ECLI:NL:RBOBR:2021:4790

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
C/01/355178 / HA ZA 20-97
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst leerlingenvervoer tussen Van Gerwen Groep B.V. en Gemeente Veldhoven

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van Gerwen Groep B.V. en de Gemeente Veldhoven over de ontbinding van een overeenkomst inzake leerlingenvervoer. De partijen hebben op 19 april 2018 een overeenkomst gesloten voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2018-2019 en verder. De gemeente heeft deze overeenkomst op 19 maart 2019 ontbonden, omdat zij vond dat Van Gerwen niet voldeed aan haar verplichtingen. Van Gerwen heeft hiertegen geprocedeerd en vorderde onder andere dat de gemeente de overeenkomst zou nakomen en schadevergoeding zou betalen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat Van Gerwen op verschillende punten tekort is geschoten, zoals het niet altijd inzetten van vaste chauffeurs en het niet tijdig overleggen van Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG's) van chauffeurs. De rechtbank oordeelde echter dat de geconstateerde tekortkomingen, gezien het aantal uit te voeren ritten, in verhouding te overzien waren. Desondanks vond de rechtbank dat de gemeente terecht tot ontbinding van de overeenkomst was overgegaan, vooral gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep, namelijk leerlingen.

De vorderingen van Van Gerwen, waaronder schadevergoeding en rectificatie van negatieve uitlatingen door de gemeente, werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde Van Gerwen in de proceskosten van de gemeente, die op € 12.166,00 werden begroot. Dit vonnis benadrukt de zorgvuldigheid die van overheidsorganen wordt verwacht bij het omgaan met contracten die betrekking hebben op kwetsbare groepen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/355178 / HA ZA 20-97
Vonnis van 8 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN GERWEN GROEP B.V.,
gevestigd te Zeeland,
eiseres,
advocaat mr. A.L. Appelman te Zwolle,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VELDHOVEN,
zetelend te Veldhoven,
gedaagde,
advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig te Venlo.
Partijen zullen hierna Van Gerwen en de gemeente genoemd worden.

1.Inleiding

Van Gerwen en de gemeente hebben op 19 april 2018 een overeenkomst “Leerlingenvervoer schooljaar 2018 e.v.” gesloten. Bij brief van 19 maart 2019 heeft de gemeente deze overeenkomst ontbonden. Bij vonnis in kort geding van 24 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank besloten dat de gemeente dient toe te staan dat Van Gerwen het leerlingenvervoer blijft verzorgen totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist.
In deze procedure is nu aan de orde de vraag of de gemeente terecht in 2019 tot ontbinding van de overeenkomst is overgegaan en als dat niet het geval is of Van Gerwen in dat geval schade heeft geleden die door de gemeente vergoed dient te worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de akte houdende overlegging producties en vermeerdering van eis;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de akte uitlaten voortprocederen aan de zijde van Van Gerwen;
  • de akte uitlaten voortprocederen aan de zijde van de gemeente;
  • de akte uitlating en vermeerdering van eis aan de zijde van Van Gerwen;
  • een productieoverzicht van de gemeente met de aanvullende producties 46 en 47;
  • een akte houdende overlegging productie aan de zijde van Van Gerwen
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 maart 2021;
  • de brief namens Van Gerwen van 29 maart 2021, houdende reactie op het proces-verbaal;
  • de conclusie van dupliek van de gemeente.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De gemeente heeft op 30 november 2017 een Europese aanbesteding georganiseerd voor het selecteren van een dienstverlener voor het verrichten van leerlingenvervoer voor het schooljaar 2018-2019 e.v.. De looptijd van de opdracht bedraagt vier jaar en kan optioneel met twee maal één jaar worden verlengd. Het gunningscriterium was de laagste prijs. Met de als tweede geëindigde heeft de gemeente een zogenaamde reservebank overeenkomst gesloten.
3.2.
Van Gerwen was de inschrijver met de laagste prijs. De gemeente is op 15 maart 2018 overgegaan tot gunning aan Van Gerwen.
3.3.
Op 9 april 2018 hebben de gemeente en Van Gerwen een overeenkomst inzake leerlingenvervoer gesloten voor de duur van vier jaar, ingaande het schooljaar 2018-2019 tot en met het schooljaar 2021-2022 en een verlenging van maximaal twee keer met één jaar.
3.4.
Op deze overeenkomst zijn de “algemene inkoopvoorwaarden 2013 voor leveringen en diensten” van de gemeente Veldhoven van toepassing.
In artikel 9, lid 1 van de overeenkomst is opgenomen dat de gemeente gerechtigd is de overeenkomst tussentijds schriftelijk direct te (laten) beëindigen indien de contractant jegens de gemeente toerekenbaar tekortschiet in het nakomen van zijn verplichtingen en contractant niet binnen een redelijke termijn na ingebrekestelling alsnog correct nakomt.
Ook het aanbestedingsdocument maakt onderdeel uit van deze overeenkomst, zo is bepaald in artikel 12 van de overeenkomst.
3.5.
Het schoolvervoer startte op 20 augustus 2018. Op 23 juli 2018 had de gemeente 122 leerlingen aangemeld bij Van Gerwen. In de periode tot 10 augustus 2018 kwamen hier nog 10 leerlingen bij. Op basis van deze 132 leerlingen heeft Van Gerwen een routeplanning gemaakt. Na 20 augustus 2018 heeft de gemeente nog 64 nieuwe leerlingen voor vervoer aangemeld. Na een aantal afmeldingen is het aantal te vervoeren leerlingen uiteindelijk opgelopen tot 195. Deze late aan- en afmeldingen zorgde voor een turbulent verloop van de beginfase van het door Van Gerwen te verzorgen vervoer.
3.6.
Op 14 september 2018 heeft overleg plaatsgevonden tussen Van Gerwen en de gemeente. In dit gesprek heeft de gemeente haar zorgen geuit over het feit dat zij nog niet alle VOG’s van de chauffeurs had ontvangen, dat zij had geconstateerd dat nog niet alle routes een vaste chauffeur hadden en dat er veel klachten waren van ouders over dat kinderen niet op tijd werden opgehaald en dat Van Gerwen de klachten niet juist afhandelde. Op 18 oktober 2018 en 10 december 2018 hebben gesprekken plaatsgevonden met de wethouder van de gemeente en zijn afspraken gemaakt hoe Van Gerwen de ontstane problemen zou oplossen.
