ECLI:NL:RBOBR:2021:5169

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
8816294 Rolnummer: 20/6942
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van borg na beëindiging huurovereenkomst en geschil over herstelkosten

In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter in Eindhoven, vorderde eiser, een huurder van een bedrijfsruimte, terugbetaling van een deel van de borg die hij had gestort bij de verhuurder, gedaagden. De huurovereenkomst eindigde op 30 september 2019, waarna gedaagden een bedrag van € 7.260,- aan borg hadden geïncasseerd. Eiser was van mening dat gedaagden te veel hadden ingehouden voor herstelkosten en vorderde een terugbetaling van € 6.889,68 plus rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden stelden dat eiser de bedrijfsruimte in slechte staat had achtergelaten en dat de herstelkosten meer bedroegen dan de borgsom. De kantonrechter beoordeelde de standpunten van beide partijen en concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij de ruimte in goede staat had opgeleverd. De rechter oordeelde dat gedaagden terecht een bedrag van € 5.136,33 aan eiser moesten terugbetalen, na verrekening van de herstelkosten. Daarnaast werd eiser een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 506,82 toegewezen. De proceskosten werden ook aan gedaagden opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld. De uitspraak werd gedaan op 8 juli 2021.

Uitspraak

vonnis
Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummer: 8816294
Rolnummer: 20/6942
Uitspraak: 8 juli 2021

DE KANTONRECHTER IN EINDHOVEN

in de zaak van:

[eiser] , wonend in [woonplaats 1] ,

eiser,
gemachtigde: mr. J. Wassink,
tegen:

[gedaagde 1] , wonend in [woonplaats 2] ,

en
[gedaagde 2] ,wonend in [woonplaats 3] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. G.D. Bosman.

Procedure

Het verloop van het geding blijkt uit de stukken die zich in het dossier bevinden, te weten
  • de dagvaarding
  • het antwoord
  • de aantekeningen van de skypezitting

Vordering en verweer

1. Eiser, [eiser] , vordert dat gedaagden, [gedaagden] c.s., hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 6.889,68 plus rente en van een bedrag van € 870,58 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten,
een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten plus rente.
2.1
[eiser] heeft een bedrijfsruimte van [gedaagden] c.s. in huur gehad en die huur is met een beëindigingsovereenkomst geëindigd op 30 september 2019.
2.2.
[eiser] had bij aanvang van die huurovereenkomst een bankgarantie gesteld van € 7.260,-, die [gedaagden] c.s. hebben geïncasseerd. [eiser] vordert terug wat naar zijn mening te veel geïncasseerd is.
2.3.
[gedaagden] c.s. zijn niet bereid tot terugbetaling omdat naar hun mening [eiser] de bedrijfsruimte met schade en ongerechtigheden heeft achtergelaten. Zij becijferen de herstelkosten op 7.687,49, dus meer dan aan borgsom betaald is.
Standpunten [eiser]
3.1.
Samengevat brengt [eiser] het volgende naar voren, primair en subsidiair aan elkaar.
3.2.
Hij, [eiser] , moet geacht worden de bedrijfsruimte te hebben opgeleverd in dezelfde staat als waarin die zich bij het begin van de huur bevond. De beschrijving die toen van het gehuurde gemaakt is maakt het niet mogelijk concreet en nauwkeurig te bepalen hoe toen de staat van het gehuurde was en dus ook niet die bij de oplevering anders was.
3.3.
Daarnaast is hem geen behoorlijke tijd gegund om tot een voorinspectie te komen; de uitnodiging daarvoor is hem pas op vrijdag 25 september 2019 om 16.08 uur gestuurd, terwijl de huurovereenkomst afliep op 30 september 2019. Hij is dus onvoldoende in de gelegenheid gesteld het herstelwerk zelf ui te voeren of te laten uitvoeren en daarom zijn [gedaagden] c.s. niet gerechtigd de kosten van het herstelwerk bij hem in rekening te brengen.
3.4.
Verder vermeldt het rapport dat is opgemaakt van de inspectie die in zijn aanwezigheid heeft plaatsgehad niet, zoals het wel hoort, welke werkzaamheden concreet door hem verricht zouden moeten worden.
3.5.
Hij kan niet verplicht worden aan de herstelkosten voor gebreken die niet in het inspectierapport staan opgesomd, maar door [gedaagden] c.s., naar zij zeggen, later geconstateerd zijn.
3.6.
[eiser] bestrijdt een aantal posten.
Standpunten [gedaagden] c.s.
4. [gedaagden] c.s. bestrijden de standpunten van [eiser] .
(hierna: beoordeling)

