ECLI:NL:RBOBR:2021:5478

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
9299376
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens herhaaldelijk te laat komen en slapend op de werkvloer

In deze zaak verzoekt Fortron B.V. de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen. [verweerder] is sinds 2016 in dienst bij Fortron en heeft herhaaldelijk te laat op het werk verschenen, ondanks meerdere waarschuwingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] op 22 juni 2021 wederom te laat op het werk verscheen en zich niet had afgemeld, waarna hij op non-actief werd gesteld. Fortron heeft [verweerder] meerdere kansen gegeven om zijn gedrag te verbeteren, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelt dat het gedrag van [verweerder] ernstig verwijtbaar is, wat leidt tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder transitievergoeding. De kantonrechter wijst het verzoek van Fortron toe en veroordeelt [verweerder] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingslocatie Eindhoven
Zaak-/rolnummer: 9299376 / EJ VERZ 21-380
Uitspraakdatum: 15 september 2021
beschikking
in de zaak van:
FORTRON B.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “Fortron” en “ [verweerder] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2021.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Fortron is een onderneming die zich bezig houdt met het verrichten van (specialistische) schoonmaakwerkzaamheden op locaties van haar opdrachtgevers.
2.2.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1990, is sinds [datum] 2016 voor onbepaalde tijd in dienst van Fortron, laatstelijk in de functie van Medewerker SRD I (Specialistische Reiniging Dienst). [verweerder] is in deze functie werkzaam bij ASML, een opdrachtgever van Fortron. Het salaris van [verweerder] bedraagt € 2.185,76 bruto per vier weken exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten.
2.3.
[verweerder] is met Fortron een vast (werk)rooster overeengekomen in het kader van de bij ASML te verrichten werkzaamheden, te weten één week vroeg (06.30 - 15.30 uur) en één week laat (15.00 - 00.00 uur).
2.4.
Gedurende zijn dienstverband is [verweerder] herhaaldelijk te laat gekomen op zijn werk. Fortron heeft [verweerder] hierop aangesproken. Een eerste schriftelijke waarschuwing van Fortron aan [verweerder] van 4 augustus 2020 luidt onder meer als volgt:
“(…)
Hierbij bevestigen wij dat wij jou een officiële waarschuwing geven. De reden van de officiële waarschuwing is omdat je op 3 augustus 2020 te laat verschenen bent op je werk zonder geldige reden, wat maakt dat je gedeeltelijk ongeoorloofd afwezig was. (…)
Het te laat verschijnen op je werk, zorgt ervoor dat je niet alleen je collega’s maar ook de klant in de steek laat. Dit kan gevolgen hebben voor de samenwerking tussen Fortron en de klant.
Bovenstaande is reeds meerdere malen voorgevallen in de afgelopen weken en ook meermaals met jou besproken, zonder verbetering.
Via deze weg willen we je er nogmaals op attenderen dat dit gedrag onacceptabel is en wij verwachten dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren. Indien er geen verbetering plaatsvindt, kan dit gevolgen hebben voor jouw arbeidsovereenkomst.
(…)”
2.5.
Ook hierna is [verweerder] te laat op het werk verschenen, te weten op 8 en 13 oktober 2020. De tweede schriftelijke waarschuwing van Fortron aan [verweerder] van 13 oktober 2020 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…)
Hierbij bevestigen wij dat wij u een 2e officiële waarschuwing geven. (…) De reden van deze officiële waarschuwing is omdat u op 8 en 13 oktober 2020 wederom te laat verschenen bent op uw werk zonder geldige reden, wat maakt dat u gedeeltelijk ongeoorloofd afwezig was.
Het te laat verschijnen op uw werk, zorgt ervoor dat u niet alleen de collega’s maar ook de klant in de steek laat. Dit kan gevolgen hebben voor de samenwerking tussen Fortron en de klant.
(…)
Via deze weg willen we u er nogmaals op attenderen dat dit gedrag onacceptabel is en wij verwachten dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren. Indien er geen verbetering plaatsvindt, kan dit gevolgen hebben voor uw arbeidsovereenkomst.
(…)”
2.6.