3.7.
Omdat ondanks gemaakte afspraken de gemeente zich op het standpunt stelde dat de problemen niet voldoende waren opgelost heeft zij bij brief van 12 februari 2019 Van Gerwen in gebreke gesteld en Van Gerwen vier weken de tijd gegeven (tot 12 maart 2019) om de door de gemeente geconstateerde gebreken op te lossen.
3.8.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft Van Gerwen gereageerd op deze ingebrekestelling.
3.9.
Bij brief van 19 maart 2019 heeft de gemeente de overeenkomst uiterlijk per 9 juni 2019 ontbonden. Hierbij heeft de gemeente zich op het standpunt gesteld dat Van Gerwen nog altijd niet al haar verplichtingen nakomt. De gemeente benoemde in deze brief specifiek de volgende verplichtingen die van Gerwen niet of niet voldoende is nagekomen:
  • vaste chauffeurs per route;
  • maximale reistijd;
  • het overleggen van VOG’s van alle chauffeurs;
  • klachtenregistratie en klachtenafhandeling;
  • ophaal- en afzetmarge.
3.10.
Van Gerwen heeft vervolgens een kort geding aangespannen en onder andere gevorderd de gemeente te gebieden ongewijzigd uitvoering te blijven geven aan de overeenkomst Leerlingenvervoer 2018 e.v.
3.11.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 24 mei 2019, voor zover hier relevant, de gemeente veroordeeld de overeenkomst van 9 april 2018 na te komen in die zin dat zij toestaat dat Van Gerwen het vervoer blijft verzorgen totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist en de gemeente verboden om de opdracht tot leerlingenvervoer in het kader van de overeenkomst op te dragen aan derden totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist.
De voorzieningenrechter heeft hierbij, kort samengevat, overwogen dat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat Van Gerwen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, zodat de gemeente zich er niet op kan beroepen dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd. De ontbindingsbrief bevatte per gebrek slechts algemene opmerkingen, waarbij de gemeente heeft verzuimd concrete feiten zoals bijvoorbeeld namen van leerlingen, nummers van routes, openstaande klachten en voorbeelden van overschrijdingen van maximale reistijd te benoemen die onderbouwen dat Van Gerwen toerekenbaar is tekortgeschoten en de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen.
3.12.
Partijen zijn na dit vonnis de overeenkomst nagekomen.

4.Het geschil

4.1.
Van Gerwen vordert:
primair voor recht te verklaren dat de gemeente ten onrechte de overeenkomst heeft ontbonden, nu er geen ontbindingsgrond is die de ontbinding kan rechtvaardigen en te verklaren dat de gemeente derhalve tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, in die zin dat zij niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig handelend overheidsorgaan betaamt;
subsidiair voor recht te verklaren dat de gemeente jegens Van Gerwen onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor vergoeding van de ter zake door Van Gerwen geleden en nog te lijden schade;
op zowel de primaire als de subsidiaire grondslag de gemeente te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding voor alle geleden en nog te lijden schade van Van Gerwen, wat neerkomt op de veroordeling van de gemeente tot betaling van een bedrag van € 962.918,08 waarvan een bedrag van € 100.000,- ziet op de immateriële schade van Van Gerwen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat Van Gerwen de gemeente formeel aansprakelijk heeft gesteld voor alle schade die zij tot op heden heeft geleden en nog zal lijden door het handelen van de gemeente in het kader van het leerlingenvervoer, te weten 8 juli 2019, en de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 3.115,-;
de gemeente te gebieden om een rectificatie te plaatsen om de reputatie van Van Gerwen op te poetsen, om alle negatieve publieke uitlatingen (voor zover mogelijk) ongedaan te maken, en om met betrokkenen te communiceren dat de uitlatingen feitelijk onjuist zijn. De gemeente dient op haar website, goed leesbaar in zwarte letters met lettertype 20, gedurende 30 dagen na het vonnis de rectificatie op haar website te plaatsen. Daarnaast dient zij het Eindhovense Dagblad te verzoeken een artikel te plaatsen, met de rectificatietekst:
“RECTIFICATIE
De gemeente is door de rechter veroordeeld tot rectificatie van de onterechte onjuiste uitlatingen over Van Gerwen Taxi B.V. De gemeente heeft ten onrechte verspreid dat Van Gerwen niet bekwaam zou zijn, tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Dit is onjuist. Door deze – en andere – onterechte uitlatingen heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld ten opzichte van Van Gerwen Taxi B.V., door het geschil eenzijdig te belichten en onder valse voorwendselen te handelen. Het geschil is inmiddels tot een einde gekomen en beide partijen werken aan een constructieve en goede voortzetting van de samenwerking.”
althans te veroordelen een rectificatie te plaatsen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze;
5. de gemeente te gebieden om de reeds door haar benaderde (potentiële) klanten van Van Gerwen, zoals opgesomd in productie 25, opnieuw te benaderen om de negatieve uitlatingen over Van Gerwen zoveel mogelijk ongedaan te maken, en om in de toekomst geen klanten van Van Gerwen meer te benaderen. Voor iedere nieuwe uitlating zal de gemeente een direct opeisbare dwangsom van € 5.000,- per dag verschuldigd zijn, met een maximum van € 250.000,- dat de gemeente in gebreke blijft uitvoering aan deze verplichting te geven, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen geldbedrag;
6. de gemeente te gebieden ongewijzigd uitvoering te blijven geven aan de overeenkomst Leerlingenvervoer schooljaar 2018 e.v. gemeente Veldhoven op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 1.500.000,- althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen geldbedrag;
7. de gemeente te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
4.2.
De gemeente voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de gemeente al dan niet terecht is overgegaan op 19 maart 2019 tot ontbinding van de met Van Gerwen gesloten overeenkomst. Aan deze ontbinding heeft de gemeente een vijftal gebreken ten grondslag gelegd.
