Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2021 in de zaak tussen
de Stichting Brabantse Milieufederatie, te Tilburg, eiseres
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
NedZink B.V., (verder: NedZink) te Budel-Dorplein,
Procesverloop
Overwegingen
- NedZink produceert zinkproducten op het bedrijf gelegen aan [adres] . Het bedrijf is gesitueerd op het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck.
- Verweerder heeft voor het bedrijf op 29 oktober 2012 een omgevingsvergunning (revisie) verleend. Hierbij is ook toestemming gegeven als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
- NedZink heeft een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingediend in 2018. Hierbij heeft zij vergunning gevraagd voor de gevolgen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden vanwege de bouw en ingebruikname van een nieuwe bedrijfshal ten noorden van de bestaande bebouwing. NedZink wil een deel van de productie naar deze hal verplaatsen en in deze hal gebruik gaan maken van nieuwe elektrisch verwarmbare ovens in plaats van (verouderde) gasgestookte ovens in de bestaande hal. De productie in de bestaande hal zou dan komen te vervallen. Het project wordt in twee fasen uitgevoerd. Tijdens fase 1 (aanlegfase) worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
- Het bedrijf ligt in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied “Weerter- en Budelerbergen & Ringelven”. Het Ringelven is een gebied dat is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn en ligt ten zuiden van het bedrijf. Op ongeveer een kilometer ten oosten en 750 meter ten noorden van het bedrijf liggen gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn.
- Het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken zijn gepubliceerd op 20 mei 2020 en hebben vervolgens zes weken ter inzage gelegen met de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft zienswijzen kenbaar gemaakt.
- Op grond van artikel 1.3, vierde lid, van de Wnb heeft verweerder de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Gelderland en Limburg verzocht om in te stemmen met het besluit. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat het ontbreken van een reactie gelijk wordt gesteld aan een instemming. Binnen de gestelde termijn heeft verweerder geen reactie ontvangen.
- Op 30 september 2019 heeft verweerder aan NedZink een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van de nieuwe bedrijfshal en het milieuneutraal wijzigen van de inrichting (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk. Aan deze omgevingsvergunning is voor wat betreft het onderdeel milieu een nieuw voorschrift verbonden dat NedZink verplicht tot een aanvullende controle van de geluidsbelasting om vast te stellen of aan de geluidsvoorschriften van de voorliggende omgevingsvergunningen (de revisievergunning van 29 oktober 2012) wordt voldaan. Daarnaast zijn voorschriften verbonden met betrekking tot de opslag van gassen. De omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen en het in gebruik nemen van de nieuwe hal en het verplaatsen van bestaande reeds vergunde activiteiten naar een andere locatie.
- Ter zitting heeft NedZink aangegeven dat de nieuwe bedrijfshal inmiddels is gebouwd. De nieuwe hal is nog niet volledig in gebruik genomen, want de nieuwe ovens zijn nog niet allemaal geïnstalleerd. De oude hal wordt ook nog gebruikt. De heftrucks zijn, op een enkele na, vervangen door elektrische heftrucks.
29 oktober 2012. De referentiesituatie (NOx en NH3) voor de nu verleende Wnb-vergunning is overgenomen uit de scenariobestanden in bijlage 2.1 van de Toets. In de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012 is in de beoordeling zelf volstaan met een vergelijking tussen de emissies van drie vaste bronnen (de walserij, de Junckerblokkenoven en de cv-ketel) die waren vergund in de voorliggende milieuvergunning van
19 januari 2000 en de vaste bronnen die werden vergund in de omgevingsvergunning van