ECLI:NL:RBOBR:2021:534

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
01/133903-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen in Vlijmen

Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die betrokken was bij een grote vechtpartij in Vlijmen op 23 februari 2020. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. De zaak kwam aan het licht na meldingen van een vechtpartij, waarbij meerdere slachtoffers gewond raakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met kracht en gebalde vuist meerdere keren heeft geslagen en geschopt, en dat hij ook een barkruk heeft gebruikt als wapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de slachtoffers heeft aanvaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan twee slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de jeugdige leeftijd van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte ook heeft veroordeeld tot betaling van immateriële en materiële schade aan de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/133903-20
Datum uitspraak: 10 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar] 2001,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 december 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen (met kracht en/of gebalde vuist) die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen de schouder en/of de rug en/of het (boven)lichaam heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
openlijk, te weten in [eetgelegenheid] , gelegen aan de [adres 2] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen,
welk geweld tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] bestond uit het meermalen, althans eenmaal (onder meer):
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) schoppen/trappen op/tegen de schouder en/of de rug en/of het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag en/of
- (met kracht) met een barkruk, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp slaan op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) die keel/hals (dicht)knijpen van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 2] (weerloos) op de grond lag en/of
- (vervolgens) (met kracht) schoppen/trappen op/tegen, in elk geval in de richting van, het hoofd en/of het gezicht en/of de rug, in elk geval het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] (weerloos) op de grond lag en/of
- gooien van stoelen en/of barkrukken, in elk geval harde en/of zware voorwerpen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- (met kracht) vastpakken en/of (vervolgens) (met kracht) geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 3] (weerloos) op de grond lag en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- bij het hoofd vastpakken van voornoemde [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) (met kracht) slaan van het hoofd van [slachtoffer 4] tegen een muur, in elk geval een (hard) object/voorwerp, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 4] ten val komt en/of
- (vervolgens) (met kracht) schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag
en/of
welk geweld tegen goederen, te weten een of meerdere stoelen en/of barkrukken en/of tafels, in elk geval het (in [eetgelegenheid] aanwezige) meubilair bestond uit:
- het (met kracht) gooien en/of slaan met stoelen en/of barkrukken en/of tafels.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
In de nacht van 23 februari 2020 komt bij de politie Oost-Brabant een melding binnen dat er een vechtpartij gaande zou zijn in [eetgelegenheid] in Vlijmen (hierna: [eetgelegenheid] ). Ter plaatse treft de politie [slachtoffer 4] liggend aan op de grond voor de toonbank van het eethuis met verwondingen in zijn gezicht en bloed rondom zijn hoofd. De toestand van [slachtoffer 4] is zodanig dat hij naar het ziekenhuis wordt gebracht. Uit getuigenverklaringen en camerabeelden blijkt dat er door meerdere personen is gevochten. [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doen aangifte bij de politie. Nadat op televisieprogramma’s beelden zijn vertoond ter opsporing van enkele andere betrokkenen, wordt duidelijk dat verdachte een van de deelnemers aan de vechtpartij is. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en goederen. Voorts is een poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer 1] aan verdachte ten laste gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen dienen te worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] , omdat [slachtoffer 1] het been van verdachte vast houdt en de trap van verdachte niet op vitale delen gericht was. De raadsman voert voorts aan dat vanwege het geringe letsel van [slachtoffer 1] en de fysieke bouw van verdachte moet worden geconcludeerd dat verdachte niet in staat zou zijn [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdediging heeft zich ten aanzien van de openlijke geweldpleging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met betrekking tot feit 2 met de hierna weergegeven opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021;
