ECLI:NL:RBOBR:2021:5060

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
01/103423-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en bedreigingen met misdrijven tegen het leven

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en bedreigingen met misdrijven tegen het leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 en 9 april 2021 in Helmond explosieven, in de vorm van cobra's, heeft tot ontploffing gebracht bij een politiebureau, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte overheidsambtenaren en een specifiek slachtoffer bedreigd via e-mail, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan vijf feiten, waaronder het opzettelijk beschadigen van andermans eigendom en het bedreigen van personen met de dood. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.594,24. De rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen tablet aan de verdachte gelast, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze was gebruikt voor de strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.103423.21
Datum uitspraak: 23 september 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te 5361ME Grave, Muntlaan 1,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2021, 8 juli 2021 en 9 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juni 2021.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van
9 september 2021 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage A aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 april 2021 te Helmond, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de binnenplaats van het politiebureau een (aangestoken/tot ontbranding gebrachte) cobra, in elk geval een zwaar stuk vuurwerk, te gooien en/of tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor op die binnenplaats staande voertuigen en/of andere op die binnenplaats aanwezige goederen en/of de belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor op die binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor op die binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 8 april 2021 te Helmond
opzettelijk en wederrechtelijk een op de binnenplaats van het politiebureau geparkeerde personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 09 april 2021 te Helmond, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de toegangspoort van de binnenplaats van het politiebureau een (aangestoken/tot ontbranding gebrachte) cobra, in elk geval een zwaar stuk vuurwerk, te gooien en/of tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor op die binnenplaats staande voertuigen en/of andere op die binnenplaats aanwezige goederen en/of de belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor op die binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor op die binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2021 tot en met 12 april 2021 te Helmond, in elk geval in Nederland, een of meer overheidsambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een emailbericht te sturen naar het ministerie van Veiligheid en Justitie (welke ter kennis is gekomen van de politie te Helmond) inhoudende de tekst:
"Geachte Baphomet sletjes
Ik ga morgen 1 april iedere overheidsambtenaar op mijn pad een kanker kogel door zijn kopschieten. Jullie zijn allemaal potentieel doelwit. Ik zal alles op alles zetten om deze achterlijke pedofiele kanker hoerige tyfis satanische honden te traceren en te elimeren. Jullie hebben letterlijk mij gesmeekd na al mijn goede bedoelingen tot rust te bewaren,verneukt.
Mijn missie wordt nu snel duidelijk";
5.
hij op of omstreeks 8 april 2021 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een emailbericht te sturen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (welke ter kennis is gekomen van [slachtoffer 2] ) (onder meer) inhoudende de tekst:
"(...) Ik GA nu niet alleen een glock 17, (dumdum} op iedere Pedofiele KANKER Ambtenaren zetten, .. en afknallen natuurlijk. Nee,nu ga ik ook een rakerwerper op [slachtoffer 2] afvuren, ... En hoop daarbij met een paar bommetjes op het binnenhof zoveel mogelijk satanische kinder moordenaars en verkrachters uit teroeien, (...)".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage B bij dit vonnis.
Inleiding.
Onder feit 1 en feit 3 wordt verdachte – kort gezegd – verweten dat hij op 8 april 2021 (feit 1) en 9 april 2021 (feit 3) cobra’s tot ontploffing heeft gebracht in en/of nabij een politiebureau in Helmond. Onder feit 2 wordt verdachte beschuldigd van het vernielen van een personenauto op de binnenplaats van een politiebureau in Helmond. Onder feit 4 en feit 5 wordt verdachte beschuldigd van het bedreigen van overheidsambtenaren (feit 4) en [slachtoffer 2] (feit 5) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot feit 1 en feit 3 heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede ‘levensgevaar voor op de binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor op die binnenplaats en/of in de belendende percelen aanwezige politieambtenaren duchten was’.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden zoals vermeld in zijn schriftelijke pleitaantekeningen primair betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 1 van het te duchten levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dient te worden vrijgesproken en dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 en 2. Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsoverweging.

