ECLI:NL:RBOBR:2021:5218

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
01/074586-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van seksueel misbruik en ontucht met minderjarig kind

Op 4 oktober 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn dochter seksueel heeft misbruikt. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van meerdere feiten van seksueel misbruik en ontucht met zijn minderjarige dochter, die geboren is in 2005. De feiten vonden plaats in de periode van januari 2013 tot en met januari 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eendaadse samenloop van misdrijven, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en de verdachte heeft gedeeltelijk bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 44.035,30 aan zijn dochter, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod in de nabijheid van de school van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.074586.21
Datum uitspraak: 04 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1971,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2021 en 20 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2013 tot en met 26 januari 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en/of zich (aldus) laten pijpen door [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten van de (blote) vagina van [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten van de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2013 tot en met 26 januari 2017 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of zich (aldus) laten pijpen door [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of
- zich te laten aftrekken door [slachtoffer] en/of
- de (blote) vagina van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of
- de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten;
T.a.v. feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2017 tot en met 27 januari 2019 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en/of zich (aldus) laten pijpen door [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten van de (blote) vagina van [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten van de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 januari 2017 tot en met 27 januari 2019 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of zich (aldus) laten pijpen door [slachtoffer] en/of

zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of

- zich te laten aftrekken door [slachtoffer] en/of
- de (blote) vagina van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of
- de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