  • de eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 27 januari 2021, met betrekking tot de op die terechtzitting getoonde camerabeelden;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 februari 2020, p. 141;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 29 februari 2020, p. 143-146;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 29 februari 2020, p. 156;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] namens [eetgelegenheid] van 23 februari 2020, p. 163;
  • een proces-verbaal van [verbalisant 1] van 18 maart 2020, p. 194-239;
  • een proces-verbaal van [verbalisant 1] van 18 maart 2020, p. 246-251;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 272-273;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 274;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 275;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 277;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 19 mei 2020, p. 311-312.
Nadere bewijsoverweging.
Feit 1: poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1]
De rechtbank leidt uit de ter terechtzitting waargenomen beelden het volgende af. Terwijl [slachtoffer 1] aangever [slachtoffer 2] tracht te ontzetten (en daarbij zelf geen fysiek geweld gebruikt), wordt hij plots door verdachte bij zijn bovenarm vastgepakt en slaat verdachte met gebalde vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Verdachte maakt nog tweemaal een slaande beweging richting [slachtoffer 1] , waarvan de tweede vuistslag op de rug van [slachtoffer 1] belandt. [slachtoffer 1] wordt vervolgens door duwen en slaan van verdachte van de ene kant naar de andere kant van de ruimte gedreven. Nadat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte] op de rug wordt geslagen met een barkruk, pakt verdachte [slachtoffer 1] bij de schouder en slaat opnieuw met de vuist. De rechtbank neemt op de beelden – specifieker dan het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] inzake het uitkijken van de camerabeelden ten aanzien van verdachte – op dat moment drie (vuist)slagen van verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 1] waar. Als gevolg van deze klappen en een duw van verdachte komt [slachtoffer 1] in de hoek ten val en komt op de tegelvloer terecht. Daarna wordt hij door verdachte met kracht op zijn bovenlichaam getrapt. Met zijn arm weet [slachtoffer 1] te voorkomen dat de voet van verdachte vol op zijn hoofd terecht komt. [slachtoffer 1] weet hierop het been van verdachte vast te pakken. In totaal raakt verdachte met zijn slaande bewegingen [slachtoffer 1] zesmaal, waarvan ten minste driemaal op het hoofd.
Verdachte heeft door te handelen zoals hij deed welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat alle geweldshandelingen van verdachte tegen [slachtoffer 1] met kracht zijn verricht. De rechtbank leidt dit af uit de manier van slaan en de wijze van trappen door verdachte, waaruit volgt dat verdachte met zijn volle gewicht naar beneden op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] heeft getrapt (waarbij verdachte zich in een staande positie bevindt en [slachtoffer 1] op zijn rug op de grond ligt) en met zijn gebalde vuist meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Voorts betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte door blijft gaan met geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] , ook als [slachtoffer 1] in de tussentijd door een ander met een barkruk wordt geslagen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zijn pijlen op [slachtoffer 1] had gericht. Dat [slachtoffer 1] in staat blijkt om na de trap van verdachte zijn been vast te pakken, doet aan de (serie) gewelddadige handelingen en het opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, niet af.
De vele rake vuistslagen op het hoofd van [slachtoffer 1] (waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat het een kwetsbaar deel van het lichaam betreft), (mede) waardoor [slachtoffer 1] ten val komt en daarna met het volle gewicht op het bovenlichaam trappen (waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat zich daar meerdere vitale organen bevinden), maken naar het oordeel van de rechtbank dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk te achten is. Het feit dat [slachtoffer 1] aan dit geweld van verdachte geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden is in de ogen van de rechtbank niet aan het handelen van verdachte te danken.
De rechtbank acht derhalve de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met kracht en gebalde vuist die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 1] met kracht op/tegen het lichaam heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

