Op 28 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 1969, in de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2005 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer dat op dat moment 12 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar heeft twijfels over de exacte aard van deze handelingen, gezien het lange tijdsverloop en de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en het slachtoffer. De verdachte heeft in de afgelopen zestien jaar geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en heeft zijn medewerking aan het onderzoek verleend. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op te leggen, met een proeftijd van één jaar, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden.
Daarnaast heeft de rechtbank een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 7.640,50 gevorderd voor materiële schade en € 10.000,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en een bedrag van € 1.000,- toegewezen, maar heeft de vordering voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.