ECLI:NL:RBOBR:2021:5050

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
01/993289-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van art. 10a Opiumwet met verbeurdverklaring van goederen

Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 mei 2021 in Breda betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor het bewerken en verwerken van heroïne. De verdachte, die in Frankrijk een auto had gehuurd, werd betrapt met 100 kilo van een materiaal dat cafeïne en paracetamol bevatte, welke bekend staan als versnijdingsmiddelen voor heroïne. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte stoffen voorhanden had waarvan hij en zijn mededaders wisten dat deze bestemd waren voor het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd. Tevens werd de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de drugshandel en zijn eerdere veroordelingen in Frankrijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993289-21
Datum uitspraak: 22 september 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak (gemachtigd raadsman, artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad,
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
- in Frankrijk een auto gehuurd en/of geleend en/.of gebruikt en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) met die (/een) auto van Frankrijk naar een locatie in Nederland is gereden
- (vervolgens) op die (/een) locatie in Nederland 100 kilo van een materiaal bevattende (bruine) cafeïne en/of paracetamol, zijnde een bekend versnijdingsmiddel voor heroïne en/of cocaïne, gekocht en/of opgehaald en (vervolgens) voorhanden gehad
- (vervolgens) (die) 100 kilo van een materiaal bevattende (bruine) cafeïne en/of paracetamol, zijnde een bekend versnijdingsmiddel voor heroiïne en/of cocaïne, vervoerd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Tijdens een uitvoering van een internationale drugsactie op 27 mei 2021 werd een personenauto met een Frans kenteken gecontroleerd, welke reed op de autosnelweg A16 in de richting van België. In het voertuig werden vier dozen met in iedere doos 25 zakken met bruin poeder aangetroffen. Deze stoffen werden door de Forensische Opsporing indicatief positief getest op cafëine en paracetamol. Uit onderzoek van het NFI bleek vervolgens dat het aangetroffen poeder een 2:1 mengsel van paracetamol en coffeïne was, met een kleine hoeveelheid kleurstof, zijnde het in Nederland meest gebruikte versnijdingsmiddel voor heroïne.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van art. 10a van de Opiumwet en dat daarmee het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De bewijsmiddelen. [1]
Proces-verbaal van bevindingen (p. 79 – 82). Voor zover inhoudende:
[p. 79] Op donderdag 27 mei 2021 bevonden wij, ons in uniform gekleed in een snel interventievoertuig op de rechter rijbaan van de autosnelweg Al6 ter hoogte van hectometerpaal 52.1 ter hoogte van verzorgingsplaats Den Hoek. Op voornoemde datum, tijd en locatie zagen wij een grijze Fiat Tipo voorzien van een Frans kenteken voorbij rijden. Toen wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de Fiat links passeerden zagen wij dat er één (1) manspersoon in het voertuig zat. (…)
Ik zag dat hij mij een Frans rijbewijs overhandigde. Ik zag dat de bestuurder hieruit bleek te zijn: [verdachte ] geboren op [geboortedag] -1996 te [geboorteplaats] (P) .
[p. 80] Terwijl ik met de bestuurder in gesprek was, zag ik door het geopende bestuurdersportier op de achterbank van de Fiat een paar tasjes liggen en een grote bruine kartonnen doos op de achterbank achter de bestuurdersstoel staan. Ik vroeg hem wat hij allemaal bij zich had. Ik vroeg hem wat er in de doos zat die op de achterbank stond. Ik zag dat de bestuurder hierna direct en ongevraagd uit de Fiat stapte, de achterportier aan de bestuurderszijde opende en de doos die op de achterbank stond opende. Wij zagen dat de bestuurder uit deze doos een doorzichtige plastic zak haalde met daarin bruin poeder. Ik, [verbalisant 1] , kon in de geopende doos op de achterbank van de Fiat kijken en zag dat deze geheel gevuld was met soortgelijke zakken als de zak die de bestuurder zojuist gepakt had. (…)
