Uitspraak
DE KANTONRECHTER IN EINDHOVEN
[eiser] , wonend in [woonplaats 1] ,
[gedaagde 1] , wonend in [woonplaats 2] ,
Procedure
- de dagvaarding
- het antwoord
- de aantekeningen van de skypezitting
Rechtbank Oost-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter in Eindhoven, vorderde eiser, een huurder van een bedrijfsruimte, terugbetaling van een deel van de borg die hij had gestort bij de verhuurder, gedaagden. De huurovereenkomst eindigde op 30 september 2019, waarna gedaagden een bedrag van € 7.260,- aan borg hadden geïncasseerd. Eiser was van mening dat gedaagden te veel hadden ingehouden voor herstelkosten en vorderde een terugbetaling van € 6.889,68 plus rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden stelden dat eiser de bedrijfsruimte in slechte staat had achtergelaten en dat de herstelkosten meer bedroegen dan de borgsom. De kantonrechter beoordeelde de standpunten van beide partijen en concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij de ruimte in goede staat had opgeleverd. De rechter oordeelde dat gedaagden terecht een bedrag van € 5.136,33 aan eiser moesten terugbetalen, na verrekening van de herstelkosten. Daarnaast werd eiser een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 506,82 toegewezen. De proceskosten werden ook aan gedaagden opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld. De uitspraak werd gedaan op 8 juli 2021.