ECLI:NL:RBOBR:2021:5117

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
01-244893-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en voorhanden hebben van een wapen en munitie in vereniging

Op 27 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De zaak was aanhangig gemaakt onder de parketnummers 01.244893.20 en 01.236173.20. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in vereniging met een ander, de aangever telefonisch had bedreigd en vervolgens meerdere kogels op diens auto had afgevuurd. De bedreiging vond plaats in de periode van 23 tot en met 24 september 2020 te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze feiten, waarbij de bedreiging met de dood en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie bewezen zijn verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de maatschappelijke onrust die deze veroorzaken. De verdachte werd vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.244893.20 en 01.236173.20 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 27 september 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2021.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 2 december 2020 (01.244893.20) en 14 mei 2021 (01.236173.20).
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 september 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 01.244893.20
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- dreigend (telefonisch) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij en/of zijn mededader hem zou doorzeven met kogels en dat hij, [slachtoffer] , naar het kerkhof zou gaan en/of
- met een vuurwapen een of meer kogels af te vuren op de auto van die [slachtoffer] ;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september
2020 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad;
onder parketnummer 01.236173.20
Hij, in of omstreeks de periode van 18 september 2020 tot en met 19 september 2020 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, met een ander aan de openbare weg, te weten de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een zich aan die weg bevindende woning ( [adres 2] ), welk geweld bestond uit het slaan tegen de voordeur en/of voordeurruit met een honkbalknuppel;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het onder parketnummer 01.244893.20 feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 01.236173.20 ten laste gelegde, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals vervat in de door hem overgelegde pleitnota betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor alle ten laste gelegde feiten met als gevolg dat verdachte dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

Bronnen:

Een dossier van politie eenheid Oost-Brabant, district 's-Hertogenbosch, basisteam Meijerij, met registratienummer PL2100-2020213918, afgesloten op 7 oktober 2020, pagina's 1 tot en met 70. (01.236173.20).
Een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche 's-Hertogenbosch, met onderzoek nummer OB1R020115 (onderzoeksnaam [onderzoeksnaam] ), afgesloten op 18 februari 2021, pagina's 1 tot en met 297. (01.244893.20).
Een NFI rapport schotrestenonderzoek d.d. 19 februari 2021 (01.244893.20)
Een NFI rapport munitieonderzoek d.d. 13 januari 2021 (01.244893.20)
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 10 tot en met 15) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het oordeel van de rechtbank.

Vrijspraak.

Ten aanzien van 01.236173.20.
Uit de wettige bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van mening dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.

Bedreiging en verboden wapenbezit.

Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging en het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van een telefonische bedreiging door verdachte (hierna te noemen: vader ). Aangever heeft verklaard dat hij meerdere malen is gebeld door vader en dat deze hem met de dood heeft bedreigd. Tijdens het laatste telefoongesprek werd hij bedreigd door vader en hoorde aangever dat er op de achtergrond een wapen werd doorgeladen en er kogels op tafel vielen. Kort na dit telefoongesprek hoorde hij buiten een auto toeteren en vervolgens hoorde hij een aantal knallen, aldus aangever. De politie heeft vastgesteld dat er acht kogels zijn afgevuurd op de bestelbus van aangever.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van aangever en het telefoonnummer waarmee aangever zegt dat vader hem heeft gebeld blijkt dat er die avond 6 keer telefonisch contact is geweest tussen aangever en de gebruiker van laatstgenoemd telefoonnummer. Laatstgenoemd telefoonnummer staat op naam van de moeder van vader /oma van zoon en dit telefoonnummer staat in de telefoon van de vrouw van vader /moeder van zoon opgeslagen als “ [contactnaam] ”. De rechtbank stelt aan de hand daarvan vast deze telefoon in gebruik is bij vader .
Dit onderzoek naar de historische gegevens ondersteunt de verklaring van aangever dat vader hem telefonisch heeft bedreigd. Uit de camerabeelden blijkt voorts, zoals hierna zal worden besproken, dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is te zien.
Uit de camerabeelden van de ouderlijke woning blijkt dat vader en zoon om 00:26:27 uur samen de woning verlaten. Vervolgens is via een andere camerapositie te zien dat vader instapt en plaatsneemt op de bijrijdersstoel en dat de bruine BMW X5 van vader om 0:26:50 uur vertrekt. De auto wordt om 0:28:47 uur weer geparkeerd op de oprit van de ouderlijke woning. Kort daarna kwamen ook de eerste meldingen binnen bij de politie dat er geschoten was en dat een getuige een donkere BMW X5 hard heeft zien wegrijden. Het tijdsverloop past bij de route van de woning aan de [adres 1] naar het plaats delict en weer terug naar de woning.
Vader stapt vervolgens uit, loopt naar de achtertuin en geeft daar op handschoenen gelijkende voorwerpen af aan een derde persoon in de tuin en ontdoet zich vervolgens van zijn bovenkleding.
Om 0:28:54 stapt er ook een persoon uit aan de bestuurderskant van de BMW X5. Deze persoon probeert kennelijk uit beeld te blijven van de bewakingscamera’s, maar er zijn wel twee reflecterende bolletjes zichtbaar. Vervolgens is op de andere camerapositie om 0:28:56 uur, dus 2 seconden nadat de persoon aan de bestuurderszijde is uitgestapt, zichtbaar dat zoon in versneld tempo de weg oversteekt naar de woning van de overburen. Zoon draagt daarbij zeer kenmerkende bovenkleding: op de bovenkleding zit ter hoogte van de borst een rij reflecterende bolletjes.
Eerder die avond is zoon ook al (in dezelfde kenmerkende bovenkleding) naar de overburen gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat als hij van de overburen weer terugloopt naar de ouderlijke woning een schoudertas draagt die hij op de heenweg nog niet droeg. Zoon komt om 23:26:26 uur weer terug in de achtertuin van de ouderlijke woning. Vervolgens is 40 minuten later in de achtertuin een hand te zien die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthoudt.
De deurgrepen en het stuur van de BMW X5 zijn bemonsterd. Uit schotrestenonderzoek door het NFI blijkt dat er op de deurgrepen en het stuur van deze auto schotresten zitten.
De rechtbank stelt vast dat vader en zoon geen redelijke verklaring hebben willen geven voor de hiervoor genoemde telefoongegevens, de rit met de BMW X5 zeer kort voor het moment dat de bestelbus van aangever is beschoten, de bezoeken aan de overburen waarvan één direct ná voornoemde autorit, het afgeven van op handschoenen gelijkende voorwerpen en bovenkleding door vader direct ná de autorit en het feit dat op de camerabeelden in de achtertuin een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is te zien.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, alles in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat vader aangever met de dood heeft bedreigd en de bestelbus van aangever heeft beschoten (uit het feit dat hij handschoenen afgeeft en zijn bovenkleding uittrekt blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij beducht was voor schotresten) en dat zijn zoon het wapen heeft opgehaald, als bestuurder heeft opgetreden en na thuiskomst het wapen weer heeft teruggebracht. Naar oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen vader en zoon die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Daarnaast is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Gelet op het voorgaande staat het voor de rechtbank vast dat verdachten een vuurwapen voorhanden hebben gehad.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat onder feit 2 niet is geconcretiseerd om welk wapen het gaat. Ter terechtzitting is gebleken dat zowel de verdediging, als de officier van justitie, ervanuit gaat dat de tenlastelegging ziet op het vuurwapen betreft waarmee op de bestelbus is geschoten. Tegen de achtergrond van het dossier en gezien in samenhang met het onder feit 1 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk wat verdachte onder feit 2 verweten wordt en waartegen hij zich heeft te verdedigen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
ten aanzien van 01.244893.20:
1.
in de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 te 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- dreigend telefonisch tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij hem zou doorzeven met kogels en dat hij, [slachtoffer] , naar het kerkhof zou gaan en
- met een vuurwapen kogels af te vuren op de auto van die [slachtoffer] ;
2.
in de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020, te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen en munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot strafoplegging zou overgaan, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest met eventueel een voorwaardelijk deel als stok achter de deur.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de bedreiging van aangever [slachtoffer] door hem telefonisch te bedreigen en vervolgens meerdere kogels af te vuren op de auto van aangever, op de openbare weg, in een woonwijk. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Het is niet ondenkbaar dat een kogel die wordt geschoten op een auto afketst en een daar toevallig aanwezige persoon raakt. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust dit risico genomen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. Het gedrag van verdachte en zijn [verdachte 1] komt neer op een vérgaande vorm van intimidatie van aangever en zijn gezin en moet zeer beangstigend voor hen zijn geweest.
Uit het dossier blijkt dat verdachte stapsgewijs te werk is gegaan. Verdachte heeft eerst gedreigd dat hij zou gaan schieten en heeft deze bedreiging vervolgens ook waargemaakt. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zijn jonge, nog maar net meerderjarige zoon bij zijn actie heeft betrokken. Daarnaast heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank (in strafverzwarende zin) rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2021 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake overtreding van de Wet wapens en munitie.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank wil een signaal afgeven dat het absoluut ontoelaatbaar is dat een geschil wordt uitgevochten door met een geladen vuurwapen rond te rijden en ook daadwerkelijk te schieten. Dit is volstrekt onaanvaardbaar gedrag en moet streng bestraft worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Ten aanzien van 01.236173.20
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van 01.244893.20
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. M.A.A. Smetsers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 27 september 2021.