Beoordeling

Oplevering in dezelfde staat?
5.1.
[eiser] is aanwezig geweest bij de inspectie op 30 september 2019, waarvan [gedaagden] c.s. het rapport als productie 3 heeft overgelegd.
5.2.
Dat rapport is door [eiser] ondertekend en dat hij daarbij ten aanzien van een of meer onderdelen enig voorbehoud zou hebben gemaakt blijkt niet.
6.1.
Aangenomen mag worden dat [eiser] toen in zijn hoofd had hoe de staat was van bedrijfsruimte en wat erbij hoort toen hij de bedrijfsruimte bij aanvang van de huur in gebruik kreeg; dat hij de toenmalige staat van het gehuurde niet inbeeld had blijkt namelijk nergens uit.
6.2.
Bij de inspectie op 30 september 2019 kon dus wel degelijk vastgesteld worden of de bedrijfsruimte op de geïnspecteerde onderdelen in dezelfde staat waren als waarin ze destijds in gebruik gegeven zijn.
6.3.
Het andersluidende argument van [eiser] op dit punt wordt verworpen.
Inspectie tijdig genoeg?
7.1.
[eiser] was uit hoofde van artikel 22.1. van de huurovereenkomst verplicht het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst op te leveren in de staat die het had bij aanvang.
7.2.
Hij wist dit van meet af aan en moet zich het bovendien bij het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst op 22 augustus 2019 gerealiseerd hebben, toen hij ervoor tekende dat hij op 30 september 2019 zou hebben voldaan aan alle verplichtingen die voor hem uit de huurovereenkomst voortvloeiden.
7.3.
Hij had er dus zelf belang bij zich er op tijd van de hoogte te stellen wat die verplichtingen ten aanzien van de oplevering zouden inhouden, opdat hij daar nog op tijd aan zou kunnen voldoen.
7.4.
Dat hij op een initiatief van [gedaagden] c.s. heeft gewacht moet dus voor zijn rekening blijven.

(hierna: Rapport duidelijk….)