Ik zag dat de zak stoffig was van het bruine poeder en dat dit poeder aan mijn blote handen kleefde. Ik zag dat de zak was dichtgeknoopt en dat er inderdaad een bruin poeder als inhoud in zat. (…)
Ik vroeg hem of er nog meer dozen waren. Ik hoorde de bestuurder antwoorden dat hij in de kofferruimte nog drie (3) soortgelijke dozen had staan en ik zag dat hij, terwijl hij dit zei, drie (3) vingers in de lucht stak.
[p. 81] Ik, [verbalisant 1] , trof tijdens het doorzoeken onder de bijrijdersstoel het huurcontract van de Fiat aan. Ik zag dat daaruit bleek dat de huurder ene “ [naam 1]
” betrof die woonachtig is aan de [adres 2] in Frankrijk. Ik zag dat de Fiat was gehuurd van 26-05-2021 tot 01-06-2021 voor een bedrag van 135,98 euro. Ik zag dat het huurcontract was voorzien van [reserveringsnummer 1] en [contractnummer] . Hierna openden wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de achterklep van de Fiat. Wij zagen in de kofferruimte drie (3) bruine kartonnen dozen staan zoals de verdachte eerder had verklaard. Wij hoorden de speurhondengeleider tegen ons zeggen dat haar speurhond een positieve melding had gemaakt op het poeder in de zakken die in de dozen zaten.
[p. 82] De dozen met de zakken erin werden door ons in beslag genomen.
Proces-verbaal van bevindingen (p. 91). Voor zover inhoudende:
Het gewicht van één enkele zak bruin poeder werd door mij, [verbalisant 1] , ruwweg geschat op één (1) kilogram. Door mij werd ter plaatse van één (1) doos de zakken die erin zaten geteld. Ik zag dat er vijfentwintig (25) zakken in die doos zaten.
Proces-verbaal van bevindingen (p. 95) voor zover inhoudende:
Dit proces-verbaal beschrijft het onderzoek van een mobiele telefoon in gebruik bij verdachte. Deze telefoon, een Apple iPhone werd op 27 mei 2021 in het vak van de bestuurdersportier in een FIAT Tipo het Frans kenteken [kenteken] aangetroffen.
[p.96] Ik zag dat in de telefoon 3005 contacten waren opgeslagen waarvan 2 reeds verwijderde contacten.
[p.97] Overige relevante contacten:
[contact 1]
[contact 2]
[contact 3]
[contact 4]
[contact 5]
[contact 6]
Ik zag dat in de map e-mails op 25 mei 2021 om 18.23.55 uur van [e-mailadres 1] een e-mail was ontvangen aangaande een reservering met nummer [reserveringsnummer 1] . Deze mail was gericht aan [e-mailadres 2] [verdachte ] (owner).
[p.99] Ik trof in de map Documents de volgende documenten aan:
[naam autoverhuurbedrijf]
Votre réservation [reserveringsnummer 1] est en attente de confirmation (...)
Proces-verbaal forensisch onderzoek Keten Beslaghuis te Utrecht (p. 153 – 155). Voor zover inhoudende:
[p. 153] Op donderdag 27 mei 2021 omstreeks 20:51 uur is er door de collegae van de Dienst Infra op de autosnelweg A16 een grijze Fiat Tipo voorzien van een Frans kenteken [kenteken] stil gezet. In dit voertuig zat de verdachte [verdachte ] geboren op [geboortedag] -1996. Achter in het voertuig zijn vier dozen aangetroffen met daarin plastic zakjes bruinkleurig poeder. Deze vier dozen zijn inbeslaggenomen en afgegeven bij het Keten Beslaghuis te Utrecht.
Hier stonden vier dozen welke door het tactische team in beslag waren genomen. Ik zag dat alle vier de dozen open waren. Ik zag in de dozen plastic zakjes liggen welke allemaal dichtgeknoopt waren. Ik zag in de zakjes een bruinkleurige poeder. Ik heb samen met een collega van het forensisch laboratorium van de Landelijke Eenheid uit elke doos twee zakjes indicatief getest met een meetapparaat genaamd de “Gemini” en de “Trunarc”.
Ik zag op het scherm van de “Gemini” de tekst staan: “Caffeïne en Paracetamol”. Op het scherm van de “Trunarc” zag ik de tekst staan: “Caffeïne”. Omdat het vermoeden bestond dat er een andere stof in de zakjes zou zitten, welke niet kon worden vastgesteld door de “Gemini”, heb ik de dozen veiliggesteld ten bate van nader verdovende middelen onderzoek. Ik heb de dozen verzegeld, gewaarmerkt en voorzien van SIN (Sporen Identificatie Nummer) [SIN-nummer 1] , [SIN-nummer 2] , [SIN-nummer 3] en [SIN-nummer 4] .
