ECLI:NL:RBOBR:2021:4985

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
01/993321-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van harddrugs

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van amfetamine, MDMA, cocaïne en ketamine. De verdachte heeft gedurende meer dan een jaar harddrugs via postpakketten buiten het grondgebied van Nederland gebracht en had opzettelijk harddrugs voorhanden. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van vormverzuim, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen begin van aannemelijkheid was voor onregelmatigheden tijdens het vooronderzoek. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 372 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 30.000,-- subsidiair 185 dagen hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten heeft gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het blanco strafblad en de positieve ontwikkeling in zijn leven, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten die verband houden met de handel in en uitvoer van harddrugs.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/993321-20
Datum uitspraak: 26 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 februari, 19 mei en 12 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 januari 2021. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 24 februari 2021 gewijzigd. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1.
hij op of omstreeks 17 september 2020 te [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet,
- een totale hoeveelheid van ongeveer 181 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) amfetamine (IBN-code(s) [afk. 1] .01.001 en/of [afk. 1] .01.002 en/of [afk. 1] .01.004 en/of [afk. 1] .01.005) en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 5 gram, althans een hoeveelheid, (van een materiaal bevattende) MDMA ( [afk. 1] .01.006) en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 2 gram, althans een hoeveelheid, (van een materiaal bevattende) cocaïne ( [afk. 1] .01.003) en/of
- een hoeveelheid van 20, althans een hoeveelheid, LSD-zegels ( [afk. 1] .01.007),
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of LSD (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 2.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 te [gemeente] en/of Vianen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet,
- een totale hoeveelheid van ongeveer 160 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- een hoeveelheid van ongeveer 50 gram, althans een hoeveelheid, van enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2019 tot en met 10 november 2020 te [gemeente] en/of Vianen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en) bevattende) cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van ((een) materia(a)l(en) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens)
- informatie gezocht en/of ingewonnen en/of opgeslagen en/of genoteerd en/of verschaft en/of gedeeld betreffende hardware en/of (een) grondstof(fen) voor de productie van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of betreffende de (wijze van) in-/verkoop en/of verzending van dat/die middel(en) en/of
- middels een of meer (vendor)accounts op (een) [naam darknetmarket] (s), in elk geval via het darknet/internet, amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of enig(e) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I te koop en/of ter verzending aangeboden en/of aan laten bieden en/of (daarbij) (een) overzicht(en) en/of informatie betreffende de soort en/of prijs (per gewichtseenheid) en/of wijze van verzending van dat/die middel(en) gepresenteerd en/of laten presenteren en/of verschaft en/of laten verschaffen en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) van ((een) materia(a)l(en) bevattende) voormeld(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I al dan niet bij/met ((een) verpakking(en) met/van) (een) gezichtsmasker(s) ingeseald en/of in laten sealen en/of in (een) envelop(pen) gestopt en/of laten stoppen, in elk geval ingepakt/verpakt en/of laten inpakken/verpakken, en/of met (een) sticker(s) beplakt en/of laten beplakken en/of aan een/de (buitenlandse) besteller(s)/koper(s) geadresseerd en/of laten adresseren en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- (hiertoe) chemicaliën en/of een erlenmeyer en/of PH-indicator en/of doseerspuit en/of maatbeker en/of een of meer (digitale) weegschalen en/of (verpakkingen met) gezichtsmaskers en/of vacumeermachines en/of enveloppen en/of labelwriters en/of stickers en/of flyers en/of enig(e) (ander(e)) hardware en/of verpakkings- en/of verzend- en/of verkoopmateria(a)l(en) aangeschaft en/of aan laten schaffen en/of voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of