Rapport duidelijk over uit te voeren herstelwerk?
8. Op deze kwestie gaat de kantonrechter in bij de beoordeling van de afzonderlijke posten.
Constateringen nadat het opleveringsrapport was opgemaakt.
9.1.
[gedaagden] c.s. hebben de inspectie aan de beheerder overgelaten. Dat een voorbehoud gold ten aanzien van de bevoegdheid van de beheerder om [gedaagden] c.s. te binden is niet gebleken.
9.2.
Zo’n inspectie wordt gearrangeerd om ten aanzien van de oplevering vast te stellen waar de huurder nog toe verplicht is. Na afloop en na de ondertekening van het rapport dient een huurder daarom te kunnen aannemen dat hij gekweten is ten aanzien van alles wat niet in het rapport is opgenomen.
9.3.
[eiser] is dan ook in ieder geval niet aansprakelijk voor kosten wegens andere mankementen dan in het rapport staan opgenomen.
[eiser] aansprakelijk voor de kosten van de wèl opgenomen gebreken?
10. Het oordeel onder 9.3. brengt mede dat van de lijst in productie 8 bij dagvaarding alleen de posten beoordeeld hoeven worden, die terug te brengen zijn op het inspectierapport.
Reinigen vloer
11.1.
Het argument van [eiser] dat de vloer door hem gecoat is en er beter bij ligt dan in het begin, is onaannemelijk gelet op wat [gedaagden] c.s. onder 40 uitlegt over de aard van de vervuiling.
11.2.
Het rapport vermeldt bij deze post: ‘actie door’, nader te bepalen en ‘voor rekening voor’ eveneens: nader te bepalen.
11.3.
Niet aannemelijk is dat [eiser] aan deze meldingen het recht kon ontlenen om die vervuiling in eigen beheer ongedaan te maken; hij heeft niet gesteld dat hij zelf nog iets had kunnen of willen doen en evenmin dat hij dat door derden goedkoper had kunnen laten doen dan waarvoor [gedaagden] c.s. het hebben laten uitvoeren.
11.4.
De post van € 750,- hebben [gedaagden] c.s. dus terecht in rekening gebracht.
Reinigen vloerbedekking
12. Deze post kan worden toegewezen (€ 150,-). De ruimte in kwestie is nooit door [eiser] gebruikt, voert hij aan. Daarmee zal hij bedoelen dat de ruimte geen functie had in zijn bedrijfsuitoefening. Maar dat betekent nog niet dat de vloerbedekking niet vervuild kan zijn geraakt in de periode dat hij de bedrijfsruimte in huur had. Het zou bij een eenmalig gebruik gebeurd kunnen zijn.
Schoonmaakkosten
13. Die hebben kennelijk betrekking op gebrek 9. Van een voorbehoud blijkt niets uit het rapport.
€ 150,- terecht verrekend.
Onderhoud/service ketel/reparatie toilet
14. [eiser] ontkent dat hij schade aan het toilet heeft veroorzaakt en bewijs dat hij die veroorzaakt heeft ontbreekt. Alleen het erkende bedrag van € 279,75 is terecht verrekend.
Keuren haspel
15. Gebrek 9. [eiser] erkent deze post. Blijkens de nota (productie 19) is € 54,85 plus btw (€11,51) betaald.
Keuren overheaddeur
16. De kantonrechter acht de post (€175,-) terecht verrekend. [eiser] stelt dat [gedaagden] c.s. moeten aantonen dat die deur gekeurd is vóórdat de huurovereenkomst gesloten is. Dat argument is niet te beoordelen en wordt daarom afgewezen.
Texwerk
17. Het rapport meldt als gebrek 2 ‘vlekken op de muur’. Van het voorbehoud dat die er bij het begin van de huur al waren, blijkt niets uit het rapport. € 480,- is terecht verrekend.
Makelaarskosten
18. De beëindigingsovereenkomst bepaalt niets over deze kosten. [gedaagden] c.s. hebben op de zitting gezegd, dat zij het reëel vinden dat [eiser] die moet betalen; dat schept nog geen verplichting. Zij hadden die verplichting met [eiser] moeten overeenkomen en in de beëindigingsovereenkomst opnemen.
A/K W/R
19. Aannemelijk is dat derden bij de uitvoering van opgedragen herstelwerk deze post in rekening brengen boven de feitelijk geleverde zaken en diensten. Dit is nadeel dat [gedaagden] c.s. lijden als gevolg van de gebreken Die opslag hoort daarom tot de schade die vergoed moet worden. Omdat de stukken de kantonrechter echter niet in staat precies naar evenredigheid aan die post recht te doen, zal hij die schatten.
20.1.
De conclusie is, dat [gedaagden] c.s. met de waarborgsom van € 7.260,- terecht verrekend hebben
* € 750,- (overweging 11.4.)
* € 150,- (12)
* € 150,- (13)
* € 279,75 (14)
* € 54,85 (15)
* € 150,- (16)
* € 480,- (17)
Subtotaal
€ 2.014,60
A/K W/R
€ 109,- (19)
Totaal € 2.123,67.
20.2.
De vordering kan dus toegewezen worden tot een beloop van € 7.260,- minus
€ 2.123,67, dus € 5.136,33. In het bedrag van € 279,75 (14) is btw begrepen. Dat dient bij de berekening in acht te worden genomen.
21. Uit de stukken is op te maken dat buitengerechtelijk incassowerk van betekenis is gedaan. Toegewezen wordt een vergoeding naar evenredigheid. (€ 506,82 plus rente). Het btw-element moet buiten beschouwing gelaten worden.
22. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden [gedaagden] c.s. in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 5.136,33, vermeerderd met de wettelijke rente daarover voor zo lang en voor zover dit onbetaald blijft vanaf 9 oktober 2020; dit met inachtneming van het btw-element bedoeld in overweging 20.2.
Veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 506,82 als vergoeding voorbuitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover voor zover en voor zolang dit vanaf 9 oktober 2020 onbetaald blijft;
Veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van [eiser] , gesteld op € 109,29 wegens dagvaardingskosten, € 236,- wegens griffierecht en € 622,- wegen gemachtigdensalaris, vermeerderd met de wettelijke rente daarover voor zover en voor zolang de bedragen vanaf de vijftiende dag na heden onbetaald blijven;
Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.