Nadat [verweerder] op 21 december 2020 en 4 januari 2021 opnieuw te laat op het werk verscheen, heeft er in januari 2021 een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de locatiemanager van Fortron, de heer [A] (hierna: [A] ). Bij die gelegenheid heeft [A] [verweerder] namens Fortron onder meer kenbaar gemaakt dat zijn handelen/nalaten niet wordt geaccepteerd en dat hij zijn dienstverband met Fortron op het spel zet. Daarnaast heeft Fortron [verweerder] bij brief van 7 januari 2021 nogmaals gewaarschuwd. Deze brief luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Fortron heeft geconstateerd dat u wederom ongeoorloofd afwezig bent geweest 21-dec en 4-januari van dit jaar. U heeft zich hiermee niet gehouden aan de door Fortron voorgeschreven werktijden en hieraan gerelateerde afspraken.
(…)
Wij kunnen dit gedrag niet accepteren.
Door uw handelen brengt u tevens de professionaliteit en het aanzien van Fortron in gevaar. Een opdrachtgever die wordt geconfronteerd met een medewerker die zich niet aan de afgesproken werktijden houd, zal er snel toe geneigd zijn om dit aan Fortron te verwijten, en wellicht uiteindelijk zelfs het contract met Fortron op te willen zeggen. Duidelijk mag dus zijn, dat uw gedrag bijzonder schadelijk kan zijn en ook is, en nooit door een werkgever van een werknemer kan en hoeft te worden getolereerd.
(…) Wij gaan er vanuit dat u vanaf nu altijd de bij Fortron geldende regels opvolgt. Is dit niet het geval dan zullen er direct consequenties voor uw dienstverband aan verbonden zijn.
(…)”
2.7.
In een daaropvolgende (waarschuwings)brief van Fortron aan [verweerder] van 19 april 2021 is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Op maandag 19 april 2021 heeft u een gesprek met [A] locatiemanager van Fortron gehad, waarin u werd aangesproken op uw ongeoorloofde afwezigheid en uw onprofessionele gedrag in de afgelopen periode.
(…) Helaas hebben we afgelopen week weer moeten constateren dat u te laat bent verschenen op het werk. Hiervoor ontvangt u bij deze uw (…) laatste officiële waarschuwing wegens ongeoorloofde afwezigheid. Dit omdat u op 14 april 2021 weer zonder geldige reden fors te laat bent gekomen op uw werk. (…)
Daarnaast bent u op 6 en 7 april 2021 slapend op uw werkplek aangetroffen en hierop aangesproken door [B] voorwerkster van Fortron. Een opdrachtgever die wordt geconfronteerd met medewerkers van Fortron die zitten te slapen op het werk zullen dit Fortron aanrekenen. Fortron mag er vanuit gaan dat u zich als goed werknemer gedraagt en hoeft dit dan ook niet te accepteren.
Via deze weg wil ik u er op attenderen dat dit gedrag onacceptabel is en dat ik er vanuit ga dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren. Indien er geen verbetering plaatsvindt, is Fortron genoodzaakt om verdere stappen te ondernemen inzake uw arbeidsovereenkomst.
(…)”
2.8.
Op 22 juni 2021 heeft zijn leidinggevende telefonisch contact opgenomen met [verweerder] , omdat hij die dag niet (op tijd) op het werk verscheen en zich niet had afgemeld. Daarop gaf [verweerder] te kennen dat hij zich had verslapen.
2.9.
Bij brief van 23 juni 2021 heeft Fortron [verweerder] vervolgens op non-actief gesteld (met behoud van loon).

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Fortron verzoekt de kantonrechter bij beschikking de tussen Fortron en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b, lid 1, onderdeel a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e (verwijtbaar handelen of nalaten), g (verstoorde arbeidsverhouding), d (ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan door ziekte of gebreken), h (andere omstandigheden) of i (de combinatiegrond) en met toepassing van de artikelen 7:671b, lid 8, onderdeel b en 7:673, lid 7, onderdeel c van het BW.
3.2.
Wat Fortron aan haar verzoeken ten grondslag heeft gelegd en wat [verweerder] daartegen als verweer heeft aangevoerd, zal de kantonrechter – voor zover nodig bij de beoordeling – hierna vermelden.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. In het geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerder] een transitievergoeding dient te worden toegekend.
Opzegverbod
4.2.