[p. 154] De doos met SIN [SIN-nummer 1] is op donderdag 3 juni 2021 overgedragen aan het sporenbeheer van de Landelijke Eenheid voor nader onderzoek.
Sporendragers
Goednummer : [procesverbaalnummer 1]
SIN : [SIN-nummer 1]
Object : Doos
Land : Nederland
Bijzonderheden : Doos 1 inclusief 25 zakjes geelkleurig poeder
Goednummer : [procesverbaalnummer 2]
SIN : [SIN-nummer 2]
Object : Doos
Land : Nederland
Bijzonderheden : Doos 2 inclusief 25 zakjes geelkleurig poeder
Goednummer : [procesverbaalnummer 3]
SIN : [SIN-nummer 3]
Object : Doos
Land : Nederland
Bijzonderheden : Doos 3 inclusief 25 zakjes bruin poeder
Goednummer : [procesverbaalnummer 4]
SIN : [SIN-nummer 4]
Object : Doos
Land : Nederland
Bijzonderheden : Doos 4 inclusief 25 zakjes creme poeder
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (p. 156 – 158). Voor zover inhoudende:
[p. 156] Omschrijving verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer : [procesverbaalnummer 1]
SIN : [SIN-nummer 1]
Omschrijving : 25 plastic zakjes met daarin beige poeder
[p. 157] Sporendrager
Goednummer : [procesverbaalnummer 1]
SIN : [SIN-nummer 1]
Relatie met SIN : [SIN-nummer 5] , [SIN-nummer 6]
Omschrijving : 25 plastic zakjes met daarin beige poeder
Gewicht netto : Zak 1: 1000 gram, zak 2: 1000 gram
Aantal monsters : 2
Spoornummer : [procesverbaalnummer 5]
SIN : [SIN-nummer 5]
Relatie met SIN : [SIN-nummer 1]
Spooromschrijving : Beige poeder
Datum/tijd veiligstellen : 3 juni 2021 om 10:38 uur
Gewicht netto : 5,68 gram
Bijzonderheden : Afkomstig uit zak 1
Spoornummer : [procesverbaalnummer 6]
SIN : [SIN-nummer 6]
Relatie met SIN : [SIN-nummer 1]
Spooromschrij ving : Beige poeder
Datum/tijd veiligstellen : 3 juni 2021 om 10:44 uur
[p. 158] Gewicht netto: 5,38 gram
Bijzonderheden: Afkomstig uit zak 2
Een certificaat van onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut: [2]
Vraagstelling
“Wat is de precieze samenstelling van de poeders?”
Resultaten
Kenmerk
Monster
Aard
Materiaal
Gebruikte methoden/technieken
Resultaat
[SIN-nummer 5]
Monster beige poeder
FTIR LC-MS
het poeder bevat een 2:1 mengsel van
paracetamol en coffeïne met daaraan
toegevoegd een kleine hoeveelheid
kleurstof (zie opmerkingen)
[SIN-nummer 6]
Monster beige poeder
FTIR LC-MS
het poeder bevat een 2:1 mengsel van
paracetamol en coffeïne met daaraan
toegevoegd een kleine hoeveelheid
kleurstof (zie opmerkingen)
Opmerkingen:
(1) Een beige tot bruin gekleurd mengsel van paracetamol en coffeïne is in Nederland het meest gebruikte versnijdingsmiddel voor heroïne. Uit een steekproef genomen door het NFI blijkt dat de verhouding van 2 delen paracetamol op 1 deel coffeïne daarbij standaard is.
(2) Er is kleurverschil waarneembaar tussen de poeders van [ [SIN-nummer 5] ] en [ [SIN-nummer 6] ]. Hieruit kan worden afgeleid dat deze materialen niet van dezelfde productiepartij afkomstig zijn.
Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte (p. 59 – 63). Voor zover inhoudende:
[p. 60] V: Wat was je doel hier in Nederland?
A: Ik ben gekomen om spullen op te halen
V: Om wat voor spullen gaat het dan?
A: Iemand had mij, daar waar ik woon, gevraagd om iets op te halen en als ik terug zou komen dan zou ik daar geld voor krijgen en ik heb dat geaccepteerd. (…)
V: hoeveel geld zou jij krijgen?
A: Ik zou een bedrag krijgen tussen de 1500 en 2000 euro (…)
A: in Rotterdam moest ik wachten op een persoon om de spullen in de auto te zetten.
V: Waar in Rotterdam was dat?
A: Toen ik daar aankwam heeft de persoon gezegd dat ik zijn nummer moest verwijderen en ook zijn adres, daarom weet ik dat niet meer.
[p. 62] V: Als je uitgerust was, waar zou je dan naar toe gaan?
A: Naar Frankrijk, naar LYON.
V: Heb je een adres in Lyon?
A: Nee
V: Wie zou je in LYON ontmoetten?
A: De persoon die mij hier heen heeft gestuurd (…)