De raadsvrouwe heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring – op verzoek van verdachte – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar nu verdachte het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, zowel met zijn penis in haar vagina als met zijn penis in haar mond, niet ten volle heeft bekend, overweegt de rechtbank het volgende.
Op 28 oktober 2020 heeft een zeden informatief gesprek plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en de politie en op 26 januari 2021 is [slachtoffer] in een kindvriendelijke studio gehoord. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] consistente, duidelijke en zeer gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd, ook omtrent het seksueel binnendringen van haar lichaam; zowel in haar vagina als in haar mond. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan onderdelen van die verklaringen te twijfelen. Verdachte heeft erkend dat hij zich gedurende een aantal jaren heeft schuldig gemaakt aan het veelvuldig plegen van seksuele handelingen van velerlei aard met zijn dochter. Daarbij heeft hij verklaard dat hij zijn dochter [slachtoffer] seksueel wilde penetreren, dat hij er alles aan heeft gedaan om haar te penetreren, dat hij haar tussen haar schaamlippen heeft geaaid en met zijn penis tussen haar schaamlippen is geweest, maar dat hij zijn penis niet verder in haar kon krijgen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wilde dat [slachtoffer] zijn penis in haar mond deed. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het lichaam van zijn dochter [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen, zowel met zijn penis in haar vagina als met zijn penis in haar mond.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op tijdstippen in de periode van 27 januari 2013 tot en met 26 januari 2017 te Eindhoven, met zijn, verdachtes, kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] en
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en zich aldus laten pijpen door [slachtoffer] en
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer] en
- het aanraken en/of betasten van de (blote) vagina van [slachtoffer] en
- het aanraken en/of betasten van de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 27 januari 2013 tot en met 26 januari 2017 te Eindhoven ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en zich aldus laten pijpen door [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en
- zich te laten aftrekken door [slachtoffer] en
- de (blote) vagina van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en
- de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten;
T.a.v. feit 3:
op tijdstippen in de periode van 27 januari 2017 tot en met 27 januari 2019 te Eindhoven, met zijn, verdachtes, kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]
, te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] en
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en zich aldus laten pijpen door [slachtoffer] en
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer] en
- het aanraken en/of betasten van de (blote) vagina van [slachtoffer] en
- het aanraken en/of betasten van de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 4:
op tijdstippen in de periode van 27 januari 2017 tot en met 27 januari 2019 te Eindhoven, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005,
door
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en zich aldus laten pijpen door [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en
- zich te laten aftrekken door [slachtoffer] en
- de (blote) vagina van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en
- de (met kleding bedekte) borst(en) van [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor het gebied in een straal van 500 meter van de school van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de lange duur van de strafbare feiten, de hoge frequentie, de start op jonge leeftijd en de forse psychische gevolgen voor het slachtoffer.
De officier van justitie heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte op enig moment zelf is gestopt met het plegen van de strafbare feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedings-maatregel. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het opleggen van gijzeling.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouwe heeft aangegeven dat nu verdachte bekennend is en bereid is een gevangenisstraf te accepteren, zij zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouwe heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vergaand seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] . Het slachtoffer was toen het misbruik begon zeer jong, 8 jaar, en verdachte heeft het misbruik gedurende een aantal jaren doorgezet. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen seksuele behoefte volledig boven het belang van zijn dochter heeft gesteld. [slachtoffer] had zich thuis bij haar vader veilig en vertrouwd moeten voelen. Het behoeft geen betoog dat seksueel misbruik van minderjarige kinderen zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische en emotionele schade bij de desbetreffende minderjarige en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat de feiten een grote impact hebben gehad op [slachtoffer] . Zij is van huis weggelopen, woont niet meer thuis en kampt met forse psychische problematiek. De feiten hebben bovendien negatieve gevolgen gehad voor de relatie van [slachtoffer] met haar moeder en broers.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte zichzelf heeft gemeld op het politiebureau, de door hem gepleegde strafbare feiten heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport van [klinisch psycholoog] BIG (supervisant) en
[Gz-psycholoog] BIG (supervisor) d.d. 20 juli 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een psychische stoornis in de vorm van een
narcistische persoonlijkheidsstoornis. Formeel gezien qua classificatie is er tevens sprake
van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type, maar die is beperkt geweest tot
incest. Daaromtrent het seksueel misbruik van zijn eigen kind. En er is sprake van
preoccupatie met het thema seksualiteit en van seksuele coping, maar dit zijn
geen formele classificaties. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aan de orde, maar niet in die mate dat het zijn gedragskeuzes onontkoombaar beïnvloedde.
Rapporteurs adviseren om het ten laste gelegde volledig toe te rekenen aan betrokkene gezien hij ondanks de persoonlijkheidsstoornis volgens hen wel voldoende keuzevrijheid in gedragskeuzes had. Het risico van seksuele recidive, gemeten via risicotaxatie-instrumenten en qua klinische indruk van rapporteurs, wordt ingeschat als laag. Rapporteurs adviseren geen gedragskundige interventie in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank houdt verder rekening met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies rechtszitting Leger des Heils d.d. 22 juli 2021. Dit advies houdt onder meer het volgende in:
Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies worden niet nodig geacht om de kans op recidive te verkleinen. Het recidiverisico is laag.
Wij laten het aan de rechtbank om te bepalen welke afdoening passend is. Wij zien geen contra indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. De omstandigheid dat het risico op recidive laag wordt geacht acht de rechtbank gelet op de ernst, duur en beschadigende karakter van verdachtes handelen jegens zijn dochter in deze niet doorslaggevend om tot een ander oordeel te komen over de duur van de op te leggen gevangenisstraf. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, te weten voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen een tweetal bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, te weten een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor het gebied in een straal van 500 meter van de school van het slachtoffer. De rechtbank zal gelet op de aard en ernst van de strafbare feiten een proeftijd van 3 jaren opleggen.
De rechtbank zal aldus dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De rechtbank acht de vordering – nu daartegen door de verdediging geen verweer is gevoerd – in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van het verzoekschrift tot schadevergoeding voor wat betreft de materiële schade en vanaf de einddatum van de bewezen verklaarde periode voor wat betreft de immateriële schade, tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is weergegeven. De rechtbank zal bepalen dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast van maximaal 255 dagen.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 244, 245, 248, 249 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en 4 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd
en
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3 en feit 4:
eendaadse samenloop van:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd
en
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijken een proeftijd van
3jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [slachtoffer] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van [slachtoffer] en bij haar betrokken hulp- en of zorgverleners of hulp- of zorgverlenende instanties;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van de locatie waar [slachtoffer] onderwijs volgt, thans het [naam en adres school] .
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 44.035,30, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 255 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 19.035,30 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 44.035,30, bestaande uit € 19.035,30 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 04 oktober 2021.
mr. L.J. Verborg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.