ECLI:NL:RBOBR:2021:5485

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
WR 21/027
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking na einduitspraak in strafzaak met gesloten stelsel van rechtsmiddelen

Op 6 augustus 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, die gedetineerd is in PI Dordrecht. Verzoeker had eerder een verzoekschrift ingediend tot opheffing of schorsing van zijn voorlopige hechtenis, welke door de rechtbank op 28 juli 2021 was afgewezen. Na deze afwijzing heeft verzoeker op 30 juli 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de rechters partijdig waren.

De rechtbank oordeelt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval is de rechtbank van mening dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de behandeling van de zaak al was geëindigd met de einduitspraak van 28 juli 2021. Het wrakingsverzoek kan niet meer tijdig worden ingediend, aangezien de rechterlijke beslissing al was genomen.

De rechtbank benadrukt dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, en dat de beoordeling van de juistheid van de beslissing voorbehouden is aan de rechter die belast is met de behandeling van een eventueel rechtsmiddel. De wrakingskamer verklaart verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/027
Beslissing van 6 augustus 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek ex artikel 512 van het
Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker], te [woonplaats]
nu gedetineerd in PI Dordrecht.
hierna te noemen: verzoeker.
(raadsman: mr. V.C. Langenburg)
strekkende tot de wraking van
mr. I.L.A. Boer, mr. C. Zandbergen en mr. M. Jansen
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Verzoeker is verdachte in de strafzaak met parketnummer 82-125387-21.
Op 21 juli 2021 heeft verzoeker bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot
opheffing subsidiair schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
Bij een door de rechters gegeven beslissing van 28 juli 2021 heeft de meervoudige strafraadkamer van de rechtbank het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis en het verzoek om schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen.
Bij brief van 30 juli 2021 heeft de raadsman van verzoeker namens verzoeker een wrakingsverzoek ingediend en gesteld dat de rechters partijdig zijn.
De griffier heeft de raadsman op 10 augustus 2021 telefonisch op de hoogte gesteld van de beslissing van de wrakingskamer.

2.De beoordeling

2.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.2
De rechtbank oordeelt dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en dat zij daarom niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
2.2.1
Op grond van artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Dat rechtsmiddel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.2
Verzoeker heeft de rechters bij brief van 30 juli 2021 gewraakt naar aanleiding van de afwijzende beslissing van de meervoudige strafraadkamer van de rechtbank van 28 juli 2021 over het verzoek tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis. Met die beslissing is de behandeling van de zaak door de rechters geëindigd, hetgeen betekent dat het wrakingsverzoek niet als tijdig kan worden aangemerkt
2.2.3
Verzoeker stelt dat gelet op de inhoudelijke motivering van de beslissing van de meervoudige strafraadkamer van de rechtbank sprake is van vooringenomenheid van de rechters. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer als volgt. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke beslissing geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 6 augustus 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. J.A Brunt.en mr. J.O.Y. Elagab, leden, in aanwezigheid van F.L.van Huijkelom griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 515 lid 5 Rv)