0: In je auto zijn dozen aangetroffen met daarin plasticzakken met bruinpoeder. (…)
V: Van wie zijn deze dozen?
A: Van die persoon die mij hierheen heeft gestuurd, ik vermoed dat het van hem is.
V: Die spullen die jij in Rotterdam in ontvangst hebt genomen, zat dus al in die dozen?
A: Ja ik heb niets aangeraakt.
Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte (p. 65 – 73). Voor zover inhoudende:
[p. 66] V: Wie waren er op de hoogte van je rit naar Nederland op 27 mei 2021?
A: Dat was alleen de persoon die mij hiernaartoe heeft gestuurd. (…)
V: Welke Nederlandse personen nemen contact met jou op via de Apple iPhone met de rode beschermhoes?
A: Degene die me hier naartoe heeft gestuurd heeft het nummer +32 voor zijn telefoonnummer, ik kan wel de naam zeggen want ik zie dat ik verplicht ben. De naam is [naam 2] . [naam 2] is de man die mij vanuit Frankrijk naar Nederland heeft gestuurd.
[p. 69] V: Ben je een woning ingegaan of heeft de overdracht in de buitenlucht plaatsgevonden?
A: Hij kwam met de Seat, toen zijn we 2 a 3 minuten gaan rijden. Hij is toen een soort huis binnen gegaan en ik ben in de auto blijven zitten. Toen kwam hij met de spullen naar buiten. Met die spullen bedoel ik de dozen.
V: Wat gebeurde er toen hij met de spullen naar buiten kwam?
A: hij heeft de dozen in de kofferbak gedaan en heeft volgens mij ook een doos op de achterbank gezet. Toen hij klaar was ben ik weggereden.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte verkeerde – naar eigen zeggen – in de veronderstelling dat hetgeen hij vervoerde legaal was en dus geen wetenschap had van het feit dat hij versnijdingsmiddelen voor heroïne vervoerde. Om die reden zal de rechtbank, ondanks het standpunt van de raadsman in gaan op de vraag of sprake was van opzet, al dan niet in de voorwaardelijke vorm.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het treffen van voorbereidingshandelingen in de zin van art. 10a van de Opiumwet – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte in opdracht van een persoon, voor wie hij bang zegt te zijn, naar Nederland is gestuurd om goederen op te halen. Het was verdachte niet bekend om wat voor goederen dit ging, maar hij zou wel een ruime vergoeding ontvangen voor het ophalen van deze goederen. Naar eigen zeggen zou die vergoeding tussen 1.200 en 2.000 euro bedragen. Daarbij maakte verdachte gebruik van een huurauto. Hij had de reservering voor die auto in zijn telefoon staan, maar het papieren contract dat in de auto lag stond op naam van ene [naam 1] . [naam 1] staat ook in zijn telefoon vermeld als contactpersoon. Het lijkt er op dat verdachte zich heeft voorgedaan als een hem bekende ander bij het ophalen van de auto die hij zelf gereserveerd had. Verdachte wist in eerste instantie niet met wie hij in Nederland een afspraak had en heeft de benodigde gegevens op een later moment via een berichtje van [naam 2] ontvangen. Van de persoon met wie verdachte een afspraak had, moest hij vervolgens het nummer en adres van deze persoon uit zijn telefoon verwijderen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte in Frankrijk veroordeeld is voor het dealen van drugs. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte niet onbekend is met de wijze waarop koeriersafspraken in het verdovende middelen circuit plaatsvinden.
De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat, gelet op deze feiten en omstandigheden, verdachte met zijn gedragingen minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij voorbereidingshandelingen voor het bewerken en verwerken van heroïne aan het treffen was. Dat betekent dat in ieder geval sprake was van voorwaardelijk opzet bij verdachte. Het tenlastegelegde is dus wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 mei 2021 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken van heroïne, zijnde heroïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
- stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feit

