ECLI:NL:RBOBR:2021:5516

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
WR 21/021
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot privacy en cameratoezicht

Op 8 juli 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van mr. M.J.H.M. Verhoeven afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij bestuursrechtelijke zaken tegen het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas, stelde dat zijn privacy was geschonden door de aanwezigheid van camera's in de zittingszaal. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 was verzoeker niet verschenen, en de rechter had ook aangegeven niet te zullen verschijnen. Verzoeker voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de camera's en dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij op de hoogte was van de camera's en dat verzoeker geen toestemming had gegeven voor opnames. De camera's waren uitgeschakeld voordat de zitting begon. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen objectieve feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. Het enkele feit dat er camera's aanwezig waren, was onvoldoende om te concluderen dat de rechter vooringenomen was.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van een ongeoorloofde schending van de privacy van verzoeker en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/021
Beslissing van 8 juli 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.H.M. Verhoeven,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 21 mei 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de grond daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 11 juni 2021;
  • de brief van verzoeker met bijlagen van 26 juni 2021.
Bij de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 is niemand verschenen. Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet verschenen en de rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers
SHE 21/1013 en SHE 20/1109, tussen verzoeker en het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. In de zittingszaal staan camera’s opgesteld. De rechter was hiervan op de hoogte, maar verzoeker niet. De rechter werkt mee aan het filmen in de zittingszaal en de schending van de privacy van verzoeker. Daarnaast is hij door RTL in de gang geïntimideerd, aldus verzoeker. Verzoeker heeft op 26 juni 2021 een brief gestuurd naar de president van deze rechtbank. Uit de bijlagen blijkt dat hij - onder andere - het verzoek doet om het proces-verbaal van de zitting van 21 mei 2021 te wijzigen of een aanvullend proces-verbaal op te maken, omdat het proces-verbaal onjuist vermeldt wat er ter zitting is voorgevallen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter geeft aan dat hij er inderdaad van op de hoogte was dat er camera’s in de zittingszaal zouden staan en dat er gefilmd zou kunnen worden voor een TV-programma. Voor aanvang van de zitting gaf één van de makers aan dat zij verzoeker om toestemming had gevraagd voor het maken van opnames en dat verzoeker geen toestemming had gegeven. Vervolgens zijn de camera’s uitgezet. Voor zover de rechter bekend is er geen enkele relatie tussen de makers van het TV-programma en één van de partijen en kan er van een inbreuk gemaakt op de privacy van verzoeker geen sprake zijn. De rechterlijke onpartijdigheid heeft geen schade kunnen lijden.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het wrakingsverzoek schriftelijk en gemotiveerd wordt gedaan, en dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
3.3.
Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit objectief de (vrees voor) de partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Het verzoek tot wraking bevat immers geen duidelijk omschreven bezwaren tegen de wijze waarop de rechter de zaak van verzoeker heeft behandeld. Ook verder bevat het proces-verbaal van de zitting geen aanknopingspunten voor de objectiveerbare (vrees voor) partijdigheid van de behandelende rechter. Het enkele gegeven dat de rechter heeft toegelaten dat er camera’s opgesteld stonden in de zittingszaal ten behoeve van opnames voor een TV-programma, betekent nog niet dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bovendien heeft de rechter aangegeven dat de camera’s uit stonden. Van een ongeoorloofde schending van verzoekers privacy was dan ook geen sprake. Verzoeker meent daarnaast dat hij door RTL niet op een juiste wijze is bejegend, maar dit kan niet aan de rechter worden toegerekend.
3.4.
Verzoeker heeft in zijn brief aan de president een opmerking gemaakt over het proces-verbaal. Volgens verzoeker is er onjuist in vermeld hetgeen op de zitting is voorgevallen. Door verzoeker wordt echter niet gesteld of onderbouwd wat er niet juist aan is. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de rechter vooringenomen en partijdig is. Ook deze grond kan dus niet tot de conclusie leiden dat bij verzoeker ontstane vrees voor vooringenomenheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.5
De conclusie is dat het verzoek tot wraking van de rechter moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.T.C. Wijsman, voorzitter, mr. M.E. Bartels en
mr. J.H.L.M. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.