De kantonrechter dient ingevolgde artikel 7:671b lid 2 BW allereerst te onderzoeken of sprake is van een opzegverbod als genoemd in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod. Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, bestaan daarvoor geen aanwijzingen.
Ontbinding
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Verwijtbaar handelen/nalaten
4.4.
Fortron voert primair aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Zij voert daartoe aan dat [verweerder] structureel heeft geweigerd om gehoor te geven aan de (redelijke) opdrachten en instructies van Fortron, te weten het respecteren van de overeengekomen werktijden. De (structurele) houding en opstelling van [verweerder] valt hem ernstig aan te rekenen en behoort geheel tot zijn risicosfeer en eigen verantwoordelijkheid. [verweerder] is door Fortron diverse malen aangesproken op zijn gedrag en hij heeft meerdere malen de kans gekregen om zijn gedrag aan te passen. [verweerder] neemt zijn arbeidsovereenkomst met Fortron echter niet voldoende serieus en trekt zich niets aan van de gevoerde gesprekken en de officiële waarschuwingen, terwijl hij ook is gewezen op de consequenties van zijn handelen. Daar komt bij dat [verweerder] geen deugdelijke verklaring of reden heeft gegeven voor het bij herhaling te laat op het werk verschijnen, anders dan dat hij aangeeft zich te hebben verslapen. Dit valt [verweerder] extra aan te rekenen, omdat hij door zijn afwezigheid zijn collega’s of zelfs werknemers van de klant van Fortron steeds opzadelt met zijn werk, hetgeen leidt tot interne discussie en onrust. Het creëert bovendien (mogelijke) problemen in de commerciële verhouding tussen Fortron en haar opdrachtgever (ASML). Zo raakt de planning voor de werkzaamheden bij deze opdrachtgever verstoord, met discussie met diezelfde opdrachtgever tot gevolg, aldus Fortron. Op de mondelinge behandeling is nader gebleken dat [verweerder] specialistische werkzaamheden verricht, onder schoonmaken valt in zijn functie onder meer het controleren van door ASML te versturen onderdelen, waarvoor hem (een) specifiek(e) toegang(spas) moet worden verstrekt om de werkzaamheden te kunnen verrichten.
4.5.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verweerder] erkend dat hij herhaaldelijk te laat (een uur tot een uur en een kwartier) is gekomen, zoals Fortron stelt, dat Fortron daarover diverse malen met hem in gesprek is gegaan en hem daarbij heeft gewezen op de consequenties van zijn handelen/nalaten, dat hij de door Fortron in het geding gebrachte waarschuwingsbrieven heeft ontvangen en dat hij twee keer slapend is aangetroffen op de werkvloer. [verweerder] heeft toegelicht dat hij kampte met privéproblemen en depressief was. Zijn vader had een alcohol- en drugsprobleem en ging geestelijk achteruit. Om die reden is hij in contact getreden met verschillende instanties om zijn vader te helpen. Alles stapelde zich op en daardoor versliep hij zich regelmatig. Los daarvan is hij geen ochtendmens en heeft hij vaak problemen met de ochtenddienst bij opdrachtgever ASML, aldus [verweerder] .
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door de Fortron naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669, lid 3, onderdeel e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.7.
Fortron verwijt [verweerder] dat hij ondanks alle gegeven waarschuwingen en met hem gevoerde gesprekken, zonder opgave van redenen, herhaaldelijk te laat op het werk is verschenen. Daarnaast verwijt Fortron [verweerder] dat hij tijdens werktijd tweemaal slapend op de werkvloer is aangetroffen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verweerder] de verweten gedragingen erkend. [verweerder] heeft ook erkend dat hij de door Fortron in het geding gebrachte schriftelijke waarschuwingen heeft ontvangen en dat zijn leidinggevende(n) in dat kader diverse malen het gesprek met hem is/zijn aangegaan. [verweerder] heeft weliswaar aangevoerd dat hij in die periode kampte met privéproblemen en depressief was, maar deze enkele stellingen zijn door Fortron betwist en door [verweerder] - hoewel hij daartoe ruimschoots de gelegenheid heeft gehad - niet onderbouwd. Bovendien is gesteld noch gebleken, laat staan onderbouwd, dat hij Fortron daarvan op enigerlei wijze op de hoogte heeft gesteld. Fortron heeft onbetwist gesteld dat namens de werkgever met [verweerder] het gesprek is aangegaan of er een reden was voor zijn gedrag en of hij bijvoorbeeld een coach nodig had. Uit de door Fortron overgelegde stukken blijkt dat zij [verweerder] in ieder geval vanaf 2020 meerdere malen de kans heeft geboden om zijn houding en gedrag te verbeteren, maar dit heeft niet tot verbetering geleid. Van een werkgever als Fortron kan niet worden gevergd dat zij eindeloos geduld toont met een werknemer die veelvuldig niet op tijd op zijn werk verschijnt of slaapt op het werk en daarbij collega’s belast of de veiligheid en planning bij een opdrachtgever in gevaar brengt. De kantonrechter is van oordeel dat Fortron heeft gedaan wat van haar als goed werkgever verwacht mocht worden. Dit is bovendien door [verweerder] niet betwist.
