In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 29 juli 2021 een verzoek tot wraking van mr. M.H. Dworakowski-Kelders afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij eerdere procedures, stelde dat de rechter in die zaken de schijn van vooringenomenheid had gewekt. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2021 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, terwijl de gewraakte rechter niet aanwezig was. Verzoeker baseerde zijn wrakingsverzoek op onwelgevallige beslissingen van de rechter in eerdere procedures, waarbij hij stelde dat de rechter niet had begrepen waarom er zoveel WOB-verzoeken waren en dat de vonnissen een selectieve weergave waren van de feiten. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven niet te berusten in de wraking.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het uitgangspunt is dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen relevante feiten had aangedragen die de schijn van partijdigheid konden onderbouwen. De eerdere beslissingen van de rechter, die in het nadeel van verzoeker waren, waren op zichzelf onvoldoende om partijdigheid aan te nemen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.