- in het kader van voornoemde (verkoop-/handels)activiteit(en) met elkaar en/of met een/de (buitenlandse) besteller(s)/koper(s) contact gehad/onderhouden en/of laten hebben/onderhouden en/of met elkaar het/de adres(sen) van de (buitenlandse) besteller(s)/koper(s) en/of van de verzend-/postlocatie(s) gedeeld en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of (een) ontmoeting(en) gehad, waarbij verdachte (een of meer van) zijn mededader(s) heeft aangestuurd en/of geïnstrueerd;
T.a.v. feit 4.
hij op of omstreeks 10 november 2020 op/aan de [adres 2] te [gemeente] , inelk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een totale hoeveelheid van ongeveer 140,47 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) amfetamine (IBN-code(s) [afk. 2] .03.01.001 en/of [afk. 2] .01.02.005 en/of [afk. 2] .01.02.017) en/of
- een totale hoeveelheid van ongeveer 26,46 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) MDMA (IBN-code(s) [afk. 2] .01.02.004 (SIN AAMG2519NL en/of AAMG2520NL) en/of [afk. 2] .01.02.018 en/of [afk. 2] .02.02.003) en/of
- een totale hoeveelheid van ongeveer 9,16 gram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van een materiaal bevattende) cocaïne (IBN-code(s) [afk. 2] .01.02.012 (SIN AAMG2523NL) en/of [afk. 2] .03.01.004) en/of
- een hoeveelheid van 250, althans een hoeveelheid, LSD-zegels (IBN-code [afk. 2] .02.04.001), zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of LSD (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 5.
hij op of omstreeks 10 november 2020 op/aan de [adres 2] te [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder registratie een totale hoeveelheid van ongeveer 1.467,59 gram (IBN-code(s) [afk. 2] .03.01.002 en/of [afk. 2] .03.01.003 en/of [afk. 2] .01.02.010 (SIN AAMG2512NL en/of AAMG2513NL) en/of [afk. 2] .01.02.015), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), ketamine, in elk geval een werkzame stof, als bedoeld in artikel 1, onder x.1. van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Verweer vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Standpunt verdediging.
Aangevoerd is dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat dit vormverzuim bewijsuitsluiting tot gevolg moet hebben. De verdediging heeft geen inzage gekregen in de stukken van het afgeschermde onderzoek, waaruit de verdenking als bedoeld in artikel 27 Sv is ontstaan. Nu deze stukken niet zijn verstrekt, kan de verdediging niet toetsen of de informatie uit het afgeschermde onderzoek voldoende concreet is geweest om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen. Door dit vormverzuim is de verdachte in zijn recht op privacy geschaad en is geen sprake van checks and balances. Dat brengt met zich dat niet alleen artikel 8, maar ook artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is geschonden. De verdediging heeft bepleit dat de naar aanleiding van de oncontroleerbare startinformatie ingezette bijzondere opsporingsmethoden onrechtmatig zijn geweest. De daaruit verkregen bevindingen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Het overige bewijs dat na uitsluiting resteert, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat informatie uit een ander lopend opsporingsonderzoek als startinformatie in de strafzaak tegen verdachte is gebruikt. Deze informatie wordt door de rechtbank niet voor het bewijs gebruikt. Gelet hierop is het onderzoeken en/of onderbouwen van (de juistheid van) de startinformatie door de verdediging niet van belang voor enige in deze zaak te nemen beslissing. Dit nader onderzoek kan niettemin noodzakelijk worden indien er sprake zou zijn van een begin van aannemelijkheid van onregelmatigheden tijdens het vooronderzoek die op grond van artikel 359a Sv consequenties moeten hebben in de onderhavige zaak. Er is echter geen begin van aannemelijkheid van (een) dergelijke onregelmatigheid of onregelmatigheden.
De rechtbank verwerpt het verweer.