Op de eerste plaats heeft de gemeente gesteld dat een groot deel van de ritten door een vaste chauffeur wordt gereden maar dat voor een aantal ritten niet is aangetoond door Van Gerwen dat deze door een vaste chauffeur wordt gereden. Op de tweede plaats wordt bij een aanzienlijk aantal ritten, volgens de door Van Gerwen aangeleverde routeplanner, de maximale reistijd overschreden. Voorts is van een aantal chauffeurs de VOG, die aan de voor de VOG’s gestelde eisen voldoet, niet door Van Gerwen overgelegd. Daarnaast is het overgelegde klachtenoverzicht niet volledig en gebleken is dat niet op alle vragen en klachten van de gemeente is gereageerd binnen de afgesproken termijn. Tot slot heeft de gemeente gesteld dat de ophaal- en afzetmarge van 10 minuten in een aantal gevallen wordt overschreden, zonder dat daarvoor enige verklaring of toelichting wordt gegeven.
5.2.
De rechtbank zal nu eerst op de door de gemeente gestelde gebreken ingaan, met inachtneming van hetgeen partijen daarover over en weer hebben gesteld en in de volgorde die partijen in hun aktes hebben gehanteerd.
Het rijden van de routes met een vaste chauffeur
5.3.
Op grond van het bepaalde in 2.3.2 van het aanbestedingsdocument wordt aan de routeplanning onder andere de eis gesteld dat de route iedere dag door een vaste chauffeur moet worden gereden, tenzij er zwaarwegende reden zijn (bijvoorbeeld ziekte), om hiervan af te wijken.
5.3.1.
De gemeente stelt dat op een aantal routes niet met een vaste chauffeur wordt gereden. Als eerste voorbeeld noemt zij de route met nummer 2530. Uit het door Van Gerwen geleverde overzicht (productie 24 bij conclusie van antwoord) blijkt dat deze route in totaal door een drietal chauffeurs wordt gereden. Daarnaast heeft de gemeente geconstateerd dat op in totaal 17 routes geen vaste chauffeur zat. Verwezen wordt in dit verband naar de als productie 26 bij de conclusie van antwoord overgelegde routeplanningen voor deze routes. Daarnaast voert de gemeente aan dat het door Van Gerwen opgestelde overzicht niet juist is. Als voorbeeld wordt verwezen naar de routes 2083 en 2506 op woensdag. Op deze routes staat dezelfde chauffeur vermeld ( [A] ) maar het is in de visie van de gemeente niet mogelijk dat deze chauffeur deze routes allebei reed op woensdagochtend. Hetzelfde geldt voor de routes 2520, 2530, 2531 en 2545. De routeplanning van deze vier routes overlappen elkaar zodat de hier genoemde chauffeur ( [B] ) niet de vaste chauffeur van deze routes kan zijn.
Tot slot staat op een aantal routes slechts de naam van de onderaannemer vermeld, zodat niet controleerbaar is of op deze routes met een vaste chauffeur wordt gereden.
5.3.2.
Van Gerwen betwist dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om een vaste chauffeur te hanteren op de route. Slechts in enkele gevallen kon Van Gerwen niet voldoen aan deze verplichting, maar dat viel onder de uitzondering die in het aanbestedingsdocument was gemaakt.
Veel routes betreffen bovendien maar ritten van enkele minuten, waardoor een aantal chauffeurs meerdere routes, of delen daarvan, kan rijden. Bovendien is het in de taxibranche gebruikelijk dat chauffeurs parttime werken. Dit betekent dat bepaalde routes worden gedeeld door twee chauffeurs. Dit geldt bijvoorbeeld voor de route met nummer 2530. Het gaat hier om een standaardschema en de leerlingen weten precies welke chauffeur ze op welke dag komt ophalen. Voor de routes 2536 en 2537 is het niet mogelijk om met een vaste chauffeur te werken. Dit is gecommuniceerd met de gemeente. De verwijten van de gemeente in dit kader worden deels veroorzaakt doordat de gemeente niet in staat is de data uit de systemen te lezen, aldus Van Gerwen. Vervolgens bespreekt Van Gerwen elke door de gemeente genoemde route en komt zij tot de conclusie dat alle routes een vaste chauffeur hadden.
5.3.3.
Voorop gesteld wordt dat over het merendeel van de routes geen discussie bestaat. Zoals de gemeente in de conclusie van dupliek aangeeft hield van Gerwen zich op de meeste routes aan een vaste chauffeur (zie randnummer 25). Daarnaast is niet in geschil dat in de beginperiode de late aanmelding van een behoorlijk grote groep leerlingen voor problemen in de planning heeft gezorgd. De gemeente heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze problemen in de beginperiode Van Gerwen niet aangerekend heeft, maar dat het gaat om de periode waarin Van Gerwen naar eigen zeggen alles op orde had gekregen. Het argument van de late aanmeldingen van leerlingen kan dan ook geen rechtvaardiging zijn voor eventuele tekortkomingen in de routeplanning, althans Van Gerwen heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit de rest van het schooljaar zou doorwerken.
De rechtbank zal daarom nu bezien of er in de periode vanaf 1 november 2018 (zie productie 4 bij dagvaarding, waarbij is afgesproken tussen partijen dat vanaf deze datum elke route gereden wordt door een vaste chauffeur) sprake is van een toerekenbare tekortkoming op dit punt door Van Gerwen.
Van Gerwen heeft naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een aantal routes een duidelijke verklaring gegeven ter weerlegging van de verwijten die de gemeente haar maakt. De rechtbank zal de in geding zijnde routes hieronder kort bespreken.
5.3.4.
De gemeente geeft aan dat op de routes met nummers 2530, 2083 en 2506 geen vaste chauffeur rijdt omdat er blijkens de overzichten meerdere chauffeurs voor deze routes vermeld staan.
