverklaring
Verbalisant [verbalisant 3] heeft aangifte gedaan namens de Politie Oost-Brabant en heeft onder meer het volgende gerelateerd. [16]
Er is door het opzettelijk rammen grote schade ontstaan aan het door mij bestuurde dienstvoertuig van politie. Het voertuig betreft een Mercedes Benz B220 voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft aangifte gedaan namens de Politie Oost-Brabant en heeft onder meer het volgende gerelateerd. [17]
Ons dienstvoertuig betreft een Mercedes Benz B220 voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Doordat de rode Peugeot ons dienstvoertuig ramde werd ons dienstvoertuig ernstig beschadigd.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft aangifte gedaan namens de Politie Oost-Brabant en onder meer het volgende gerelateerd. [18]
Op 13 juni 2019 omstreeks 14.34 uur was ik als politieambtenaar de bestuurder van een politievoertuig voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Dit voertuig raakte op de A67 beschadigd bij een achtervolging.
[verbalisant 5] verwijst naar het proces-verbaal opgemaakt onder BVH2019121312-14. Dit proces-verbaal is een relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] . Zij hebben onder meer het volgende gerelateerd. [19]
Wij hebben met ons dienstvoertuig de rode Peugeot aan de linkerzijde klem gezet, een ander dienstvoertuig aan de rechterzijde. Wij zagen en voelden dat hierdoor een aanrijding met ons dienstvoertuig ontstond.
De rechtbank acht, gelet op de bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde voor wat betreft de politievoertuigen Mercedes Benz B220, gekentekend [kenteken 1] , en Mercedes Benz B220, gekentekend [kenteken 2] , alsmede gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven ten aanzien van alle in de tenlastelegging vermelde voertuigen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 3 heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1 (subsidiair)

op 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren van politie eenheid Oost Brabant), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met aanzienlijke snelheid met een door hem bestuurde personenauto (Peugeot, type 407) een naast hem rijdende politieauto, waarin zich voornoemde politieambtenaren bevonden, geramd of is tegen die politieauto gereden;

2 (subsidiair)

op 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (toen en aldaar werkzaam als politieambtenaren van politie eenheid Oost Brabant), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde personenauto (Peugeot, type 407) met aanzienlijke snelheid, een naast hem rijdende politieauto, waarin zich voornoemde politieambtenaren bevonden, geramd of is tegen die politieauto gereden;

3.
op 13 juni 2019 te Eersel en/of te Lierop, opzettelijk en wederrechtelijk
- een politievoertuig (Mercedes Benz B220, gekentekend [kenteken 1] ) en
- een politievoertuig (Mercedes Benz B220, gekentekend [kenteken 2] en
- een politievoertuig (Volkswagen Transporter, gekentekend [kenteken 3]