Ten aanzien van feit 1 en feit 3.
Inleiding
Op 8 april 2021 is er op de binnenplaats van het politiebureau in Helmond een explosief tot ontploffing gebracht. Op dat moment bevonden zich geen politieambtenaren of andere personen op de binnenplaats van het politiebureau. Daarbij is een personenauto beschadigd geraakt. Op 9 april 2021 is er nogmaals een explosief tot ontploffing gebracht bij de toegangspoort van hetzelfde politiebureau in Helmond. Door de ontploffingen zijn er personenauto’s beschadigd en/of vernield. Uit onderzoek is gebleken dat de explosieven cobra’s betreffen.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Nu uit het dossier niet blijkt dat ten tijde van de ontploffingen op 8 april en 9 april 2021 personen in de directe omgeving van de explosies aanwezig waren, is de rechtbank – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat het ten laste gelegde te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal van deze bestanddelen worden vrijgesproken.
Gemeen gevaar voor goederen.
Gelet op zijn bekennende verklaring en de overige bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die op 8 april en 9 april 2021 bij het politiebureau in Helmond explosieven, zijnde cobra’s, tot ontploffing heeft gebracht en dat hierdoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Anders dan door de verdediging is betoogd, is ook ten aanzien van de tweede explosie sprake van gemeen gevaar voor goederen, gelet op de locatie van het tot ontploffing brengen van de cobra nabij de in- en uitgang van het politiebureau. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die de explosies op 8 april en 9 april 2021 in Helmond heeft veroorzaakt en dat daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Ten aanzien van feit 4 en feit 5.
Door de verdediging is bepleit dat geen redelijke vrees is ontstaan bij de personen die in de door verdachte verzonden e-mails worden genoemd en dat verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreigingen.
De rechtbank stelt voorop dat beoordeeld dient te worden of de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook uiteindelijk zou worden gepleegd.
Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat daadwerkelijk de vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd voelde. De bedreiging moet in het algemeen deze vrees kunnen opwekken.
Naar het oordeel van de rechtbank konden de in de e-mailberichten door verdachte gebruikte bewoordingen een redelijke vrees opwekken dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou brengen. Dat het e-mailbericht van de heer [naam] van 6 april 2021 niet de indruk wekt dat hij daarvoor daadwerkelijk vreest, doet aan deze vaststelling niet af.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 08 april 2021 te Helmond opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de binnenplaats van het politiebureau een aangestoken cobra te gooien en tot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor op die binnenplaats staande voertuigen en andere op die binnenplaats aanwezige goederen te duchten was;
2.
op 8 april 2021 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een op de binnenplaats van het politiebureau geparkeerde personenauto, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
op 09 april 2021 te Helmond, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de toegangspoort van de binnenplaats van het politiebureau een aangestoken cobra te gooien en tot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor op die binnenplaats staande voertuigen en andere op die binnenplaats aanwezige goederen te duchten was;
4.
in de periode van 31 maart 2021 tot en met 8 april 2021 te Helmond, overheidsambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door een e-mailbericht te sturen naar het ministerie, welke ter kennis is gekomen van de politie te Helmond, inhoudende de tekst:
"Geachte Baphomet sletjes
Ik ga morgen 1 april iedere overheidsambtenaar op mijn pad een kanker kogel door zijn kopschieten. Jullie zijn allemaal potentieel doelwit. Ik zal alles op alles zetten om deze achterlijke pedofiele kanker hoerige tyfis
satanische honden te traceren en te elimeren. Jullie hebben letterlijk mij gesmeekd na al mijn goede bedoelingen tot rust te bewaren,verneukt.
Mijn missie wordt nu snel duidelijk";
5.
op 8 april 2021 in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door een e-mailbericht te sturen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, welke ter kennis is gekomen van [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende de tekst: "(...) Ik GA nu niet alleen een glock 17, (dumdum} op iedere Pedofiele KANKER Ambtenaren zetten, .. en afknallen natuurlijk. Nee,nu ga ik ook een rakerwerper op [slachtoffer 2] afvuren, ...
En hoop daarbij met een paar bommetjes op het binnenhof zoveel mogelijk satanische kinder moordenaars en verkrachters uit teroeien, (...)".

De strafbaarheid van de feiten.