Van Gerwen stelt daartegenover dat het in de taxibranche gebruikelijk is dat chauffeurs parttime werken. Dat betekent dat bepaalde routes worden gedeeld door twee chauffeurs. Deze normale gang van zaken is niet in strijd met hetgeen vermeld staat in het aanbestedingsdocument. Dat geldt temeer nu het voor de kinderen volstrekt helder is welke chauffeur ze op welk tijdstip komt ophalen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze verduidelijking aan de zijde van Van Gerwen gezegd worden dat Van Gerwen wellicht niet geheel handelt conform de letterlijke tekst van artikel 2.3.2. van het aanbestedingsdocument, hoe begrijpelijk dat ook is, gelet op het feit dat er met parttime chauffeurs gewerkt wordt. Het is echter de vraag of daarmee ook daadwerkelijk gehandeld wordt in strijd met hetgeen in dit artikel is getracht vast te leggen. Voldoende is immers vast komen te staan dat op de meeste routes dezelfde chauffeur op hetzelfde tijdstip rijdt. Dit kan betekenen dat een andere chauffeur de kinderen ophaalt dan die ze weggebracht heeft, maar bekend is in ieder geval welke chauffeur op welk moment rijdt of zoals in artikel 2.3.2 staat vermeld: de route wordt iedere dag door een vaste chauffeur worden gereden. Bovendien staat, zoals de gemeente heeft aangegeven, het belang van de kinderen voorop. De gemeente heeft echter niet met voorbeelden onderbouwd dat de kinderen waar het hier om gaat in hun belangen zijn of worden geschaad door deze manier van werken, zeker nu Van Gerwen onweersproken uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het voor de kinderen op deze routes volstrekt helder is welke chauffeur ze op welk tijdstip komt ophalen.
5.3.5.
Ten aanzien van de routes met nummers 2536, 2537 en 2550 heeft Van Gerwen aangegeven dat het voor deze routes niet mogelijk is om met een vaste chauffeur te werken omdat de routes 2536 en 2537 worden gereden met afwijkende en wisselende tijden. Route 2550 wordt niet meer gereden omdat de deelnemer op deze route al lange tijd ziek is.
Dit zou, aldus van Gerwen, gecommuniceerd zijn met de gemeente.
De gemeente is van mening dat afwijkende tijden geen valide reden is om niet te rijden met een vaste chauffeur en zij wijst onder randnummer 14 van de conclusie van dupliek op een aantal andere routes waar ook sprake is van afwijkende tijden en waar wel gereden wordt met een vaste chauffeur.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente hier onvoldoende heeft onderbouwd dat op deze routes in strijd wordt gehandeld met het aanbestedingsdocument, mede gelet op het feit dat het is toegestaan af te wijken van het uitgangspunt van een vaste chaufeur als er sprake is van zwaarwegende redenen. Ook wordt niet ingegaan op de stelling van Van Gerwen dat het niet met een vaste chauffeur rijden op deze routes is gecommuniceerd met de gemeente, zodat dit als niet weersproken kan worden aangenomen.
5.3.6.
De routes met de nummers 2083, 2516, 2527, 2534, 2550, 2570 en 2572 komen niet op het door Van Gerwen opgestelde overzicht terug en uit de door de gemeente overgelegde routeplanningen blijkt dat deze routes geen vaste chauffeurs hadden.
Onder randnummer 16 van de akte van Van Gerwen van 11 maart 2021 wordt op deze routes ingegaan. Van Gerwen geeft aan dat op route 2083 (hiervoor overigens ook al genoemd) de gehele week met uitzondering van woensdag, door chauffeur [C] wordt gereden. Op woensdag wordt gereden door chauffeur [A] . Omdat het hier gaat om het vervoer van een leerling met afwijkende tijden wordt soms ook nog door een andere chauffeur gereden.
Op route 2516 zit een vaste chauffeur. Hetzelfde geldt voor route 2534. Route 2527 bestaat niet meer. De deelnemer op route 2550 (zie ook hiervoor) is al geruime tijd ziek en komt om die reden niet voor op het overzicht. Route 2570 betreft een afwijkende route en vooraf is niet in te schatten wanneer gebruik wordt gemaakt van deze rit. Een vaste chauffeur is niet te hanteren om die reden. Hetzelfde geldt voor route 2572 die bovendien maar drie keer is gereden in maart 2019.
De gemeente heeft op de reactie van Van Gerwen summier gereageerd. Weliswaar wordt een en ander betwist door de gemeente aangevuld met de stelling dat afwijkende tijden geen rechtvaardiging vormen om geen vaste chauffeur te hebben, maar een concrete inhoudelijke weerlegging van de visie van Van Gerwen wordt niet gegeven. Dit is dan ook onvoldoende om ten aanzien van deze routes uit te gaan van een tekortkoming aan de zijde van Van Gerwen.
5.3.7.
Daarnaast zou er nog sprake zijn, aldus de gemeente, van overlappende routes, waardoor chauffeurs volgens de overzichten op twee plaatsen tegelijk zijn, hetgeen feitelijk niet mogelijk is aldus de gemeente.
Van Gerwen heeft aangegeven dat het hier om korte routes gaat die wel degelijk met elkaar te combineren zijn. Bovendien worden de door de gemeente genoemde routes op verschillende dagen uitgevoerd en op verschillende tijdstippen zodat van overlapping, een enkele uitzondering daargelaten geen sprake is.
Dat laatste heeft de gemeente met een verwijzing naar route 2520 en 2530, waaruit zou blijken dat er wel degelijk sprake is van een overlapping, trachten te weerleggen.
Indien gekeken wordt naar route 2530 en de uitleg die door de gemeente wordt gegeven moet geconstateerd worden dat het inderdaad niet mogelijk lijkt dat de hier genoemde chauffeur beide routes op de in de routeplanning genoemde tijden tegelijkertijd kan afleggen. In zoverre moet dan ook geoordeeld worden dat het feitelijk onmogelijk is dat op beide routes dezelfde vaste chauffeur rijdt en dus moet de conclusie zijn dat in ieder geval de naam van de chauffeur op één van de aangegeven routes niet juist is, zodat niet bekend is of en zo ja wie dan de vaste chauffeur is op deze (beide) routes.
In zoverre is er dan ook sprake van een tekortkoming aan de zijde van Van Gerwen.
5.3.8.
Tot slot heeft de gemeente aangegeven dat het voor de routes met nummers 2507, 2518, 2513, 2529, 2501, 2523 en 2543 oncontroleerbaar is of Van Gerwen feitelijk een vaste chauffeur had. Bij deze routes staat namelijk uitsluitend de naam van de onderaannemer vermeld.
