ECLI:NL:RBOBR:2021:4702

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
21/1635
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het plaatsen van een vlechtheg binnen beschermingszone A-watergang

Op 27 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een BV gevestigd te Volkel, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas, dat op 28 juni 2021 een omgevingsvergunning had geweigerd voor het plaatsen en behouden van een vlechtheg binnen de beschermingszone van een A-watergang nabij de Zeelandsedijk te Volkel. Tijdens de zitting op 27 augustus 2021 heeft de gemachtigde van verzoekster aangevoerd dat de heg op een afstand van vier meter van de sloot is geplant en dat onderhoud aan de sloot mogelijk is. Verzoekster was bereid de meerkosten voor het onderhoud te betalen en vroeg om de heg te mogen laten staan totdat het tracé van de nieuwe N605 bekend is.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang aanwezig is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er nog geen definitief handhavingsbesluit is genomen en verzoekster tot 3 januari 2022 de gelegenheid heeft om de heg te verwijderen of te verplaatsen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen onomkeerbare situatie dreigt en dat verzoekster in staat is om de uitspraak op het bezwaarschrift af te wachten. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat in de bezwaarprocedure rekening gehouden moet worden met de door verzoekster aangevoerde bijzondere omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 21/1635 PROCES-VERBAAL

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

27 augustus 2021

[verzoeksters] BV, te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam] ),
en

Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas, verweerder

(gemachtigde: mr. K.M.C. van Houten en R.A.M. Ter Heijnen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen en behouden van een vlechthaag binnen de beschermingszone van een A-watergang nabij de Zeelandsedijk te Volkel.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021. Namens de gemachtigde van verzoekster is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als er een spoedeisend belang is en van verzoekster niet verwacht kan worden de uitspraak op het bezwaarschrift af te wachten. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat in het algemeen slechts aanleiding als er gevaar bestaat voor een onomkeerbare situatie of een ernstig nadeel voor verzoekster als zij op de beslissing op het bezwaarschrift moet wachten. Voor de vraag of sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening gekeken worden naar de concrete en actuele feiten en omstandigheden.
2. Verzoekster heeft aangevoerd dat de heg op vier meter van de sloot is geplant en dat het wel degelijk mogelijk is om vanaf haar perceel onderhoud te plegen en dat zij bereid is de meerkosten voor het onderhoud aan de sloot te betalen. Verzoekster wijst erop dat haar buurman een hek heeft dat nog dichter bij de sloot is geplaatst dan de heg van verzoekster, wat volgens verzoekster alleen wordt toegestaan omdat verweerder heeft aangegeven dat die situatie er al jaren is. Verzoekster begrijpt niet dat zij de heg moet verwijderen of verplaatsen. Daar komt bij dat het traject van de nieuwe N605 nog niet bekend is en niet uitgesloten is dat de provincie Noord-Brabant eigenaar wordt van de grond nabij de sloot en daarna de gelegenheid moet bieden om het onderhoud aan de sloot te laten verrichten. Verzoekster wenst in ieder geval dat de heg mag blijven staan totdat het traject van de N605 bekend is gemaakt.
3. Ter zitting is gebleken dat verweerder een voornemen om handhavend op te treden aan verzoekster heeft gestuurd met een begunstigingstermijn die loopt tot 3 januari 2022. De gemachtigde van verweerder heeft verklaard dat er nog een definitief handhavingsbesluit komt met eventueel een nieuwe begunstigingsdatum. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat daarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid de haag te behouden door in te stemmen met het verplaatsen van de heg in het plantseizoen.
4. Het treffen van een voorlopige voorziening heeft als doel het voorkomen van een onomkeerbare situatie. Nu er nog geen definitief handhavingsbesluit is genomen en verzoekster op dit moment tot 3 januari 2022 de gelegenheid heeft om de heg te verwijderen, te verplaatsen of in overleg met verweerder tot een andere oplossing te komen, dreigt er op dit moment geen onomkeerbare situatie. Verzoekster is dus in staat om de uitspraak op het bezwaarschrift af te wachten. Er is geen spoedeisend belang dat een vereiste is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat het treffen van een voorlopige voorziening op dit moment niet nodig is.
6. Ten aanzien van de vergunningsprocedure wijst de voorzieningenrechter partijen ten overvloede nog wel op het volgende: Verweerder verwijst naar zijn beleidsregel maar zal in de bezwaarprocedure moeten ingaan op de door verzoekster aangevoerde bijzondere omstandigheden. Het kan geen kwaad om uit te zoeken of de provinciale rondweg wordt aangelegd op de plek van de heg of aan de overkant van de a-watergang en hoe de provincie aankijkt tegen onderhoud vanaf haar eigendommen. Verweerder zou ook kunnen nagaan of het onderhoud van de a-watergang vanaf de 4 meter brede strook tussen de heg en de insteek van de watergang in afwachting van de aanleg van de rondweg mogelijk is, mede gelet op het aanbod van verzoekster de eventuele meerkosten van dit onderhoud te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.