De bewezen verklaarde feiten leveren op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 2 september 2021.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, dan heeft de raadsman bepleit dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten kan worden volstaan met de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat zowel de deskundige, [Psycholoog] , als Reclassering Nederland constateren dat een ambulante behandeling van groot belang is voor verdachte. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar het rapport van Reclassering Nederland van 2 september 2021, waarin staat opgenomen dat het van belang is dat verdachte direct na zijn vrijlating uit de P.I. dient te starten met een behandeling.
Gelet op het vorenstaande is er volgens de raadsman geen goede reden om de detentie te laten voortduren. Ten aanzien van de op te leggen voorwaarden refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tweemaal enkele uren na elkaar tot ontploffing brengen van een cobra bij het politiebureau in Helmond. Verdachte zijn opzet was er op gericht om schade aan te richten. Hij heeft welbewust één van de cobra’s op een voertuig gegooid. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte van geluk mag spreken dat hij met zijn handelen geen personen heeft verwond. Bij het tot ontploffing brengen van de eerste cobra heeft verdachte bovendien een op de binnenplaats geparkeerde auto beschadigd. Dit handelen heeft, niet alleen bij de politieagenten die werkzaam waren of zijn in het bureau in Helmond, maar ook verder in de maatschappij, gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
Verder heeft verdachte meermalen e-mails verzonden naar het ministerie van Justitie & Veiligheid, met daarin bedreigingen gericht aan alle overheidsambtenaren. Verdachte heeft ook een e-mail gestuurd naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, met daarin de bedreiging dat hij een raketwerper zou gaan afvuren op [slachtoffer 2] . Op die manier heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid in het leven geroepen bij de ontvangers van die berichten.
.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2021 geen relevante eerdere veroordelingen naar voren komen.
De rechtbank houdt ook rekening met de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 6 juli 2021 en het aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 19 augustus 2021, beide opgemaakt door klinisch [Psycholoog] , leidt de rechtbank af dat bij verdachte sprake is van ADHD, een stoornis in cannabisgebruik, een periodiek explosieve stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken. Het advies is om verdachte ambulant te laten behandelen in bijvoorbeeld het forensisch psychiatrisch team van de GGZ Oost-Brabant met toezicht vanuit de reclassering. De behandeling dient te starten vanuit een klinische setting. De reclassering adviseert in het rapport van 2 september 2021 om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, een klinische behandeling bij FPA de Woenselse Poort, een ambulante behandeling aansluitend op de klinische opname en een drugs- en alcoholverbod.
De rechtbank neemt in aanmerking dat het bewezenverklaarde onder feit 1 en feit 2 in eendaadse samenloop zijn begaan, nu de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Kort gezegd: het gaat om het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een personenauto.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 2 september 2021.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden)worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen. De schade aan de linkerzijde van de achterbumper van het voertuig is naar het oordeel van de schade-expert van CED het gevolg van een aanrijding. Gelet op het oordeel van de deskundige is de raadsman van mening dat slechts een bedrag van € 1.230,61 kan worden toegewezen. Het overige deel van de vordering dient volgens de raadsman te worden afgewezen dan wel de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor dat deel van de vordering.
Beoordeling.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] acht de rechtbank toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 1.594,24, voor materiële schade. Dit bedrag ziet op expertisekosten, schade aan de auto, waardevermindering van de auto en bedrijfsschade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat betrekking heeft op de kosten ter zake van de schade aan de linkerzijde van de achterbumper van het voertuig, aangezien niet is komen vast te staan dat deze schade is veroorzaakt door het bewezen verklaarde strafbare feit. Deze schade bedraagt € 547,20 inclusief BTW, hetgeen gelijk staat aan een bedrag van € 452,23 exclusief BTW. Dit bedrag is in mindering gebracht op de totaal gevorderde materiële schade. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

De motivering van het beslag.

De rechtbank stelt vast dat er thans nog beslag rust op een goed, te weten een Computer Tablet (Wit, merk: SAMSUNG).
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de tablet gevorderd.
De raadsman heeft teruggave van de tablet aan verdachte bepleit.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de tablet aan verdachte, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat verdachte met de tablet het bewezenverklaarde onder feit 4 en feit 5 heeft gepleegd.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 157, 285, 350 Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- legt op de volgende
straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden,waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren;
- beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
- stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland (de heer [medewerker reclassering 1] [telefoonnummer 1] en/of mevrouw [medewerker reclassering 2] [telefoonnummer 2] ). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hieronder valt ook meewerken aan huisbezoeken. De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s, waarbij de privacy van veroordeelde zoveel mogelijk gerespecteerd zal worden;
- veroordeelde laat zich opnemen bij FPA De Woenselse Poort of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De startdatum van de opname zal zo snel mogelijk na akkoord van de plaatsing plaatsvinden, waarbij de voorkeur geniet dat veroordeelde vanuit de P.I. direct over zal gaan naar de zorginstelling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- veroordeelde laat zich aansluitend op de klinische behandeling ambulant behandelen door een ambulante forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik dan wel ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- veroordeelde werkt na zijn klinische opname mee aan inzet op het gebied van huisvesting, ook als dit een beschermd dan wel begeleid wonen setting bij een door de reclassering aan te wijzen instantie inhoudt, zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken die in het kader van dit begeleidingstraject met hem gemaakt worden;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- gelast de
teruggavevan het in beslag genomen goed (STK Computer TABLET IMEINR
357035/51/456780/4, WIT, merk: SAMSUNG) aan de verdachte;
- legt op de volgende
maatregel:
- maatregel van schadevergoedingvan
€ 1.594,24,te vervangen door
25 dagen hechtenis;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.594,24, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 08 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen gijzeling, bestaande uit materiële schade;
- bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , een bedrag van
€ 1.594,24, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is;
- bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. A. Bernsen en T.J. Roest Crollius, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Hassan, griffier,
en is uitgesproken op 23 september 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.