Van Gerwen heeft aangegeven dat de namen van de chauffeurs die in onderaanneming werkzaam waren wel degelijk bekend waren bij de gemeente. Deze chauffeurs hebben namelijk een VOG ingeleverd, de routenummers aangeleverd waarvan zij de vaste chauffeur zijn en ze hebben de naam van de onderaannemer vermeld. De gemeente was hiermee bekend en van oncontroleerbaarheid was geen sprake.
De rechtbank constateert dat de discussie zich hier toespitst op de eventuele controleerbaarheid van het vereiste of er een vaste chauffeur op deze routes rijdt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een onvoldoende reden om van een tekortkoming te kunnen spreken aan de zijde van Van Gerwen. De gemeente heeft niet aangetoond dat de controleerbaarheid een vereiste is in het aanbestedingsdocument, althans niet in die zin dat dat op het eerste gezicht te achterhalen zou moeten zijn. De rechtbank ziet niet in waarom van de gemeente niet gevraagd zou kunnen worden expliciet om uitleg te vragen aan Van Gerwen als er onduidelijkheden zijn.
Van een tekortkoming aan de zijde van Van Gerwen op deze routes kan dus niet gesproken worden.
5.3.9.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat Van Gerwen niet op alle routes overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.2 van het aanbestedingsdocument heeft gehandeld. Dit is echter onvoldoende om alleen hierin een rechtvaardiging te vinden om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Dit kan anders zijn indien er naast de hier geconstateerde summiere tekortkomingen van Van Gerwen ook op andere onderdelen in de nakoming van de overeenkomst tekort is geschoten. Dat zal hierna worden besproken.
De verklaringen omtrent gedrag (VOG’s)
5.4.
In artikel 2.4.1, lid 1 van het aanbestedingsdocument is bepaald dat chauffeurs, tijdens de uitvoering van het contract, dienen te beschikken over een chauffeurspas en een geldige Verklaring Omtrent Gedrag, geënt op leerlingenvervoer. Deze VOG kan de vervoerder op verzoek van de gemeente direct tonen. Bij ingang van de opdracht of bij aanvang van het dienstverband mag de VOG van een chauffeur maximaal drie maanden oud zijn. Gedurende de looptijd van de opdracht mag de VOG nooit ouder zijn dan twee jaar.
5.4.1.
In de brief van 19 maart 2019 waarbij de overeenkomst door de gemeente is ontbonden heeft de gemeente hieromtrent het volgende gesteld:
“De gemeente heeft u gevraagd om een overzicht te overleggen van alle chauffeurs die in Veldhoven woonachtige leerlingen vervoeren (waaronder ook wordt verstaan: invalchauffeurs en chauffeurs die via onderaanneming voor Van Gerwen rijden) in combinatie met de VOG’s per chauffeur die aan de criteria voldoen.
U geeft in de reactie aan dat zowel het gevraagde overzicht als kopieën van alle VOG’s zijn aangeleverd. Daarnaast heeft u de eis omtrent de VOG’s ter discussie gesteld, omdat indien een chauffeur over een chauffeurspas beschikt deze ook over een geldige VOG beschikt en continue gescreend wordt. [……]
Beoordeling van hetgeen is aangeleverd laat zien dat de meeste VOG’s van de vaste chauffeurs zijn overgelegd, maar dat het gevraagde wederom niet volledig is aangeleverd. Een uitzondering is een VOG, daterend uit 2010, die, ondanks eerdere communicatie hierover met u, opnieuw is aangeleverd. Deze voldoet niet aan de criteria. Daarnaast zijn niet alle VOG’s van chauffeurs die via onderaanneming rijden aangeleverd. Tot slot weten we van een aantal ritten niet door wie ze gereden wordt en dus ook niet of de VOG aanwezig is.
Conclusie: Niet alle VOG’s, die aan de criteria voldoen, zijn overgelegd. Desalniettemin kan op basis van recente informatie gesteld worden dat alle chauffeurs die over een chauffeurspas beschikken, aan de eisen voldoen die worden gesteld in verband met het verkrijgen van een VOG.”
In de conclusie van antwoord heeft de gemeente hieromtrent nog gesteld dat uit het door Van Gerwen op 8 maart 2019 verstrekte overzicht blijkt dat Van Gerwen niet van al haar chauffeurs een VOG had overgelegd. In ieder geval had Van Gerwen nog geen VOG overgelegd van [D] en [E] , maar slechts een aanvraagformulier. Van chauffeur [F] was bovendien een VOG overgelegd die dateerde uit 2010.
Tot slot was de gemeente niet in staat om sluitend te controleren of volledig aan de eis met betrekking tot de VOG’s werd voldaan omdat niet van iedere route duidelijk was wie de vaste chauffeur wordt. In dit verband wordt in de conclusie van dupliek als voorbeeld gewezen op de heer [G] , die de vaste chauffeur was van route 2571, maar van wie nimmer door Van Gerwen een VOG is overgelegd.
5.4.2.
Van Gerwen stelt zich primair op het standpunt dat de discussie rondom de VOG’s een gepasseerd station is, gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 mei 2019, waarin deze zijn vraagtekens zet bij de relevantie van deze ontbindingsgrond. Bovendien stelt Van Gerwen zich op het standpunt dat zij desondanks van alle chauffeurs een VOG heeft overgelegd. Slechts van twee chauffeurs waren de VOG’s aangevraagd en later (op 18 maart 2019) zijn deze VOG’s alsnog verstrekt.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat het primaire standpunt van Van Gerwen geen hout snijdt. Het moge zo zijn dat een VOG wellicht overbodig is gelet op de constante screening van een chauffeur in het kader van de chauffeurspas die een chauffeur moet hebben, feit is dat in artikel 2.4.1 van het aanbestedingsdocument uitdrukkelijk de eis is opgenomen dat iedere chauffeur tijdens de uitvoering van het contract dient te beschikken over een VOG. Dat betekent dat daar in beginsel niet van afgeweken kan worden omdat een chauffeurspas dit wellicht onnodig maakt. Vreemd is wel, en zo begrijpt de rechtbank de overweging van de voorzieningenrechter, dat de gemeente in de ontbindingsbrief het standpunt innam dat, ondanks het feit dat nog niet alle VOG’s waren overgelegd, gesteld kan worden dat alle chauffeurs die over een chauffeurspas beschikken, aan de eisen voldoen die worden gesteld in verband met het verkrijgen van een VOG.
Het lijkt er in ieder geval op dat de gemeente zichzelf in deze passage van de ontbindingsbrief tegenspreekt.
Dat doet echter niet af aan het feit dat de gemeente nu in deze procedure voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in ieder geval van [D] en de heer [G] te laat of helemaal niet een VOG is overgelegd, waarmee Van Gerwen op dit punt toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Overschrijding individuele reistijd
5.6.
In artikel 2.3.7 van het aanbestedingsdocument is het volgende opgenomen:
“De individuele reistijd (verblijfstijd in het voertuig per rit) is per individuele leerling gelimiteerd. Voor leerlingen die Veldhoven lokaal reizen en voor leerlingen die van en naar Eindhoven reizen is de maximale reistijd 45 minuten en voor de leerlingen die naar de overige bestemmingen reizen 60 minuten (per leerling, enkele reis). Afwijking van de maximale individuele reistijd per rit is enkel toegestaan wanneer de te overbruggen afstand niet binnen de maximale tijdsduur is af te leggen.
Het uitgangspunt voor de reistijd is afkomstig van de voorgeschreven routeplanner.”
5.6.1.
De gemeente heeft aan de ontbinding ten grondslag gelegd dat bestudering van de aangeleverde routeplanning tot de constatering leidt dat diverse ritten de maximale reistijd overschrijden. Dit betreft de planning en biedt geen inzicht in de werkelijke reistijd. Het feit dat de planning al diverse overschrijdingen laat zien, leidt tot de constatering dat bij het plannen geen rekening lijkt te worden gehouden met de afgesproken maximale reistijden. In totaal zijn er 35 overschrijdingen geconstateerd, waar bij 15 ritten de maximaal toegestane reistijd met minimaal een kwartier wordt overschreden.
In de conclusie van antwoord wijst de gemeente ter illustratie op route 2510, waarbij een leerling in plaats van de toegestane 45 minuten elke maandag en woensdag één uur en 25 minuten bij Van Gerwen in de taxi zat.
Ook indien de door Van Gerwen (onjuiste in de visie van de gemeente) voorgestane interpretatie van het bepaalde in genoemd artikel 2.3.7 wordt gehanteerd, inhoudende dat de instaptijd van leerlingen mag worden afgetrokken van de totale reistijd, zijn er nog steeds overschrijdingen van de individuele reistijd aan te wijzen.
In dit verband wijst de gemeente ook nog op het bepaalde in artikel 2.3.2 van het aanbestedingsdocument, laatste bullit, waar staat:
“de beladen reistijd wordt bepaald aan de hand van de voorgeschreven routeplanner (zie bijlage 11). In bijlage 11 zijn ook de uitgangspunten opgenomen voor het bepalen van de beladen reistijd (en dus de facturatietijd).”.
De routeplanner waarnaar verwezen wordt is blijkens bijlage 11 de meest recente versie van Easy Travel Pro Routeplanner. Bij het derde bullitpoint op bijlage 11 staat vervolgens:
“Bij de beladen reistijd die volgt uit Easy Travel mag per rit het volgende worden opgeteld:
  • 1 minuut per leerling bij ophalen opstapplaatsen
  • 2 minuten per leerling bij ophalen huisadressen;
  • 5 minuten per leerling bij rolstoelvervoer.”
5.6.2.
Van Gerwen stelt zich op het standpunt dat de instaptijden niet bij de individuele reistijden dienen te worden opgeteld. Bepalend voor de individuele reistijd is de voorgeschreven routeplanner. Van Gerwen betwist dan ook dat voor het in- en uitstappen c.q. de tussenstops in de planning 2 of 5 minuten dienen te worden meegenomen in de berekening van de individuele reistijd. Deze instaptijden hebben niets te maken met de individuele reistijd volgens het bepaalde in artikel 2.3.7 van het aanbestedingsdocument. De instaptijden genoemd in de hiervoor aangehaalde bijlage 11 betreffen enkel extra minuten die Van Gerwen ten behoeve van de facturatie erbij op mag tellen.
5.6.3.
De eerste vraag die in dit kader moet worden beantwoord is of de tijd die staat voor het in- en uitstappen van leerlingen al dan niet bij de individuele reistijd opgeteld moet worden. Van Gerwen is de mening toegedaan dat dat niet het geval is, terwijl de gemeente zich op het standpunt stelt dat dat wel het geval is.
De rechtbank is van oordeel dat de visie van Van Gerwen niet de juiste is. Artikel 2.3.7 van het aanbestedingsdocument is volstrekt helder. Er staat immers
“de individuele reistijd (verblijfstijd in het voertuig per rit) is per individuele leerling gelimiteerd”. Met name de woorden “verblijfstijd in het voertuig per rit” is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dat betekent simpelweg dat de leerling die als eerste instapt in totaal niet meer dan 45 minuten in de taxi mag verblijven (als het om een school in Veldhoven of Eindhoven gaat). Zoals Van Gerwen zelf opmerkt in randnummer 48 van haar akte uitlating en vermeerdering van eis van 11 maart 2021 komt het bij aanbestedingsstukken aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de stukken zijn gesteld. De bewoordingen zijn naar het oordeel van de rechtbank hier duidelijk. Dit betekent dat Van Gerwen, nu als niet dan wel onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat in een (beperkt) percentage van de door Van Gerwen uit te voeren ritten de verblijfstijd wordt overschreden, op dit punt toerekenbaar tekort is geschoten. Het argument van Van Gerwen dat de gemeente deze overschrijdingen heeft goedgekeurd, gelet op de zinsnede bij productie 31 bij de conclusie van antwoord, luidende “alle routes zijn al in het begin van het schooljaar ter goedkeuring ter inzage afgegeven en goedgekeurd”, gaat niet op alleen al vanwege het enkele feit dat dit overzicht is opgesteld door Van Gerwen zelf en uit niets is gebleken dat de gemeente de hier genoemde overschrijdingen daadwerkelijk heeft goedgekeurd.
