ECLI:NL:RBOBR:2021:471

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
21/356
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in ambtenarenzaak betreffende sollicitatie seniorfunctie politie

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een politieambtenaar, een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van haar sollicitatie voor een seniorfunctie bij de politie. De korpschef had op 22 januari 2021 besloten om haar sollicitatie af te wijzen, ondanks dat verzoekster voldeed aan de voorwaarden om als 'N4-Generalist' te worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster ook als 'aspirant 2016-2018' kon worden gezien, maar dat deze status haar geen voorrangspositie gaf bij de sollicitatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat het overgangsbeleid vereist dat politieambtenaren een ruime ervaringsopbouw hebben om in aanmerking te komen voor seniorfuncties. Verzoekster had minder dan twee jaar ervaring als generalist, wat niet voldeed aan de eis van acht jaar werkervaring die in het beleid is gesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de korpschef in redelijkheid kon besluiten om verzoekster af te wijzen voor de geambieerde functie en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.A. Vermeulen-van Bree.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/356
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. C. Pol),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. L. Stové).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft de korpschef de sollicitatie van verzoekster voor de functie van senior GGP zorg & veiligheid bij Basisteam Weert (de geambieerde functie) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 4 februari 2021 en heeft vanwege de maatregelen tegen het coronavirus plaatsgevonden via een skype-beeldverbinding. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering, waarbij wordt opgemerkt dat het oordeel een voorlopig karakter heeft dat de rechter in de eventuele hoofdzaak niet bindt.
2. Verzoekster is in mei 2016 gestart met de politieopleiding niveau 4. Zij heeft deze in mei 2019 met goed gevolg afgerond. Na afronding van de opleiding is verzoekster aansluitend aangesteld in de functie van generalist gebiedsgebonden politiewerk (GGP). Verzoekster heeft in januari 2021 gesolliciteerd op de geambieerde functie met het bestreden besluit tot gevolg.
De standpunten van partijen
3. Verzoekster vindt dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Op de zitting heeft zij toegelicht dat ze bevordering nastreeft naar een seniorfunctie, maar ook dat zij specifieke interesse heeft in de geambieerde functie. Als de functie nu aan een ander wordt toegewezen, wat de korpschef op zeer korte termijn wenst te doen, kan het jaren duren voordat die functie weer vacant komt en zij daar mogelijk wel op kan solliciteren. Verder vindt verzoekster het bestreden besluit onjuist. Zij heeft immers de politieopleiding op niveau 4 afgerond en is aangesteld als generalist. Verder is zij als aspirant uit de periode 2016-2018 automatisch aangemerkt voor Beleidsregel Overgangsbeleid Allround Politiemedewerker (mbo4) (het overgangsbeleid). Zij is daarmee een N4-Generalist aangemeld voor het overgangsbeleid en heeft daarom voorrang bij seniorvacatures. Tot slot doet verzoekster een beroep op het gelijkheidsbeginsel en wijst zij op een met naam genoemde collega-politieambtenaar die volgens verzoekster zich in een aan haar gelijke situatie bevindt en die wel is beschouwd als een N4-Generalist.
4. De korpschef is het met verzoekster eens dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De korpschef is het niet met verzoekster eens dat zij een N4-Generalist is, maar vindt dat zij een “aspirant 2016-2018” is. Om die reden kan aan verzoekster niet de door haar gewenste voorrangspositie worden toegekend. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel merkt de korpschef op dat in die situatie sprake is van een door de korpschef gemaakte fout die inmiddels is gecorrigeerd door de betreffende politieambtenaar niet (langer) als N4-Generalist te beschouwen.
De beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Gelet op wat verzoekster aangeeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening heeft. Vervolgens is de vraag aan de orde of verzoekster moet worden gezien als een N4-Generalist in de zin van het overgangsbeleid.
5.1.
In het overgangsbeleid zijn, onder punt 2, vier doelgroepen beschreven, te weten: a. de N4-Generalist, b. de aspirant 2016-2018, c. de aspirant 2018-2020 en d. de N3-generalist. De N4-Generalist is – voor zover hier van belang – als volgt gedefinieerd: “De ambtenaar aangesteld in de functie van Generalist in één van de vakgebieden in het LFNP-domein Uitvoering en in het bezit van het diploma van de basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) (…).” De aspirant 2016-2018 is als volgt gedefinieerd: “De ambtenaar die in de periode 2016 tot week 41 2018 is gestart met de basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4), het diploma Allround Politiemedewerker (mbo4) heeft behaald en voor 2033/2034 is aangesteld in de functie van Generalist in één van de vakgebieden in het LFNP-domein Uitvoering.”
5.2.
De voorzieningenrechter kan verzoekster tot op zekere hoogte in haar redenering volgen dat zij een N4-Generalist is, omdat zij aan de gedefinieerde voorwaarden voldoet. Tegelijkertijd voldoet verzoekster ook aan de voorwaarden om als aspirant 2016-2018 te worden gezien. Uit het beleid en de daarop gegeven toelichting valt verder voldoende duidelijk op te maken dat de onder 5.1. omschreven vier doelgroepen zijn geformuleerd met het oogmerk om vier aparte en elkaar niet overlappende groepen van politieambtenaren te omschrijven, zoals ook door de korpschef op de zitting is toegelicht. Kort gezegd: een politieambtenaar kan maar in één van de genoemde doelgroepen vallen.
5.3.
De voorzieningenrechter volgt de korpschef in zijn standpunt dat verzoekster (alleen) als aspirant 2016-2018 moet worden gezien, en vindt doorslaggevend dat uit het overgangsbeleid blijkt dat in beginsel een ruime ervaringsopbouw nodig is voor een politieambtenaar om zich voor een seniorfunctie – zoals de geambieerde functie – te kunnen kwalificeren. Zo blijkt uit het overgangsbeleid dat – in ieder geval als het gaat om het toekennen van een voorrangspositie – N4-Generalisten gelijk worden gezien met politieambtenaren die al een seniorfunctie vervullen. Voor de overige onder 5.1. genoemde doelgroepen met de functie generalist geldt dat zij 8 jaar werkervaring in deze functie moeten hebben. In het overgangsbeleid staat dat deze eis wordt gesteld in verband met de ervaringsopbouw conform het nieuwe loopbaanpad medewerker-generalist-senior GGP of Tactische Opsporing die vanaf 2021 voor de seniorfunctie wordt gevraagd. Het volgen van de uitleg van verzoekster zou erop neerkomen dat zij met nog geen twee jaar werkervaring als generalist in genoemd opzicht al gelijk moet worden gesteld met een seniorfunctionaris. Die uitkomst kan met het opstellen van het overgangsbeleid in redelijkheid niet zijn beoogd.
5.4.
Het beroep van verzoekster op het gelijkheidsbeginsel kan niet tot een andere uitkomst leiden. De korpschef heeft in het kader van deze voorlopige voorziening voldoende toegelicht dat in het geval van de door verzoekster genoemde politieambtenaar sprake is geweest van een gemaakte fout die overigens inmiddels door de korpschef is hersteld.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster als aspirant 2016-2018 op grond van het overgangsbeleid geen voorrangspositie toekomt bij haar sollicitatie op de geambieerde functie. Verder is niet in geschil dat verzoekster niet voldoet aan de in dat geval geldende eis van 8 jaar werkervaring in de functie van generalist.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de korpschef in redelijkheid kunnen besluiten om verzoekster voor de geambieerde functie af te wijzen. Daarom is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.A. Vermeulen-van Bree, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 4 februari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.