In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen en munitie in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de aangever telefonisch heeft bedreigd met de dood en vervolgens kogels heeft afgevuurd op de auto van de aangever. De bedreiging vond plaats in de periode van 23 tot en met 24 september 2020 in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de maatschappelijke onrust die dergelijke delicten veroorzaken, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van de feiten pas 18 jaar oud was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de rol van de verdachte in het delict gewogen, waarbij werd opgemerkt dat hij een ondergeschikte rol had, maar desondanks verantwoordelijk was voor zijn daden. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.