Overschrijding ophaal- en afzetmarges
5.7.
In artikel 2.3.6 van het aanbestedingsdocument is bepaald dat de aflevertijd aan en de ophaaltijd van school gelegen moet zijn binnen een tijdsmarge van 10 minuten voor het aanvangstijdstip respectievelijk na het eindtijdstip van schooltijden.
In de ontbindingsbrief heeft de gemeente geconcludeerd, op basis van de aangeleverde routeplanning, dat op 13 ritten de termijn van 10 minuten wordt overschreden, zonder dat hiervoor enige verklaring wordt gegeven. In de conclusie van antwoord stelt de gemeente zich op het standpunt dat uit de door Van Gerwen aangeleverde routeplanningen blijkt dat Van Gerwen structureel tekort schoot op 20 verschillende routes.
5.7.1.
Van Gerwen betwist dat dit het geval is en wijst er op dat er een verschil is tussen de papieren werkelijkheid en de praktijk. Omdat het op veel plaatsen drukker is dan Easy Travel incalculeert, duurt de route langer. Als Van Gerwen de route zodanig zou inrichten via Easy Travel dat de leerlingen bijvoorbeeld om 08.00 uur moeten arriveren, dan is de praktijk dat de leerlingen niet zelden te laat zullen komen. Dat is de reden dat Van Gerwen de route iets eerder inplant, zodat de leerlingen op tijd op school komen. Mocht in een incidenteel geval het zo zijn dat Van Gerwen eerder arriveert bij school, dan wacht de chauffeur met het afzetten van de leerling tot het tijd is. Op die manier voorkomt Van Gerwen dat een leerling te vroeg komt. Vervolgens heeft Van Gerwen op alle door de gemeente genoemde routes (20 in totaal) aangegeven waarom van een overschrijding geen sprake is.
5.7.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit verwijt van de gemeente geen doel treft. De gemeente heeft in haar conclusie van dupliek de betwisting door Van Gerwen slechts zeer summier besproken, daarbij blijvend in algemene termen dat op basis van de routeplanningen objectief kan worden vastgesteld dat Van Gerwen niet aan de eis uit het bestek (lees: aanbestedingsdocument) voldeed. De gemeente is hierbij niet ingegaan op hetgeen Van Gerwen heeft gezegd over het verschil tussen de papieren werkelijkheid en de praktijk, waarbij Van Gerwen er op allerlei manieren voor zorgt dat voldaan wordt aan de eis van de aflevertijden.
Tegenover dit gemotiveerde verweer van Van Gerwen heeft de gemeente onvoldoende onderbouwd aangegeven dat dit verweer niet juist zou zijn. Daarmee is niet komen vast te staan dat Van Gerwen op dit punt toerekenbaar tekort zou zijn geschoten.
Klachtregistratie en klachtafhandeling
5.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.5 van het aanbestedingsdocument dient Van Gerwen een digitaal administratiesysteem te hebben, waarin, voor zover hier relevant, moet worden bijgehouden een opeenvolgend genummerde klachtenregistratie. Bij elke klacht dienen datum en aanvang tijdstip van de rit en naam, geboortedatum van de leerling, voertuignummer en naam chauffeur, status en afhandeling van de klacht te worden geregistreerd.
In artikel 2.7.3 van het aanbestedingsdocument is vervolgens opgenomen dat in casu
Van Gerwen dient te beschikken over een klachtenprotocol.
De gemeente heeft in de ontbindingsbrief geconstateerd dat de klachtenregistratie onvolledig is geweest sinds de start van dat schooljaar. Dat bij de gemeente bekende klachten in het geheel ontbreken of dat niet alle klantcontacten met betrekking tot een klacht worden geregistreerd. Ook wordt, zowel op klachten van ouders als van de gemeente, niet altijd binnen 24 uur gereageerd en worden deze niet altijd binnen twee werkdagen afgehandeld.
In de conclusie van antwoord heeft de gemeente nog een paar concrete voorbeelden gegeven waaruit zou blijken dat klachten niet deugdelijk werden afgehandeld en dat er geen sluitend overzicht van bij werd gehouden.
5.8.1.
Van Gerwen heeft betwist dat er geen deugdelijke klachtregistratie was. Weliswaar wordt bij de registratie volstaan met een korte beschrijving van de klacht, maar er wordt met datum verwezen naar de bijbehorende e-mails, zodat alles bij elkaar staat en snel is terug te vinden. Vervolgens is ook Van Gerwen specifiek ingegaan op de door de gemeente genoemde voorbeelden. Zij heeft daarbij aangegeven op welke wijze de klacht is opgepakt en wat eventueel de vervolgactie is geweest.
5.8.2.
De rechtbank is van oordeel dat er als het gaat om de klachtregistratie en de klachtafhandeling niet gebleken is dat Van Gerwen te kort is geschoten in hetgeen het aanbestedingsdocument aan eisen stelt hieromtrent. Op de uitgebreide reactie van Van Gerwen in haar akte van 11 maart 2021 heeft de gemeente bij conclusie van dupliek niet meer specifiek gereageerd. Daarmee heeft de gemeente, in het licht van het uitgebreide verweer van Van Gerwen, onvoldoende onderbouwd dat Van Gerwen op dit punt tekort is geschoten.
Concluderend
5.9.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat Van Gerwen op een aantal punten toerekenbaar tekort is geschoten, te weten:
  • het gebruik van vaste chauffeurs;
  • het verstrekken van VOG’s van alle chauffeurs en
  • het hanteren van een maximale reistijd van 45 of 60 minuten.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of deze tekortkomingen de ontbinding door de gemeente rechtvaardigden.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat de geconstateerde tekortkomingen, gelet op het grote aantal uit te voeren ritten per week, in verhouding te overzien zijn. Bij het merendeel van de ritten voldeed Van Gerwen aan de eisen die gesteld zijn in de overeenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden en de eisen gesteld in het aanbestedingsdocument.