Waardering van het bewijs.

Inleiding.
Op de verdachte rust – kort en zakelijk weergegeven – de verdenking dat hij zich in verschillende plaatsen in Nederland schuldig heeft gemaakt aan:
het op 17 september 2020 medeplegen van de uitvoer van een totale hoeveelheid van ongeveer 181 gram amfetamine, 5 gram MDMA, 2 gram cocaïne en 20 LSD-zegels;
het in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 medeplegen van de uitvoer van een totale hoeveelheid van ongeveer 160 gram cocaïne en 50 gram van enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
het in de periode van 30 juni 2019 tot en met 10 november 2020 medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet gericht op het produceren en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of uitvoeren van (met)amfetamine, MDMA en cocaïne;
het op 10 november 2020 medeplegen van het voorhanden hebben van een totale hoeveelheid van ongeveer 140,47 gram amfetamine, 26,46 gram MDMA, 9,16 gram cocaïne en 250 LSD-zegels;
het op 10 november 2020 medeplegen van het opzettelijk te koop aanbieden en/of in voorraad hebben van 1.467,59 gram ketamine, zonder dat verdachte daarvoor een registratie bezit.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken voor de aan hem onder feit 2 ten laste gelegde opzettelijke uitvoer van 50 gram van enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden als vermeld in zijn schriftelijke pleitaantekeningen betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak feit 2.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 tezamen en in vereniging met anderen middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I opzettelijk buiten het grondgebied heeft gebracht.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 oktober 2020 een telefoongesprek hebben gehad over het afleveren van een postpakket in Kleve (Duitsland). De politie heeft in de uitwerking van het tapgesprek en middels een proces-verbaal van stemherkenning gerelateerd dat verdachte op de achtergrond van dit gesprek is te horen. De verdachte zou onder meer de locaties van verschillende DHL-packstations als mogelijk afgiftepunt hebben genoemd. De rechtbank overweegt dat op de dag van het telefoongesprek geen overdracht van poststukken door de politie is waargenomen, er derhalve ook geen postpakketten zijn onderschept en ook geen verboden substanties in postpakketten zijn aangetroffen. Pas op 15 oktober 2020 heeft het observatieteam waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] de inhoud van een Jumbo-tas deponeerde in een DHL-kluis van het Postbank Finance Center aan de [adres 3] in Kleve. Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek hebben de Duitse autoriteiten de inhoud van deze kluis onderschept en onderzocht. Uit de stukken blijkt dat in de poststukken 157,20 gram cocaïne en 50 gram ketamine verborgen zat in de verpakkingen van lichaamsverzorgingsproducten, welke bestemd waren voor geadresseerden in de omgeving van Frankfurt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten naar voren komen dat op 13 en 14 oktober 2020 sprake was van uitvoer van verdovende middelen. In deze periode is geen overdracht van poststukken waargenomen, noch zijn er verboden substanties aangetroffen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, nog los van het feit dat de verdediging heeft betwist dat het verdachte is die als derde persoon in het gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is te horen, onvoldoende vaststaat dat bij de afgifte van het postpakket op 15 oktober 2020 sprake was van een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en medeverdachten bij het verzenden van postpakketten met daarin harddrugs. De bewijsmiddelen geven evenmin blijk van een bijdrage van voldoende gewicht. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van middelen als bedoelde in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 in de periode van 13 tot en met 15 oktober 2020.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Deze is bijgevoegd als bijlage A bij dit vonnis.

Nadere overwegingen omtrent het bewijs.

De rechtbank zal – gelet op bewijstechnische en chronologische verwevenheid ervan – allereerst de feiten 3, 4 en 5 bespreken en daarna feit 1.
Ten aanzien van feit 3.
A.
De verdediging heeft in de eerste plaats betoogd dat geen sprake kan zijn van strafbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van de in de woning van verdachte op de [adres 4] in [gemeente] aangetroffen goederen. De meeste goederen zijn aangetroffen op de [adres 2] in [gemeente] . Echter, meerdere personen hebben toegang gehad tot deze woning en het DNA-profiel van de verdachte is enkel aangetroffen op verplaatsbare objecten. Ook de in de auto met kenteken [kenteken 1] aangetroffen goederen en hetgeen dat is aangetroffen op de HP laptop kunnen niet zonder meer worden gerelateerd aan de verdachte. De op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeeldingen van verdovende middelen en onsamenhangende notities geven evenmin voldoende blijk van een intentie tot het verhandelen of produceren van drugs.
De rechtbank overweegt als volgt.
De tenlastelegging onder feit 3 is toegesneden op artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet, waarin onder 1°, 2° en 3° een aantal gedragingen strafbaar is gesteld indien deze zien op het voorbereiden of bevorderen van de in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde misdrijven.
Artikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat de goederen met betrekking tot welke hij vorenbedoelde gedragingen verricht heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet die gedragingen ook verricht hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen.
De eerste vraag die aan de rechtbank voorligt is of verdachte wetenschap had van de op de [adres 2] in [gemeente] aangetroffen goederen en of verdachte deze goederen heeft gebruikt om de productie, verkoop en/of uitvoer van verdovende middelen voor te bereiden of te bevorderen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat (een deel van) de woning aan de [adres 2] in [gemeente] werd gebruikt voor het verzendklaar maken van poststukken met daarin verdovende middelen. Dit volgt onder meer uit de aangetroffen verdovende middelen en de aangetroffen voorwerpen, zoals vacumeermachines, weegschalen, labelprinters, een plastic bak met middelen om brieven te prepareren en een doos met gezichtsmaskers en lege enveloppen. In de woning aan de [adres 2] zijn ook vijf enveloppen aangetroffen die waren geadresseerd aan personen in het buitenland waarin harddrugs zat. Twee van deze vijf enveloppen hadden ook een gezichtsmasker als zogenaamde deklading. De verdachte is door het observatieteam van de politie meermalen in en rondom de woning aan de [adres 2] waargenomen, waarna hij kort daaropvolgend de woning verliet en vervolgens één of meerdere poststukken deponeerde. Verder is het DNA-profiel van verdachte aangetroffen op een labelprinter, een weegschaal en een hengsel van een tas in de woning aan de [adres 2] en zijn vingerafdruk op een plastic deksel van een plastic bak met daarin een grote hoeveelheid ketamine.
Verder zijn in de woning waar verdachte ingeschreven staat, de [adres 1] in [gemeente] , meerdere luxe goederen, een laptop, een telefoon en een USB-stick aangetroffen. Uit technisch onderzoek is gebleken dat op deze gegevensdragers verschillende foto’s, notities en gesprekken over verdovende middelen en vendoracounts op darkmarkets stonden. Verder werden op de USB-stick inloggegevens en een publieke PGP-sleutel van de darkmarketvendor ‘ [naam vendoraccount 1] ’ aangetroffen. De vendoraccount [naam vendoraccount 1] is sinds maart 2020 actief op de darknetmarket ‘ [naam darknetmarket] ’ en heeft 254 voltooide bestellingen. Op de gegevensdragers werden ook afbeeldingen van vermoedelijk verdovende middelen en de naam ‘ [naam vendoraccount 2] ’ aangetroffen. Na onderzoek van de politie bleek de vendoraccount [naam vendoraccount 2] (eveneens op de [naam darknetmarket] ) actief te zijn sinds juli 2020 met 97 voltooide bestellingen. Op deze vendoraccounts werden onder meer hoeveelheden amfetamine, MDMA, cocaïne en ketamine aangeboden.
De rechtbank stelt op grond van het vorenoverwogene en de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat – in onderling verband en in samenhang bezien – vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met het voorhanden hebben van de bovengenoemde goederen het opzet heeft gehad op het verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine, MDMA, cocaïne en enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen. Deze voorbereidingshandelingen kunnen, anders dan de raadsman heeft betoogd, naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks worden toegeschreven aan verdachte.
B.
De verdediging heeft in de tweede plaats betoogd dat geen sprake is van medeplegen. Uit het dossier volgt enkel dat verdachte omgaat met medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat bij verdachte een USB-stick is aangetroffen waarop de PGP-sleutel van een vendoraccount staat en dat deze PGP-sleutel tevens op de gegevensdrager van medeverdachte is gevonden, maakt dat niet anders nu het gaat om een verplaatsbaar object. Ook voor het aansturen of instrueren van medeverdachten is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat verdachte samen met medeverdachten strafbare voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft, gelet op het eerder geschetste juridisch kader van medeplegen daarbij vooral de uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden in aanmerking genomen dat:
* in de woning aan de [adres 2] te [gemeente] verschillende goederen zijn aangetroffen die duiden op voorbereidingshandelingen voor het verkopen, afleveren, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen. Het observatieteam heeft op 5 november 2020 waargenomen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] voor de duur van 18 minuten in de woning aan de [adres 2] is geweest. In deze woning is zowel het DNA-profiel van verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] op een weegschaal aangetroffen.;
* in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres 5] in [gemeente] een sleutel van een BMW met kenteken [kenteken 2] lag. In dit voertuig werd een bigshopper van de Action, gevuld met gezichtsmaskers aangetroffen. Deze gezichtsmaskers waren gelijk aan de gezichtsmaskers die in postpakketen met verdovende middelen en in de woning aan de [adres 2] in [gemeente] werden aangetroffen. Verder werd in de woning van medeverdachte een vacumeermachine en verschillende adresstickers aangetroffen. Eén van deze adresstickers kwam overeen met een adres dat werd aangetroffen in de laptop van verdachte;
* uit onderzoek naar de in beslag genomen gegevensdragers is gebleken dat medeverdachte over dezelfde PGP-sleutel beschikt van het [naam darknetmarket] vendoraccount ‘ [naam vendoraccount 1] ’ als verdachte. Verder zijn op de telefoon van medeverdachte foto’s van stickers van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] verpakkingen en enveloppen met een [bedrijfsnaam 3] sticker aangetroffen. Vergelijkbare [bedrijfsnaam 1] stickers, [bedrijfsnaam 2] verpakkingen en [bedrijfsnaam 3] stickers zijn in beslag genomen in de woning aan de [adres 2] in [gemeente] .
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat voldoende is gebleken dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] , al dan niet vanuit de [adres 2] in [gemeente] en via de vendoraccounts [naam vendoraccount 2] en [naam vendoraccount 1] , nauw en bewust heeft samengewerkt in het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van het verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet lijst I.
C.
De verdediging heeft in de derde plaats betoogd dat sprake is van een kortere pleegperiode. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte reeds vanaf 30 juni 2019 betrokken is geweest bij het ten laste gelegde. De notitie die op deze datum is aangemaakt door verdachte staat geenszins in verband met de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de notitie die op 30 juni 2019 in de telefoon van verdachte is aangemaakt in onvoldoende verband staat met de aan verdachte ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. De rechtbank zal aangaande de start van de pleegperiode aansluiting zoeken bij de aangetroffen notitie op de telefoon van verdachte met aanmaakdatum 7 september 2019. Deze notitie heeft betrekking op een samenstel van chemicaliën, welke de rechtbank ambtshalve bekend zijn als grondstoffen voor de productie van harddrugs. Kort daaropvolgend is op 13 september 2019 een notitie aangemaakt met daarineen klacht over de kwaliteit van een hoeveelheid gekochte cocaïne waarin – zakelijk weergegeven – ook wordt opgemerkt dat de klanten gelukkig nog geen klachten hebben geuit.
Feit 4 en feit 5.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de op de [adres 2] te [gemeente] aangetroffen verdovende middelen niet opzettelijk aanwezig heeft gehad. Uit het dossier is niet voldoende gebleken dat de middelen zich in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden. De verdachte is in de periode kort voorafgaand aan de doorzoeking niet in de buurt van de woning waargenomen en uit de camerabeelden van de observatie van de [adres 2] blijkt dat in de weken voorafgaand aan de doorzoeking, verschillende personen de woning hebben betreden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij eerder heeft overwogen omtrent het gebruik van de woning aan de [adres 2] in [gemeente] . De rechtbank is van oordeel dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de locatie aan de [adres 2] heeft gebruikt ten behoeve van het voorbereiden van het vervoeren, afleveren, verkopen en het uitvoeren van harddrugs. Dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aldaar aangetroffen verdovende middelen, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de voornoemde vaststellingen ten aanzien van feit 3 onaannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte 1] hebben bevonden en dat zij beiden wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen.
Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 140,47 gram amfetamine, 26,46 gram MDMA, 9,16 gram cocaïne en 250 LSD-zegels en het zonder registratie opzettelijk te koop aanbieden en/of in voorraad hebben van 1.467,59 gram ketamine wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 1.
De verdediging heeft betoogd dat de op 17 september 2020 onderschepte poststukken niet technisch zijn onderzocht. De enkele constatering dat deze poststukken qua uiterlijke verschijningsvorm lijken op andere verpakkingen die in het onderzoek naar voren komen en worden gerelateerd aan de verdachte, levert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op. Verder heeft de brievenbus, nadat de verdachte poststukken heeft gedeponeerd, minstens een half uur niet onder observatie gestaan. Het is dus niet uitgesloten dat de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de poststukken afkomstig zijn van een ander dan van de verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt aan de hand van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 17 september 2020 om 15.35 uur poststukken heeft gedeponeerd aan de [adres 6] te [gemeente] . Vervolgens hebben verbalisanten om 15.38 uur PostNL verzocht de brievenbus met spoed te legen en hebben zij om 16.15 uur de observatie van het observatieteam overgenomen. Na leging van de brievenbus zagen de verbalisanten zeven op elkaar gestapelde poststukken. Deze poststukken waren voorzien van stickers waarvan hen bekend was dat zij overeenkwamen met aan buitenlandse adressen geadresseerde poststukken waarin verdovende middelen waren aangetroffen. De in de poststukken aangetroffen substanties zijn (indicatief) positief getest op de aanwezigheid van amfetamine, MDMA, cocaïne en LSD. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat de zeven poststukken waarin verdovende middelen zijn aangetroffen allemaal waren voorzien van gelijksoortige postzegels en adresstickers, met een zelfde lay-out en lettertype. Verder waren de verdovende middelen verpakt in gezichtsmaskers, gelijkend op en in sommige gevallen zelfs identiek aan de verpakkingen die zijn aangetroffen in de woning op de [adres 2] in [gemeente] en zijn vijf van de adressen op de poststukken teruggevonden op een lijst met adressen in de laptop van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee genoegzaam is gebleken dat het verdachte was die de zeven poststukken met verdovende middelen gedeponeerd heeft in de brievenbus aan de [adres 6] in [gemeente] . Deze waren bestemd voor de uitvoer naar buitenlandse adressen, waardoor verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk uitvoeren van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Partiële vrijspraak medeplegen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen. Uit de observatie van 17 september 2020 volgt weliswaar dat verdachte met een vrouw in een auto is gestapt, naar een brievenbus is gereden en aldaar stukken op de post heeft gedaan. Uit de bewijsmiddelen volgt echter niet dat de voor de rechtbank onbekend gebleven vrouw wetenschap heeft gehad van de inhoud van de door verdachte verzonden poststukken. Ook geven de bewijsmiddelen geen blijk van een significante bijdrage van een derde.
Partiële vrijspraak uitvoeren van 5 gram MDMA.
De rechtbank is verder van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte opzettelijk MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, omdat een rapport waaruit blijkt dat het NFI na onderzoek heeft vastgesteld dat de in de poststukken aangetroffen kristallen MDMA bevatten, ontbreekt. De positieve test van de politie van 30 september 2020 vormt slechts een indicatie van de aanwezigheid van MDMA en is onvoldoende wettig bewijs dat de kristallen daadwerkelijk deze stof bevatten.
De bewezenverklaring.
Resumerend komt de rechtbank, op grond van het vorenoverwogene en de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en in samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1.
hij op 17 september 2020 te [gemeente] opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet,
- een totale hoeveelheid van ongeveer 181 gram, van een materiaal bevattende amfetamine (IBN-codes [afk. 1] .01.001 en [afk. 1] .01.002 en [afk. 1] .01.004 en [afk. 1] .01.005) en
- een hoeveelheid van ongeveer 2 gram van een materiaal bevattende cocaïne ( [afk. 1] .01.003) en
- een hoeveelheid van 20 LSD-zegels ( [afk. 1] .01.007),

zijnde amfetamine en cocaïne en LSD elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

T.a.v. feit 3.
hij in de periode van 7 september 2019 tot en met 10 november 2020 te [gemeente] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine en/of hoeveelheden van materialen bevattende MDMA en/of hoeveelheden van materialen bevattende cocaïne, en/of hoeveelheden van materialen bevattende enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens
- een ander heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam

en/of

- zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffenen/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,

hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders telkens

- informatie gezocht en/of ingewonnen en/of opgeslagen en/of genoteerd betreffende de wijze van in-/verkoop en/of verzending van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- middels vendoraccounts op [naam darknetmarket] , amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of enig ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I te koop en/of ter verzending aangeboden en/of daarbij overzichten en/of informatie betreffende de soort en/of prijs (per gewichtseenheid) en/of wijze van verzending van die middelen gepresenteerd en/of
- hoeveelheden van materialen bevattende voormelde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I al dan niet met verpakkingen van gezichtsmaskers ingeseald

en/of in enveloppen gestopt, in elk geval ingepakt/verpakt, en/of met stickers beplakt en/of aan buitenlandse bestellers/kopers geadresseerd en/of laten adresseren en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of

- hiertoe digitale weegschalen en/of verpakkingen met gezichtsmaskers en/of vacumeermachines en/of enveloppen en/of labelwriters en/of stickers en/of flyers en/of

verpakkings- en/of verzend- en/of verkoopmaterialen aangeschaft en/of aan laten schaffen en/of voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of

- in het kader van voornoemde verkoop-/handelsactiviteiten met elkaar en/of met buitenlandse bestellers/kopers contact gehad/onderhouden en/of laten hebben/onderhouden en/of met elkaar adressen van de buitenlandse bestellers/kopers en/of van de verzend-/postlocaties gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad, waarbij verdachte zijn mededaders heeft aangestuurd en/of geïnstrueerd;
T.a.v. feit 4.
hij op 10 november 2020 aan de [adres 2] te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een totale hoeveelheid van ongeveer 140,47 gram, van een materiaal bevattende amfetamine (IBN-codes [afk. 2] .03.01.001 en [afk. 2] .01.02.005 en [afk. 2] .01.02.017) en
- een totale hoeveelheid van ongeveer 26,46 gram, van een materiaal bevattende MDMA (IBN-codes [afk. 2] .01.02.004 (SIN AAMG2519NL en AAMG2520NL) en [afk. 2] .01.02.018 en [afk. 2] .02.02.003) en
- een totale hoeveelheid van ongeveer 9,16 gram van een materiaal bevattende cocaïne (IBN-codes [afk. 2] .01.02.012 (SIN AAMG2523NL) en/ [afk. 2] .03.01.004) en
- een hoeveelheid van 250 LSD-zegels (IBN-code [afk. 2] .02.04.001),

zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne en LSD elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