immers hebbende hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk daartoe

- in Frankrijk een auto gehuurd en/of gebruikt en voorhanden gehad en
- vervolgens met die auto van Frankrijk naar een locatie in Nederland gereden
- vervolgens op die locatie in Nederland 100 kilo van een materiaal bevattende (bruine) cafeïne en paracetamol, zijnde bekende versnijdingsmiddelen voor heroïne, opgehaald en

voorhanden gehad

- vervolgens die 100 kilo van een materiaal bevattende (bruine) cafeïne en paracetamol, zijnde bekende versnijdingsmiddelen voor heroïne, vervoerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast eist de officier van justitie dat de in beslag genomen telefoons verbeurd worden verklaard en dat het de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank over te gaan tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 324 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en teruggave van de in beslag genomen telefoons, nu deze in een te ver verwijderd verband staan tot het gepleegde strafbare feit. Ten aanzien van het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging treffen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken en verwerken van heroïne. Verdachte heeft getracht stoffen, die nodig zijn voor het versnijden van heroïne, in opdracht van iemand anders van Nederland naar Frankrijk te vervoeren. Verdachte is hiervoor speciaal in een huurauto vanuit Frankrijk naar Nederland komen rijden.
Vaak gaat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, waarbij het gebruik van geweld in veel gevallen niet wordt geschuwd. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs als de onderhavige heroïne, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft met zijn handelen willens en wetens bijgedragen aan het in stand houden van de (internationale) drugshandel en productie van harddrugs. Met het treffen van de voorbereidingshandelingen staat hij aan het begin van de keten van diverse vormen van criminaliteit. Daar komt nog bij dat het een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen betreft, dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feit heeft gepleegd in georganiseerd verband en dat hij hierbij heeft gehandeld uit puur winstbejag.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in Frankrijk eerder voor een drugs gerelateerd feit werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte zat nog in zijn proeftijd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte zijn jeugdige leeftijd mee.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De jurisprudentie dient als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank zal de opgelegde gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.

Opheffing schorsing.

De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 2 juli 2021 geschorst. Eén van de schorsingsvoorwaarden ten aanzien waarvan verdachte zijn instemming had betuigd, betrof de voorwaarde aanwezig te zijn op de terechtzitting waarop zijn zaak inhoudelijk zou worden behandeld. Hoewel correct opgeroepen is verdachte zonder opgaaf van redenen evenwel niet ter zitting verschenen. Daarmee heeft hij één van de schorsingsvoorwaarden overtreden.
De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
art. 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht
art. 10a van de Opiumwet

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
BESLISSING:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

- 1 STK Telefoonautomaat: Rode iPhone ( [bp-nummer 1] ); en
- 1 STK Telefoonautomaat: Zwarte iPhone ( [bp-nummer 2] ).

Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. E. Boersma en M.A.A. Smetsers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 22 september 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, Afdeling Opsporing, Team Zuidoost, [onderzoeksnummer] , [onderzoeksnaam] , afgesloten op 15 juli 2021, aantal pagina’s: 1 tot en met 162. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Certificaat van onderzoek d.d. 9 juli 2021, [certificaatnummer] , opgemaakt door rapporteur dr. M.A. Hoitink.