De rechtbank is echter van oordeel, alles tegen elkaar afwegende, dat de gemeente in dit geval terecht tot ontbinding is overgegaan. De rechtbank neemt hierbij met name in acht dat de “doelgroep” waar het hier om gaat zeer kwetsbare kinderen betreft, waar zeer zorgvuldig mee omgegaan dient te worden. Met name het feit dat de reistijd van sommige kinderen in sommige gevallen niet voldeed aan de reistijd genoemd in het aanbestedingsdocument vindt de rechtbank zeer zwaarwegend, zwaarwegend genoeg om de hier aan de orde zijnde ontbinding te rechtvaardigen.
5.10.
Nu er sprake is van toerekenbare tekortkomingen die, alles afwegend, de ontbinding door de gemeente rechtvaardigden, dient de primaire vordering van Van Gerwen te worden afgewezen.
De subsidiaire grondslag: onrechtmatige daad
5.11.
Subsidiair heeft Van Gerwen het standpunt ingenomen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Dit onrechtmatig handelen zou bestaan uit onterechte uitlatingen die de gemeente zou hebben gedaan over Van Gerwen, het ten onrechte ontbinden van de overeenkomst, het ten onrechte benaderen van klanten van Van Gerwen dan wel het mislopen van opdrachten.
5.12.
De gemeente heeft betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen aan haar zijde.
5.13.
De rechtbank is van oordeel dat van een onrechtmatig handelen van de gemeente geen sprake is. Zij zal hierna kort ingaan op de gronden die door Van Gerwen zijn aangevoerd die haars inziens dienen te leiden tot de conclusie dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld.
5.14.
Op de eerste plaats zou de gemeente, aldus Van Gerwen, zich ten onrechte negatief hebben uitgelaten over Van Gerwen. Hierbij wijst Van Gerwen onder andere op de informatienota aan de raad van 27 juni 2019. Volgens Van Gerwen probeert de gemeente hier Van Gerwen in een kwaad daglicht te stellen, hetgeen van een zorgvuldig handelend overheidsorgaan niet mag worden verwacht.
De rechtbank, de informatienota gelezen hebbend, ziet niet in waar en op welke manier
Van Gerwen in dit stuk in een kwaad daglicht wordt gesteld. De gemeenteraad wordt in deze nota kort en bondig geïnformeerd over de gehele gang van zaken tot en met het kort gedingvonnis van 24 mei 2019. Hierbij wordt aangegeven dat Van Gerwen op de meeste punten in het gelijk is gesteld en dat de gemeente veroordeeld is tot het nakomen van de overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de gekozen bewoordingen in deze informatienota, die overigens slechts één A-viertje omvat, zorgvuldig gekozen zijn en dat Van Gerwen nergens onnodig van wordt beschuldigd. Dat het college van burgemeester en wethouders te kennen geeft op basis van de destijds bekende informatie nog steeds achter het ontbindingsbesluit te staan maakt deze uitlating, zonder verdere onderbouwing, die ontbreekt, niet onrechtmatig.
Daarnaast is Van Gerwen de mening toegedaan dat de gemeente ook extern negatieve uitlatingen zou hebben gedaan, namelijk door het opzoeken van de media. Enige verdere onderbouwing ontbreekt hiervan. Voor zover hierbij wordt gedoeld op een verschenen artikel in het Eindhovens Dagblad van 22 maart 2019, kan de rechtbank Van Gerwen hierin niet volgen. Dat de media verslag doen over een conflict tussen in dit geval de gemeente en Van Gerwen is op zichzelf begrijpelijk en dat daarbij de visie van beide partijen wordt weergegeven is niet meer dan correct. Van Gerwen heeft niet onderbouwd, laat staan aannemelijk gemaakt, dat de gemeente bewust de media heeft opgezocht en daarbij bewust uitlatingen heeft gedaan waarvan zij geweten moet hebben dat dit nadelig voor Van Gerwen zou zijn. In de media, voor zover uit de gedingstukken bekend, is slechts verslag gedaan van het conflict tussen Van Gerwen en de gemeente waarbij de standpunten van beide partijen naar voren zijn gekomen.
Hierin kan dan ook geen grondslag gelegen zijn om een onrechtmatige daad aan te nemen.
5.15.
De tweede grondslag, het ten onrechte ontbinden van de overeenkomst, is hiervoor al uitgebreid besproken. De conclusie was dat de gemeente tot ontbinding van de overeenkomst is kunnen overgaan. Dat betekent dat hierin dus geen basis gevonden kan worden voor een onrechtmatige daad.
5.16.
Voorts zou de gemeente, aldus Van Gerwen, ten onrechte klanten van Van Gerwen hebben benaderd wat mede geleid zou hebben tot het mislopen van opdrachten. Van Gerwen heeft echter nagelaten te onderbouwen welke klanten door de gemeente zouden zijn benaderd en welke opdrachten misgelopen zouden zijn. Nu de gemeente gemotiveerd heeft betwist dat dit alles het geval is geweest, kan reeds hierom hierin geen reden worden gevonden om tot de conclusie te komen dat de gemeente onrechtmatig gehandeld heeft. Voor zover Van Gerwen heeft gedoeld op de vermeende contacten met [naam] , een zorginstelling in Veldhoven, is niet gebleken dat [naam] naar aanleiding van het hier aan de orde zijnde conflict, al dan niet na contact met de gemeente, niet langer klant is bij Van Gerwen.
5.17.
Dit leidt derhalve tot de conclusie dat ook van onrechtmatig handelen aan de zijde van de gemeente geen sprake is en dat ook deze vordering dient te worden afgewezen.
5.18.
Nu zowel de primaire vordering als de subsidiaire vordering worden afgewezen komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of Van Gerwen schade heeft geleden die voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komt. Ook de schadevordering zal dus worden afgewezen.
5.19.
Het hiervoor overwogene in acht nemende is er tevens geen enkele reden om de gevorderde rectificatie (vordering sub 4) toe te wijzen.
5.20.
Dit betekent dat alle vorderingen van Van Gerwen zullen worden afgewezen. Van Gerwen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
  • griffierecht € 4.131,00
  • salaris advocaat
Totaal € 12.166,00.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Van Gerwen in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op een bedrag van € 12.166,00, te vermeerderen met de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag der volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.