op 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,

openlijk, te weten in [eetgelegenheid] , gelegen aan de [adres 2] ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,
welk geweld tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] bestond uit het (onder meer):
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en
- met kracht schoppen/trappen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
- met kracht met een barkruk slaan op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer 1] en
- met kracht bij de keel/hals vastpakken/grijpen van voornoemde [slachtoffer 2] en
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag en
- vervolgens met kracht schoppen/trappen op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag en
- gooien van stoelen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en
- met kracht vastpakken en vervolgens met kracht geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] en
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en
- bij het hoofd vastpakken van voornoemde [slachtoffer 4] en vervolgens met kracht slaan van het hoofd van [slachtoffer 4] tegen een muur, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 4] ten val komt en
- vervolgens met kracht schoppen/trappen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag
en
welk geweld tegen goederen, te weten stoelen en barkrukken, bestond uit:
- het met kracht gooien en/of slaan met stoelen en barkrukken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair bepleit dat – in lijn met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel tot gevolg – een taakstraf passend is. Daarbij heeft de verdediging verzocht die taakstraf om te zetten in een boete (of een voorwaardelijke taakstraf in combinatie met een geldboete op te leggen) omdat verdachte druk zou zijn met zijn eigen onderneming. Ook heeft de verdediging verzocht rekening te houden met zijn jonge leeftijd en het feit dat verdachte geen (relevante) documentatie heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen aan het einde van een carnavalsavond in Vlijmen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in [eetgelegenheid] in Vlijmen. Ook is verdachte schuldig aan een poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft een grote rol gehad in een vechtpartij die door de rechtbank niet anders kan worden gezien dan als een ware geweldsexplosie waarbij bruut geweld tegen de slachtoffers niet wordt geschuwd. Er wordt door verdachte met kracht met de vuist geslagen en geschopt en een kopstoot uitgedeeld. Het geweld in [eetgelegenheid] bestond uit een reeks van ernstige geweldplegingen die vanuit de zijde van verdachte en zijn medestanders als nauwelijks afwerend en bovenal aanvallend beschouwd kunnen worden. Het geweld van verdachte en zijn medestanders was in overwegende mate gericht op de hoofden van de slachtoffers. Hieruit maakte de rechtbank op dat het geweld van verdachte en zijn medestanders was gericht op het toebrengen van zoveel mogelijk letsel. Bovendien heeft het geweld zich gemanifesteerd in een besloten ruimte met willekeurige carnavalsvierders die daar aanwezig waren. Enkele aanwezigen hebben zelfs dermate veel angst ervaren dat zij zich genoodzaakt zagen om zich op te sluiten in het toilet van het eethuis. Tevens zijn stoelen en barkrukken van [eetgelegenheid] beschadigd. De rechtbank acht het gedrag en de handelwijze van de verdachte onaanvaardbaar.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen zwaar geweld tegen willekeurige andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gedurende langere tijd de gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Zo durft één van de slachtoffers zelfs langere tijd na het feit geen aangifte van de openlijke geweldpleging te doen. Bij de vechtpartij heeft [slachtoffer 2] een gebroken neus opgelopen, die operatief moet worden gecorrigeerd en [slachtoffer 3] heeft er een litteken in zijn gezicht aan overgehouden. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorts zijn in de zoektocht naar verdachten de beelden van hen tijdens de openlijke geweldpleging – eerst onherkenbaar en later herkenbaar – via verschillende media getoond. Ondanks meerdere oproepen heeft verdachte zich niet gemeld. Anders dan de verdediging, is de rechtbank niet van oordeel dat sprake is van buitenproportionele opsporing, gelet op de mogelijkheden die verdachte heeft gehad om zich zelfstandig bij de politie te melden om de toepassing van verdergaande opsporingsmiddelen te voorkomen. Ook heeft verdachte geen werkelijk inzicht getoond – ook niet ter terechtzitting – in het verwerpelijke van zijn handelen en de impact van deze handelingen op de slachtoffers. Verdachte neemt een laconieke houding aan, weigert hulpverlening omdat hij meent geen agressieprobleem te hebben en lijkt met name zichzelf als slachtoffer te zien. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Anders dan door de verdediging betoogd, is de rechtbank van oordeel dat van enige vorm van eigen schuld bij de slachtoffers niet is gebleken.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank (in strafverminderende zin) rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 19 jaar.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De oriëntatiepunten voor openlijk geweld zijn een taakstraf van 120 uur (zonder lichamelijk letsel) en 150 uur (met lichamelijk letsel). Wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel bedraagt het oriëntatiepunt 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is het oriëntatiepunt 3 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt er ook rekening met dat er voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde geweldshandelingen leveren een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op. Hoewel de strekking van de betreffende strafbepalingen weliswaar enigszins uiteenloopt, lopen die niet dusdanig uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte van die handelingen (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank ten nadele van verdachte van de oriëntatiepunten afwijken, in die zin dat de rechtbank niet zal volstaan met de oplegging van een (al dan niet voorwaardelijke) taakstraf of geldboete zoals door de verdediging is bepleit. Een taakstraf of een geldboete zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen immateriële schade, verband houdend met het letsel dat benadeelde partijen hebben opgelopen door het geweld. Voorts vorderen benadeelde partijen materiële schade, bestaande uit (reparatie)kosten van door de openlijke geweldpleging kapot geraakte goederen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank alle vorderingen integraal en hoofdelijk zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bereid is om de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel te voldoen.
Beoordeling.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade volledig toewijzen, te weten € 683,00. De rechtbank acht aannemelijk dat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. Nu een individuele prijsinschatting van een neuscorrectie ter onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij ontbreekt, acht de rechtbank het geschatte bedrag van € 4.500,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar.
Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de immateriële schadepost zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De toegewezen schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht de vordering, te weten een bedrag van € 1.569,85, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank acht de vordering als voldoende onderbouwd, en de gestelde schade staat in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feitencomplex.
De toegewezen schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 55, 141, 302 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
poging tot zware mishandeling(feit 1)
en
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen(feit 2)
De feiten 1 en 2 zijn in eendaadse samenloop gepleegd.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1 en feit 2:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 2:
 de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 5.183,00 (zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 683,00 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
 de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.569,85 (zegge: duizend vijfhonderdnegenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 319,85 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 5.183,00 (zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro), bestaande uit € 683,00 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.569,85 (zegge: duizend vijfhonderdnegenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit € 319,85 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. A.W.A. Kap-Knippels en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 10 februari 2021.
Bewijsbijlage
Bewijsmiddelen
T.a.v. feit 1:

