In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonveste en de bewindvoerders A.H.J. van Gelder-Schreuders en M.J.T. Schreuders. Woonveste vorderde ontruiming van een woning die zij aan [rechthebbende] had verhuurd, na de sluiting van de woning door de burgemeester vanwege de vondst van drugs. Woonveste stelde dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk had ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, maar de kantonrechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van de huurder uitviel. De kantonrechter concludeerde dat de aangetroffen drugs niet voldoende bewijs boden voor de gestelde tekortkomingen in de huurovereenkomst en dat de ontruiming een te ingrijpende maatregel was. De vorderingen van Woonveste werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerders.