In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [Naam minderjarige]. De rechtbank oordeelt dat er ook tijdens de gezinsopname sprake is van een uithuisplaatsing, waarvoor een machtiging van de rechtbank vereist is. Dit is het geval omdat de gezinsopname onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI), die de beslissingsbevoegdheid heeft over de verblijfplaats van de minderjarige. De ouders hebben niet de vrijheid om zelf te beslissen over de verblijfplaats van [Naam minderjarige] tijdens de gezinsopname, wat het karakter van een uithuisplaatsing bevestigt.
De rechtbank heeft eerder op 9 juni 2021 de ondertoezichtstelling van [Naam minderjarige] verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin tot 11 oktober 2021. De GI heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, gezien de risicofactoren die de gezinsopname kunnen beïnvloeden. De ouders steunen de gezinsopname, maar hun advocaat heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing slechts te verlengen tot aan de gezinsopname.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gezinsopname noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [Naam minderjarige]. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verlengd tot 1 april 2022 en een nieuwe machtiging verleend voor de gezinsopname bij Sterk Huis en Amarant, eveneens tot 1 april 2022. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling op 15 maart 2022, waarbij de GI is verzocht om de rechtbank te informeren over de resultaten van de gezinsopname.