ECLI:NL:RBOBR:2021:5515

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
WR 21/022
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 17 juni 2021 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die bestuurder is van een besloten vennootschap. De verzoeker had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.F.M.T. Franke, de behandelend rechter in een civiele procedure waarin zijn vennootschap gedaagde was. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 3 juni 2021, de dag van de geplande zitting. De rechtbank oordeelde dat de opmerkingen van de verzoeker in zijn wrakingsverzoek niet konden worden gerelateerd aan de rechter en dat er geen feiten of omstandigheden waren aangevoerd die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, en deze beslissing werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mr. J.W. Brunt als voorzitter en de leden mr. V.R. de Meyere en mr. J.H.L.M. Snijders, met mr. J.R. Leegsma als griffier. Tegen deze beslissing staat voorziening open volgens artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/022
Beslissing van 17 juni 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek ex artikel 36
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[verzoeker], wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.F.M.T. Franke
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Verzoeker is bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] B.V. (hierna: [naam] ). [naam] is gedaagde in de kantonzaak met zaaknummer 9079980 CV EXPL 21-1258. Eiseres in de zaak is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] B.V.
Bij vonnis van 29 april 2021 is bepaald dat de zaak zal worden behandeld op de (online-) zitting van 3 juni 2021 om 15:45 uur en dat de rechter de behandelend rechter is.
Verzoeker heeft bij e-mail van 3 juni 2021 om 09:28 uur een wrakingsverzoek ingediend. In verband hiermee is de zitting van 3 juni 2021 niet doorgegaan.

2.De beoordeling

2.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.2
Verzoeker heeft in zijn e-mail van 3 juni 2021 om 09:28 uur het volgende aangegeven:
“Nu gaan we niet meer verder met de poppenkast. Lang genoeg voor de gek gehouden, en hebben geprobeerd mij te laten vermoorden”.Als bijlage bij zijn e-mail heeft verzoeker onder meer meegezonden een door hem met de hand geschreven brief van 3 juni 2021, gericht aan de wrakingskamer. In die brief staat het volgende: “
Met deze onzin worden we bezig gehouden voor de lol van de ambtenaar onder het noodbevel. Zie bijlage. In augustus 2020 was er een poging tot moord in opdracht, ookgemeenteburgemeesters wisten er van. Dit ligt bij de president vd rechtbank Arnhem.”
2.3
Naar het oordeel van de rechtbank is wat verzoeker heeft opgemerkt in zijn e-mail en brief van 3 juni 2021 op geen enkele wijze te relateren aan de rechter. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die een aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het aannemen van partijdigheid van de rechter. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 22 juni 2021 door mr. J.W. Brunt, voorzitter,
mr. V.R. de Meyere en mr. J.H.L.M. Snijders, leden, in aanwezigheid van mr.
J.R. Leegsma, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)