Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 februari 2021 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot verplichte zorg voor een betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en een licht verstandelijke beperking. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2021 werd de medische verklaring besproken, die niet ondertekend was door de psychiater. De rechtbank oordeelde dat de Wvggz niet vereist dat de medische verklaring ondertekend is, mits voldoende duidelijk is dat deze afkomstig is van de genoemde psychiater. De geneesheer-directeur had bevestigd dat de verklaring afkomstig was van de psychiater en dat deze onafhankelijk was, wat de rechtbank voldoende waarborg vond.
De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel voor de betrokkene bestond, waaronder risico op levensgevaar en ernstige materiële schade. De betrokkene vertoonde instabiel en impulsief gedrag, wat leidde tot de noodzaak voor verplichte zorg. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden, tot en met 24 februari 2022, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg konden worden toegepast, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van bewegingsvrijheid. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en stelde dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat.