ECLI:NL:RBOBR:2021:4923

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
01/026517-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van vrachtwagenbestuurder

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2020 betrokken was bij een verkeersongeval in de gemeente Meierijstad. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen met aanhanger, heeft zich onvoorzichtig gedragen door met een te hoge snelheid een onoverzichtelijke kruising te naderen, zonder zich voldoende te vergewissen van het verkeer van rechts. Dit leidde tot een aanrijding met een bromfietser, die als gevolg van de aanrijding is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de vereiste voorzichtigheid in acht heeft genomen, ondanks de waarschuwingsborden en de gevaarlijke verkeerssituatie ter plaatse. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beroep als beroepschauffeur en de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.026517.21
Datum uitspraak: 16 september 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1 primair:
hij op of omstreeks 23 juni 2020 in de gemeente Meierijstad,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met aanhanger), daarmede rijdende over de weg, de Lieshoutsedijk,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een snelheid van ongeveer 31 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, de onoverzichtelijke en/of gevaarlijke kruising met de Bikkelkampen te naderen en/of op te rijden en/of
bij het naderen en/of oprijden van die kruising van de Lieshoutsedijk met de Bikkelkampen onvoldoende die Bikkelkampen in te kijken en/of zich er onvoldoende van te vergewissen dat er geen verkeer van rechts was en/of onvoldoende snelheid te minderen en/of zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende bromfietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juni 2020 in de gemeente Meierijstad,
als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen met aanhanger),
daarmee rijdende op de weg, de Lieshoutsedijk,
met een snelheid van ongeveer 31 kilometer per uur, althans met een te hoge
snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, de onoverzichtelijke en/of
gevaarlijke kruising met de Bikkelkampen is genaderd en/of bij het naderen en/of
oprijden van die kruising van de Lieshoutsedijk met de Bikkelkampen onvoldoende
die Bikkelkampen in heeft gekeken en/of zich er onvoldoende van heeft vergewist
dat er geen verkeer van rechts was en/of onvoldoende snelheid heeft geminderd
en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende bromfietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op dinsdag 23 juni 2020 omstreeks 12:25 uur heeft op de kruising van de Lieshoutsedijk met de Bikkelkampen / Eversestraat te Sint-Oedenrode een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een vrachtautocombinatie (vrachtauto met aanhangwagen) en een bromfiets. De bestuurster van de bromfiets kwam ten opzichte van de rijrichting van de vrachtautocombinatie op deze gelijkwaardige kruising van rechts. Op het kruisingsvlak remde de bestuurster van de bromfiets waarbij zij ten val kwam en met haar bromfiets tegen de rechter voorwielen van de aanhangwagen schoof. De bestuurster van de bromfiets werd vervolgens overreden door de achterwielen van de aanhangwagen en overleed ter plaatse aan haar verwondingen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde bewezen te verklaren in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken. Volgens de verdediging kan verdachte geen verwijt worden gemaakt van de twee onderdelen van het aan hem verweten gedrag. Allereerst kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de snelheid van verdachte te hoog is geweest en hij daarmee een verkeersregel heeft overtreden. Ten tweede kan het enkele feit dat hij ten onrechte geen voorrang heeft verleend, niet worden gekwalificeerd als aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid die een overtreding van artikel 6 WVW oplevert. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Daarnaast heeft de verdediging verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd. De verdediging is van mening dat het gedrag van het slachtoffer voor verdachte op geen enkele wijze voorzienbaar is geweest en dat ook niet had hoeven zijn. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank neemt bij haar bewijsbeslissing de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Een proces-verbaal van bevindingen Aanrijding misdrijf d.d. 31 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 2- 8)
Op dinsdag 23 juni 2020 te 12:25 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval.
Vermoedelijke toedracht:
1: [verdachte] bestuurder van een vrachtwagen van het merk Scania voorzien van het [kenteken 1] met daarachter gekoppeld een aanhanger voorzien van het [kenteken 2] .
2: [slachtoffer] , bestuurster van een bromfiets voorzien van het [kenteken 3] .
[verdachte] (1) reed over de Lieshoutsedijk, komende uit de richting van de Lieshoutseweg. [slachtoffer] (2) reed over de Bikkelkampen, komende uit de richting van de Heerlijkheidsweg. Gekomen ter hoogte van de kruising met de Bikkelkampen, verleende [verdachte] (1) geen voorrang aan de van rechts komende [slachtoffer] (2). Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding. [verdachte] werd ter plaatse aangehouden als verdachte van schending van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Een proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict d.d. 10 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 9, 14-23, 34, 37)
Op dinsdag 23 juni 2020, omstreeks 12:25 uur had er op de kruising van de Lieshoutsedijk met de Bikkelkampen / Eversestraat te Sint-Oedenrode een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een vrachtautocombinatie (vrachtauto met aanhangwagen) en een bromfiets.
2.3.
Wegsituatie vrachtauto
De Lieshoutsedijk, Bikkelkampen en Eversestraat waren voor het openbaar verkeer openstaande wegen, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde van Sint-Oedenrode, binnen de gemeente Meierijstad. Genoemde wegen waren gelegen binnen een gebied dat was aangeduid als 60 km/u zone, kenbaar gemaakt middels bord A1 (zone) van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De Lieshoutsedijk had een breedte van ongeveer 4.10 meter en was bestemd voor verkeer in tegengestelde richtingen. De rijbaan werd aan de rechterzijde begrensd door een begroeide grasberm waarin bomen en struiken stonden, behorende bij een rechts gelegen woning. Kort voor genoemde (verhoogde) kruising was in de rechter grasberm het verkeersbord geplaatst volgens model J8 (gevaarlijke kruising) van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Kort na dit bord was de rijbaan deels versmald door middel van twee verhoogde drempels met verkeerspaaltjes en struiken, naar een breedte van ongeveer 3.70 meter. Na de versmalling waren er op het wegdek zogenaamde zigzag-strepen aangebracht (waarschuwing voor een gevaarlijke situatie).
2.4.
Wegsituatie bromfiets
De Bikkelkampen had een breedte van ongeveer 3.40 meter en was bestemd voor verkeer in tegengestelde richtingen. De rijbaan werd aan de linkerzijde begrensd door een grasberm en struiken. Ter hoogte van de kruising waren aan de linkerzijde van rijbaan bomen en struiken geplaatst, behorende bij een tuin van een woning. Kort voor de genoemde (verhoogde) kruising was in de rechter grasberm het verkeersbord geplaats volgens model J8 (gevaarlijke kruising) van de van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
2.5.
Zicht
Het zicht naar rechts werd voor de bestuurder van de vrachtautocombinatie ter hoogte van de kruising (daar waar de bromfiets reed) ernstig belemmerd door de bomen / takken rechts van de rijbaan. Dit zicht werd verder nog belemmerd door de rechter A-stijl en de rechter buitenspiegel van de vrachtauto.
Het zicht naar links werd voor de bestuurster van de bromfiets ter hoogte van de kruising (daar waar de vrachtautocombinatie reed) ernstig belemmerd door de bomen / takken links van de rijbaan.
5.1.
Snelheid vrachtautocombinatie
Uit de digitale data van de tachograaf bleek dat de bestuurder van de vrachtautocombinatie kort voor het ongeval reed met een snelheid van ongeveer 50 km/h. Bij het naderen van de genoemde kruising nam zijn snelheid geleidelijk af naar een snelheid tussen 31 km/h en 33 km/h. De bestuurder van de vrachtautocombinatie reed de kruising op met een snelheid van 31 km/h. Hierna volgde een noodremming en kwam de vrachtautocombinatie tot stilstand, zoals deze werd aangetroffen.
8.1.
Oorzaak
De bestuurder van de vrachtautocombinatie verleende geen voorrang aan de bestuurster van de bromfiets, die van rechts kwam.
8.2.
Toedracht
De bestuurder van de vrachtautocombinatie reed over de Lieshoutsedijk en reed op genoemde kruising rechtdoor. De bestuurster van de bromfiets kwam ten opzichte van de rijrichting van de vrachtautocombinatie van rechts en wilde de genoemde kruising rechtdoor oversteken. Op het kruisingsvlak remde de bestuurster van de bromfiets zich onderuit en kwam ten val. De bromfiets kwam met de voorzijde in botsing met de rechter voorwielen van de aanhangwagen. De bestuurster van de bromfiets werd overreden door de banden van de aanhangwagen.
8.3.
Gevolgen
De bestuurster van de bromfiets overleed ter plaatse aan haar verwondingen.
Een proces-verbaal tachograafdata onderzoek d.d. 3 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 43-51)
Ik heb de aangeleverde digitale tachograafbestanden van dit voertuig onderzocht en uitgewerkt. Hierbij is rekening gehouden met het tijdsverschil tussen de in de tachograaf ingestelde gecoördineerde wereldtijd (UTC-tijd) en de Centraal Europese Tijd (UTC + 2 uur), de zomertijd zoals deze in Nederland geldt.
Omstreeks 10:26:14 uur, werkelijke tijd 12:26:14 uur, reed de vrachtauto, voorzien van het [kenteken 1] met een snelheid van 32 km/u.
Een proces-verbaal schouwrapport d.d. 30 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 90-92)
Aan de hand van de lichaamskenmerken en de persoonlijke documenten stelden wij vast dat het slachtoffer [slachtoffer] betrof.
[Schouwarts] gaf het uitwerken van zware externe krachten op het lichaam passend bij het overrijden van het slachtoffer als reden van overlijden af.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 23 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 98-100)
Ik was onderweg naar Schijndel en kwam vanuit de Lieshoutseweg en reed vervolgens de Lieshoutsedijk op, in de rijrichting van Schijndel. Ik rij dagelijks over die weg. (…) Het is daar onoverzichtelijk (…).
Toen ik bij de kruising aan kwam, keek ik eerst links en zag dat daar geen verkeer reed. Vervolgens keek ik rechts en zag daar ook geen verkeer rijden. (…)Vervolgens keek ik weer naar links en gaf ik langzaamaan weer wat gas, om de kruising over te steken. Ik zag de scooter pas toen ik met mijn gehele truck over het kruispunt was. Ik zag in mijn rechter breedspiegel iets zwarts aan komen rijden. Vervolgens keek ik met mijn volle aandacht in de rechter breedspiegel en zag ik nog net dat er iets tegen mijn aanhangwagen reed. Dit ging nogal met geweld.

