ECLI:NL:RBOBR:2021:5483

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
WR 21/026
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke ongegrondheid en misbruik van wrakingsinstrument

Op 20 juli 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, die gedaagde was in een kantonzaak. In deze zaak had [naam] B.V. ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur gevorderd. Verzoeker diende op 30 juni 2021 een wrakingsverzoek in, waarin hij veronderstellingen en suggesties deed over de onpartijdigheid van de rechter, die volgens hem onder invloed van een noodbevel van de burgemeester zou handelen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen concrete omstandigheden had aangevoerd die de objectieve vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. Het verzoek werd daarom als kennelijk ongegrond afgewezen. De wrakingskamer merkte op dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte om de procedure te vertragen, gezien zijn eerdere wrakingsverzoeken in andere procedures. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/026
Beslissing van 20 juli 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,

1.De procedure

Verzoeker is gedaagde in de kantonzaak met zaaknummer 9197932 CV EXPL 21-2163. In die zaak heeft [naam] B.V. ( [naam] ontbinding van de met verzoeker gesloten huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur gevorderd.
Bij rolbeschikking van 3 juni 2021 is bepaald dat verzoeker tot 1 juli 2021 09:00 uur kan reageren op de dagvaarding van [naam] .
Verzoeker heeft bij e-mail van 30 juni 2021 om 16:18 uur een wrakingsverzoek ingediend.

2.De beoordeling

2.1
Verzoeker heeft in een bijlage van zijn e-mail van 30 juni 2021 het volgende aangegeven:
“Er is een noodbevel over mij afgekondigd. In eerste instantie werd er geschreven dat er uiterlijk kort na 24 juni 2021 een bericht verstuurt zou worden over het verloop van deze bovengenoemde rechtszaak. Op 3 juni 2021 heb ik de president van de rechtbank Arnhem op de hoogte gesteld van de mislukte poging tot moord. Deze aanslag werd gepleegd door een medebewoner en de politie had er alles aan gedaan om deze poging tot moord in de doofpot te houden. Op 4 juni kwam ik een medewerker, de oud beheerster [naam] tegen en zij begon, zeer agressief, met “ ’t was geen moord, je wilt ons er aan hangen”. Vreemd, ik heb het tegen niemand gezegd en zij wist het. Enkele dagen later kwam ik de dader tegen, in het verleden keek hij mij nog vals aan maar nu alsof hij mij aan wilde vallen. Ik heb nog geen reactie mogen ontvangen van de president van de rechtbank. Duidelijk is dat de president van de rechtbank de burgemeester van West Maas en Waal op de hoogte heeft gebracht. En deze burgemeester brengt per direct verslag uit bij mijn broer om in zijn bevredigingsbehoefte te voorzien en een narcist heeft informatie nodig en eist deze op, dit staat al jaren vast. Duidelijk is en vast staat dat [naam] en de dader op de hoogte zijn gebracht van de inhoudt van het schrijven aan de president van de rechtbank. Ook duidelijk is dat de burgemeester weer op zijn strepen heeft gestaan op gronde van het noodbevel, er moest huisuitzetting komen en de zaak moest blijkbaar zo snel mogelijk op de rol. De datum werd duidelijk ingekort van kort na 24 juni, naar 3 juni, de dag dat ik de president het schrijven stuurde. Zoveel toeval bestaat niet, dit ligt er iets te dik bovenop. Ook duidelijk is dat de eisende partij in de bovengenoemde zaak handelt onder het noodbevel, de dagvaarding klopt niet. De deurwaarder ligt te rotzooien. Ook hier is de burgemeester aan het manipuleren.
Alles wijst er op dat deze rechter handelt onder het noodbevel van de burgemeester, daarmee is de rechter niet onpartijdig.”
2.2
De wrakingskamer kan een wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daarbij als volgt.
2.3
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
2.4
Het wrakingsverzoek is ingediend nadat bij rolbeschikking van 3 juni 2021 is bepaald dat verzoeker tot 1 juli 2021 09:00 uur kan reageren op de dagvaarding van [naam] .
In zijn brief van 30 juni 2021 heeft verzoeker veronderstellingen en suggesties vermeld naar aanleiding van vermeend optreden van anderen en waaraan hij de conclusie verbindt dat ‘alles er op wijst dat deze rechter handelt onder het noodbevel van de burgemeester’. Concrete omstandigheden die de persoon van de rechter, die de rolbeschikking van 3 juni 2021 heeft genomen, betreffen en die wijzen op vooringenomenheid van die rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Het wrakingsverzoek is kennelijk ongegrond. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
2.5
Gelet op het voorgaande bestaat voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
2.6.
Verzoeker heeft daags voor het einde van de hem geboden termijn voor het indienen van een reactie op de dagvaarding van [naam] het wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer oordeelt dat verzoeker daarbij het middel van wraking uitsluitend gebruikt om de procedure te vertragen en daarmee misbruik van het wrakingsinstrument maakt. Een bevestiging voor dat oordeel ziet de wrakingskamer in het feit dat verzoeker ook in een andere procedure twee keer kort voor de geplande zitting (de ene keer een dag vóór de zitting, de andere keer een paar uur vóór aanvang van de zitting) een wrakingsverzoek heeft ingediend en dat de wrakingskamer daarover op 30 maart 2021 (WR 21/008) heeft geoordeeld dat het verzoek ongegrond is omdat verzoeker niet heeft gemotiveerd waarom de met de beoordeling van de zaak belaste rechter onvoldoende onafhankelijk zou zijn.
De rechtbank bepaalt om die redenen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek ongegrond;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 20 juli 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. G.J. Roeterdink, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)