die geheel aan een ander, te weten aan Politie eenheid Oost-Brabant toebehoorden, heeft beschadigd.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaar.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte het leven van meerdere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij het verdachte kwalijk neemt dat hij de feiten heeft gepleegd jegens politieambtenaren die simpelweg hun werk deden. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de impact die de feiten op hen hebben gehad. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij de politieambtenaren heeft gesproken tijdens de onderbreking van de zitting en dat zij zich de feiten nog steeds herinneren. De officier van justitie heeft in het nadeel van verdachte verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens zijn Europese strafblad meerdere keren voor verkeersovertredingen is veroordeeld, waaruit volgt dat verdachte totale minachting heeft voor verkeersregels en andere weggebruikers.
De officier van justitie heeft voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM verzocht daaraan geen consequentie te verbinden in de zin van strafvermindering, maar te volstaan met de enkele constatering van die overschrijding.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [slachtoffer] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bepleit en verzocht aan verdachte, ten aanzien van feit 3, een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van dergelijke feiten normaal gesproken een taakstraf of een geldboete wordt opgelegd, terwijl verdachte al vier maanden in voorlopige hechtenis verblijft.
De raadsman heeft daarnaast verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM en dat in dit geval niet kan worden volstaan met de enkele constatering van die overschrijding.
De raadsman heeft verder verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij al lang van huis is, dat zijn moeder ernstig ziek is en dat hij de zorg heeft voor zijn (klein)kinderen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten waarop die vorderingen betrekking hebben. Ten aanzien van de vordering van de [slachtoffer] heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de eigen schuld component, gelet op de door de politie uitgevoerde PIT-manoeuvre waarbij verdachte tot stoppen is gedwongen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht het gevraagde BTW-bedrag niet toe te wijzen nu de politie een rechtspersoon is en dus de BTW kan aftrekken van de omzetbelasting.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging van vier politieambtenaren die waren belast met de taak te zorgen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Gedurende zijn poging om aan de politie te ontkomen heeft verdachte op geen enkele wijze rekening gehouden met de verkeersregels en ging hij slingerend door het drukke verkeer met snelheden van bijna 200 kilometer per uur, waardoor hij politieambtenaren en andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. Uit het handelen van verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om zich aan aanhouding te onttrekken heeft laten prevaleren boven de veiligheid van niet alleen de verbalisanten maar ook de veiligheid van andere weggebruikers, om wie verdachte zich in het geheel niet om heeft bekommerd. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De feiten kunnen bovendien leiden tot hevige gevoelens van angst en/of onveiligheid bij de bedreigde verbalisanten, hetgeen in dit geval ook daadwerkelijk het geval is geweest. Dat de feiten een grote impact hebben gehad op de politieambtenaren, blijkt onder meer uit de processen-verbaal van relaas, de aangiften en de toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij, alsmede gelet op de aanwezigheid van de politieagenten op de terechtzitting.
De rechtbank neemt het verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij politieambtenaren op deze manier ernstig heeft bedreigd; zij moeten als ordehandhavers hun werk kunnen uitvoeren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk gedrag en dienen daartegen juist beschermd te worden.
Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen een drietal politievoertuigen beschadigd waarbij forse materiële schade is ontstaan.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens zijn Europese strafblad, eerder voor verkeersovertredingen werd veroordeeld. De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat verdachte geen inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn gedragingen; hij ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed onvoldoende in.
Ten aanzien van de redelijke termijn stelt de rechtbank vast dat sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Als beginpunt van de in artikel 6 van het EVRM bedoelde termijn geldt het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt in dit geval als begindatum vast de datum van inverzekeringstelling van verdachte, te weten 13 juni 2019. Tussen deze datum en de datum van het eindvonnis, 20 oktober 2021, ligt een periode van ruim 2 jaar en 4 maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 4 maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de overschrijding van de redelijke termijn niet dient te worden meegewogen in de strafoplegging en kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan. Relatief kort na de inverzekeringstelling en invrijheidstelling van verdachte heeft een inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, te weten in november 2019. Er is een tussenvonnis gewezen en naar aanleiding daarvan is een NFI-rapport opgemaakt. De voortgang is vervolgens bemoeilijkt doordat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, niet verbleef op het door hem opgegeven adres in Brussel, in Groot-Brittannië gedetineerd zat en tot slot in Roemenië een andere achternaam had aangenomen, te weten die van zijn echtgenote. Verdachte is uiteindelijk opgespoord in Roemenië.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaar wordt opgelegd. Door deze bijkomende straf wordt het gevaarzettend karakter van het gepleegde delict in de bestraffing tot uitdrukking gebracht.
De rechtbank zal, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en de politie eenheid Oost-Brabant .
De rechtbank acht de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in haar geheel toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorderingen voldoende onderbouwd en de raadsman heeft ten aanzien van de omvang van die vorderingen geen verweer gevoerd.
Ook de vordering van de benadeelde partij Politie eenheid Oost-Brabant acht de rechtbank in haar geheel toewijswaar als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd. Van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW van de benadeelde partij, zoals de raadsman heeft aangevoerd, is gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Ten aanzien van het gevorderde BTW-bedrag overweegt de rechtbank dat overheidsorganen, waaronder de politie, in beginsel niet BTW-plichtig zijn. Zij kunnen derhalve geen BTW terugvragen van de belastingdienst. De rechtbank zal de vordering derhalve inclusief BTW toewijzen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal ten aanzien van de vorderingen telkens bepalen dat het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag telkens tevens de schadevergoedings-maatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is weergegeven.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
Aangezien verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de op de beslaglijst vermelde goederen, behoeft de rechtbank daarop niet te beslissen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 57, 63, 285, 350
Wegenverkeerswet 1994 art. 179a.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder 1 primair en 2 primair en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
T.a.v. feit 2 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair:
Ontzeggingvan de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van
4 jaar.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 400,00.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 1]van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] , van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) voor immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 400,00.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 2]van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019
tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] , van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) voor immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 906,00.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 3]van een bedrag van € 906,00 (zegge: negenhonderdzes euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] , van een bedrag van € 906,00 (zegge: negenhonderdzes euro) voor immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 906,00.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 4]van een bedrag van € 906,00 (zegge: negenhonderdzes euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] , van een bedrag van € 906,00 (zegge: negenhonderdzes euro) voor immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 3:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 25.267,88.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Politie eenheid Oost-Brabantvan een bedrag van € 25.267,88 (zegge: vijfentwintigduizendtweehonderdzevenenzestig euro en achtentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 161 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij Politie eenheid Oost-Brabant , van een bedrag van
€ 25.267,88 (zegge: vijfentwintigduizendtweehonderdzevenenzestig euro en achtentachtig eurocent) voor immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 20 oktober 2021.
mr. N.E.M. Keereweer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, onderzoeknummer 2019121312, aantal doorgenummerde bladzijden: 170.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 53, proces-verbaal aanhouding van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , dossierpagina 25 en verklaring verdachte ter terechtzitting
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 53
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 57
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 53-55
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 53-55 en waarneming rechtbank foto, dossierpagina 61
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 57-58
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 55
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 58
10.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 4] , dossierpagina 67
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 55-56
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 56
13.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 58
14.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 4] , dossierpagina 67
15.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] , dossierpagina 7
16.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 76
17.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 1] , dossierpagina 73-74
18.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 5] , dossierpagina 78
19.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , dossierpagina 59