Bewijsmotivering.

Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Voor strafbaarheid op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet moet ten minste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende. Niet elk tekortschieten en niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, dan wel of zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorvoertuig wordt geëist. Bij deze beoordeling komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat sprake is van een zeer onoverzichtelijke kruising. Bij het naderen van de kruising zijn meerdere signalen dat het hier een gevaarlijk kruispunt betreft en dat extra alertheid en voorzichtigheid van weggebruikers geboden is. Zo worden weggebruikers gewaarschuwd door middel van een driehoekig bord met kruis (model J8 “gevaarlijke kruising” ). Daarnaast is kort voor de kruising een wegversmalling aangebracht en zijn zigzagstrepen op het wegdek geplaatst. Het zicht naar rechts werd voor verdachte ook nog eens ernstig belemmerd door de bomen/takken aan de rechterzijde van de weg.
Verdachte had bij het oprijden van de kruising zijn snelheid zodanig moeten minderen, dat hij te allen tijde nog in staat zou zijn om het verkeer van rechts tijdig te zien, daarop te reageren en voorrang te verlenen. De rechtbank constateert dat verdachte dit niet afdoende heeft gedaan. Verdachte reed met ongeveer constante snelheid de kruising op en over, terwijl hij onvoldoende zicht naar rechts had. De raadsman heeft aangevoerd dat de snelheid van de vrachtwagen niet kan worden bepaald aan de hand van de tachograaf, omdat de betrouwbaarheid niet is vastgesteld en sprake is van een foutmarge van 6 kilometer per uur. De politie heeft de nauwkeurigheid van de tachograaf echter onderzocht en geconstateerd dat nagenoeg geen sprake was van een snelheidsafwijking. [2] Gelet op de verkeerssituatie ter plaatse heeft verdachte te hard gereden en heeft hij zich in onvoldoende mate vergewist of er verkeer van rechts kwam. Verdachte heeft het slachtoffer niet gezien, terwijl hij haar wel had kunnen zien indien hij met aanzienlijk lagere snelheid de kruising was opgereden en toen zijn zicht niet meer werd belemmerd, meer tijd had genomen om naar rechts te kijken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het (mogelijke) rijgedrag van de bromfietser de oorzaak is geweest van het gegeven dat verdachte de brommer niet heeft gezien of dat dit tot gevolg zou kunnen hebben gehad dat hij haar niet heeft kunnen zien.
Bovenstaand verkeersgedrag van verdachte leidt tot de conclusie dat hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 23 juni 2020 in de gemeente Meierijstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met aanhanger), daarmede rijdende over de weg, de Lieshoutsedijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
met een te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse, de onoverzichtelijke en gevaarlijke kruising met de Bikkelkampen te naderen en op te rijden en bij het naderen en oprijden van die kruising van de Lieshoutsedijk met de Bikkelkampen onvoldoende die Bikkelkampen in te kijken en zich er onvoldoende van te vergewissen dat er geen verkeer van rechts was en onvoldoende snelheid te minderen en zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende bromfietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een taakstraf geëist voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Verdachte heeft benadrukt dat zijn werk als chauffeur heel erg belangrijk voor hem is en dat een onvoorwaardelijke rijontzegging vergaande consequenties zou hebben.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtautocombinatie aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden met als gevolg dat een verkeersongeval is ontstaan met als gevolg dat de 16-jarige [slachtoffer] is overleden, waardoor de nabestaanden van het slachtoffer met onvoorstelbaar leed zijn geconfronteerd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat verdachte, die beroepschauffeur is en dus veelvuldig aan het verkeer deelneemt, nooit voor een ernstig verkeersfeit is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting meermalen er blijk van gegeven dat hij en zijn familie zeer geraakt zijn door de gevolgen van het ongeval. Tot op de dag van vandaag zit verdachte nog steeds met de vraag hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren. De rechtbank begrijpt dat het ongeval ook voor verdachte veel impact heeft. Verdachte geeft aan zeer begaan te zijn met de nabestaanden van het slachtoffer en heeft ook zijn best gedaan om met hen in contact te komen. Dat de nabestaanden daar niet aan toe zijn, wat voor de rechtbank zeker te begrijpen is, doet daar niet aan af.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 200 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren in onderhavige zaak passend is.
De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen nu is gebleken dat verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk dagelijks nodig heeft. Wel legt de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op, enerzijds om de ernst van het strafbare feit te benadrukken, anderzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
ten aanzien van feit 1 primair:
Een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis
ten aanzien van feit 1 primair:
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. S.A.E.M. van Dorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 16 september 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, Verkeersongevallen Afhandeling, Tactische Opsporing, met [BHV nummer] , afgesloten op 31 december 2020, pagina's 1 tot en met 136.
2.Proces-verbaal Tachograafdata onderzoek, p. 48.