De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 27 januari 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van eethuis [eetgelegenheid] zichtbaar ben. Het klopt ook dat ik [slachtoffer 1] een paar keer sla, waardoor [slachtoffer 1] op de grond valt.

Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 19 mei 2020, p. 311-312, voor zover inhoudende:
Hieronder omschrijf ik de camerabeelden waarop de mishandeling in het voorste gedeelte van het Eethuis [eetgelegenheid] te Vlijmen te zien is, waarbij specifiek de verdachte [verdachte] is uitgelicht. Ik zag dat de beelden aanvingen op zondag 23-02-2020 om 01.40.00 uur.
Hieronder geef ik, [verbalisant 2] , chronologisch de geweldshandelingen van de verdachte [verdachte] weer:
(…)
- 01.40.32 uur, [verdachte] slaat met zijn rechterarm / -vuist tegen de rechterzijde van het
hoofd van de aangever [slachtoffer 1] . Vervolgens haalt [verdachte] uit met zijn linkerarm en daarna
met zijn rechterarm in de richting van aangever [slachtoffer 1] . (...)
- 01.40.36 uur, [verdachte] duwt de aangever [slachtoffer 1] enigszins de ‘vrije ruimte’ in. Vervolgens slaat [verdachte] met zijn rechtervuist de aangever [slachtoffer 1] links in zijn gezicht.
(…)
- 01.40.41 uur, de aangever [slachtoffer 1] staat met zijn rugzijde naar [verdachte] toe en houdt zijn
armen voor zijn gezicht. [verdachte] heeft met zijn linkerhand de aangever [slachtoffer 1] vast op zijn
rechterschouder. [verdachte] slaat met zijn rechtervuist op het hoofd dan wel de armen
(omdat hij daar zijn hoofd mee afschermt) van de aangever [slachtoffer 1] .
- 01.40.42 uur, [verdachte] slaat nog een keer met zijn rechtervuist tegen het hoofd van de
aangever [slachtoffer 1] en trekt hem naar links.
- 01.40.43 uur, aangever [slachtoffer 1] valt op de grond en terwijl hij valt probeert [verdachte] hem
daarna nog een keer met zijn rechtervuist te slaan.
(…)
- 01.40.44 uur, [verdachte] trapt met zijn linkerbeen van boven naar beneden op de
aangever [slachtoffer 1] . Aangever [slachtoffer 1] kruipt ineen, waarbij hij zijn armen voor zijn gezicht brengt en zijn rechterbeen optrekt.
Na de trap gaat de voet van [verdachte] richting de schouder van de aangever [slachtoffer 1] , die het
linkerbeen van [verdachte] vastpakt.
(…)

Eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 27 januari 2021, voor zover inhoudende de camerabeelden:
De rechtbank heeft de camerabeelden die betrekking hebben op de vechtpartij in [eetgelegenheid] ter terechtzitting bekeken en heeft, onder meer, het volgende waargenomen.
Op 01:40:32 slaat [verdachte] met zijn vuist tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] . Op 01:40:34 probeert [verdachte] nogmaals aangever [slachtoffer 1] te slaan, maar mist het hoofd van [slachtoffer 1] omdat deze bukt. Wel raakt [verdachte] hem op zijn rug. In totaal slaat [verdachte] zesmaal met kracht tegen [slachtoffer 1] , waarvan ten minste driemaal tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] komt liggend op de grond terecht. [verdachte] trapt [slachtoffer 1] eenmaal met kracht op het bovenlichaam. Voorts wordt het slaan van [verdachte] tegen [slachtoffer 1] kort onderbroken door een aanval met een barkruk door [medeverdachte] jegens [slachtoffer 1] , en wordt daarna weer hervat door [verdachte] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers of bijlagen betreffen dit pagina’s, resp. de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, onderzoeksnaam Reno / OB1RO020029, genummerd PL2100-2020040477, afgesloten op 11 juni 2020.