4.8.
Tegen de achtergrond van het voorgaande acht de kantonrechter het handelen van [verweerder] zodanig verwijtbaar dat van Fortron in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van [verweerder] binnen de organisatie van Fortron ligt op grond van artikel 7:669 lid 1, laatste zin BW, niet in de rede.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek van Fortron zal toewijzen op de daartoe aangevoerde primaire grondslag. De overige aangevoerde gronden (overweging 3.1) behoeven daarmee geen bespreking meer.
Transitievergoeding en datum ontbinding
4.10.
Vervolgens is de vraag of het handelen van [verweerder] ook als ernstig verwijtbaar handelen kan worden gekwalificeerd. Fortron stelt dat dit het geval is en verzoekt daarom om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van de wettelijke transitievergoeding en zonder rekening te houden met een opzegtermijn.
4.11.
Op grond van artikel 7:673, lid 7, onderdeel c BW, kan [verweerder] geen aanspraak maken op een transitievergoeding, indien het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . De kantonrechter is van oordeel dat het handelen/nalaten van [verweerder] , zoals hiervoor is omschreven, moet worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar in de zin van artikel 7:673, lid 7, onderdeel c BW. Daarbij is van belang dat niet in geschil is dat [verweerder] veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op zijn werk is verschenen, maar ook dat hij tweemaal tijdens werktijd slapend op de werkvloer is aangetroffen. Dat Fortron een zwaarwegende betekenis toekent aan de naleving van de geldende werktijden, mede gelet op het feit dat haar werknemers bij derden te werk zijn gesteld en de daarmee samenhangende commerciële belangen, en de veiligheid is door [verweerder] niet weersproken. Door [verweerder] is evenmin weersproken dat ASML (de opdrachtgever van Fortron waar [verweerder] te werk is gesteld) de noodklok heeft geluid over zijn regelmatige afwezigheid en de daardoor ontstane vertraging in de (planning van de) uit te voeren werkzaamheden of extra belasting van haar eigen organisatie. Gelet op het aantal door Fortron gegeven schriftelijke waarschuwingen en de met hem gevoerde gesprekken (zie onder 2), was het voor [verweerder] duidelijk dat hij zich geen misstappen meer kon veroorloven. [verweerder] heeft er geen blijk van gegeven de schriftelijke waarschuwingen en met hem gevoerde gesprekken serieus te nemen en zijn handelen aan te passen, hij is te laat op het werk blijven verschijnen, voor het laatst op 22 juni 2021 (overweging 2.8) en is pas verschenen op de mondelinge behandeling nadat hij daartoe gebeld was. Dat [verweerder] geen ochtendmens is en moeite heeft met ochtenddiensten, zoals hij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog heeft opgemerkt, komt logischerwijs voor zijn risico.
4.12.
Gelet op het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van [verweerder] , is Fortron op grond van het bepaalde in artikel 7:673, lid 7, onderdeel c BW, geen transitievergoeding aan hem verschuldigd. Om diezelfde reden zal de arbeidsovereenkomst, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:671b, lid 8, onderdeel a BW, met toepassing van onderdeel b van dat artikellid met ingang van vandaag (15 september 2021) worden ontbonden.
4.13.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft Fortron geen gelegenheid te krijgen haar ontbindingsverzoek in te trekken.
4.14.
[verweerder] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 10 september 2021;
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Fortron tot en met vandaag worden vastgesteld op € 624,00, te weten € 126,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.C. Mommers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.