T.a.v. feit 5.
hij op 10 november 2020 aan de [adres 2] te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander zonder registratie een totale hoeveelheid van ongeveer 1.467,59 gram (IBN-codes [afk. 2] .03.01.002 en [afk. 2] .03.01.003 en [afk. 2] .01.02.010 (SIN AAMG2512NL en AAMG2513NL) en [afk. 2] .01.02.015) ketamine, als bedoeld in artikel 1, onder x.1. van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 170 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren geëist, met aftrek van de periode dat verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 20.000,- en een taakstraf voor de duur van 90 uren geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, indien en voor zover de rechtbank tot strafoplegging overgaat, verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest. Mogelijk kan de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf past niet bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de rol van verdachte in het onderzoek. Bovendien zou dit de positieve ontwikkeling die verdachte sinds kort heeft doorgemaakt doorkruisen. Tot besluit verzoekt de verdediging in strafmatigende zin rekening te houden de lange duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ruim een jaar lang schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van amfetamine, MDMA, cocaïne en ketamine. In deze periode heeft verdachte (gebruikershoeveelheden) amfetamine, cocaïne en LSD-zegels buiten het grondgebied van Nederland gebracht via postpakketen. Verder heeft verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] opzettelijk 140,47 gram amfetamine, 26,46 gram MDMA, 9,16 gram cocaïne en 250 LSD-zegels voorhanden gehad en 1.467,59 gram ketamine zonder registratie te koop aangeboden en/of in voorraad gehad.
Dit zijn ernstige feiten. Het is algemeen bekend dat harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengen voor de gebruikers ervan en dat deze drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te voorzien. Ook mag als bekend worden verondersteld dat de productie en handel in harddrugs merendeels het werkterrein vormt van nationale en internationale - niet zelden elkaar beconcurrerende - criminele netwerken, die daarmee grote winsten maken en die ter bescherming van hun illegale belangen de toepassing van verregaande vormen van geweld bepaald niet schuwen, waarvan ook personen die zich niet begeven in criminele kringen (onbedoeld) het slachtoffer worden. . Voorts mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming van Nederland in het buitenland op haar drugsbeleid versterkt. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte op het gebied van Opiumwetdelicten een blanco strafblad heeft.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 5 juli 2021 betreffende verdachte. De rapporteur concludeert dat er geen noemenswaardige problemen zijn gesignaleerd waar interventies op uit moeten worden gezet. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. Een nieuwe detentieperiode zou een averechts effect kunnen hebben op de reeds genomen stappen in de juiste richting met betrekking tot werk. Alles overwegende adviseert de reclassering een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden en een taakstraf op te leggen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, dan de straf die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal – als stok achter de deur – wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Met het opleggen van deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds gepoogd verdachte af te houden van strafbaar handelen in de toekomst, zodat de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd als verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Ook zal de rechtbank, naast een gevangenisstraf, een geldboete opleggen gelet op het financiële motief dat aan de strafbare feiten ten grondslag zal hebben gelegen.
In afwijking van de vordering van de officier van justitie zal de rechtbank geen taakstraf opleggen maar een hogere geldboete, omdat deze strafmodaliteit naar het oordeel van de rechtbank beter aansluit bij de aard van de feiten.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 372 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast wordt aan verdachte opgelegd een geldboete van € 30.000,-, subsidiair 185 dagen hechtenis.
De motivering met betrekking tot het beslag.
De rechtbank stelt vast dat er thans nog beslag rust op verschillende verpakkings- en verzendmaterialen, op de beslaglijst genummerd van 14 tot en met 30.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen verpakkings- en verzendmaterialen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen verpakkings- en verzendmaterialen onder de nummers 14 tot en met 30 op de beslaglijst zullen worden verbeurd verklaard. Deze behoren toe aan de verdachte en het bewezen verklaarde feit, te weten het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van harddrugs, is met behulp van deze materialen begaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en artikel 1 van de Wet op de Economische Delicten.
De uitspraak.
De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van hetgeen aan hem onder feit 2 ten laste is gelegd;
verklaart het onder feit 1, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om die feiten te plegen en/of daarbij behulpzaam te zijn, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straffen:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
372 dagen;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
en een
geldboetevan
€ 30.000,00 (dertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
185 dagen (honderdvijfentachtig) hechtenis;
ten aanzien van het beslag:
verklaart verbeurdhet op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 14 tot en met 30, zijnde verpakkings- en verzendmaterialen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. M. Lochs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. T.F.M. Eijkhout, griffier,
en is uitgesproken op 26 juli 2021.
Bijlage A – de bewijsmiddelen.
(…)