ECLI:NL:RBOBR:2021:4536

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
8438044 CV EXPL 20-2044
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheid bij luchtvaartvertraging en compensatieverplichting

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant op 22 juli 2021, hebben eisers, twee passagiers, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht HV6204 van Lissabon naar Eindhoven op 25 mei 2018. Eisers vorderden een financiële compensatie van € 800,00, gebaseerd op Verordening 261/2004, en stelden dat er geen sprake was van een buitengewone omstandigheid die de vertraging rechtvaardigde. Gedaagde, Transavia, voerde aan dat de vertraging het gevolg was van restricties opgelegd door de luchtverkeersleiding, die als een buitengewone omstandigheid konden worden gekwalificeerd.

De kantonrechter oordeelde dat de luchtverkeersleiding inderdaad restricties had opgelegd, wat resulteerde in een vertraging van de vlucht. De rechter concludeerde dat gedaagde voldoende had aangetoond dat deze restricties een buitengewone omstandigheid vormden, en dat gedaagde alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Daarom werd de vordering van eisers afgewezen, en werden zij veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden en de verantwoordelijkheden die zij hebben om vertragingen te minimaliseren. De rechter wees de vordering af en legde de proceskosten op aan de eisers, die als in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 8438044
Rolnummer : 20-2044
Uitspraak : 22 juli 2021
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: Webcasso B.V.,
tegen:
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers,

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek met producties;
e. de akte uitlating producties van de zijde van eisers.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 25 mei 2018 met vluchtnummer HV6204 van Lisbon Portela Airport (Portugal) naar Eindhoven Airport.
Vlucht HV6204 is met een vertraging uitgevoerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht HV6204 met vertraging werd uitgevoerd, hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) recht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Gedaagde voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht HV6204 stond ingepland te vertrekken om 19:20 uur lokale tijd vanaf Lissabon. De vlucht in kwestie heeft restricties opgelegd gekregen van de luchtverkeersleiding waardoor de vlucht niet eerder kon vertrekken dan 20:53 uur lokale tijd vanuit Lissabon. De slotberichten zijn afgegeven in verband met een capaciteitsprobleem bij de luchtverkeersleiding. De vertragingscode die door de luchtverkeersleiding aan de slotberichten is gehangen is “CE 81”. De code “CE 81” staat voor “ATC Capacity – Demand exceeds the capacity; Planned staff shortage – ATFM due to ATC ENROUTE DEMAND CAPACITY” (producties 4 en 5). Er zijn ten aanzien van de vlucht in kwestie dan ook specifiek voor deze vlucht concrete beperking opgelegd. De vlucht is vanwege de avondsluiting van de luchthaven van Eindhoven uitgeweken naar Amsterdam. De vlucht is aangekomen om 00:35 uur lokale tijd op Amsterdam. De aankomsttijd op Amsterdam bedroeg daarmee 1 uur en 25 minuten na de geplande aankomsttijd op Eindhoven. Passagiers zijn vervolgens vanuit Amsterdam vervoerd naar Eindhoven. Vertraging kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden. Voor zover de kantonrechter haar niet volgt in haar verweer wijst zij er op dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen omdat uitsluitend enkele gestandaardiseerde aanmaningen zijn gestuurd. De wettelijke rente is volgens gedaagde niet verschuldigd vanaf de datum van de vlucht, maar op het moment dat een schuldenaar is verzuim is. Op de datum van de vlucht was gedaagde niet in verzuim.
3.4.
Gedaagde verzoekt daarom eisers niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (ECLI:EU:C:2009:439, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven is.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of gedaagde terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vooropgesteld wordt dat eiseres in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht heeft op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 800,00, zijnde € 400,00 per persoon.
4.3.
De luchtvervoerder is niet verplicht de compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat beperkingen door de luchtverkeersleiding onder omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In onderhavig geval heeft gedaagde aangevoerd dat de luchtverkeersleiding restricties heeft opgelegd in de vorm van slots. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde genoegzaam heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding slots heeft afgegeven vanwege onderbezetting. Uit de slotberichten volgt immers dat de luchtverkeersleiding de slottijden meermaals heeft aangepast met als reden CE 81 “Demand exceeds the capacity; Planned staff shortage”. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of gedaagde alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel beperken. Eisers betwisten dat gedaagde redelijke maatregelen heeft getroffen om vertraging te voorkomen. Vast staat dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren gereed stond voor vertrek maar geen toestemming kreeg om te mogen vertrekken. Gedaagde heeft toegelicht dat het inzetten van een ander toestel met een nieuwe crew tot het zelfde resultaat zou hebben geleid omdat ook een ander toestel te maken zou hebben gekregen met dezelfde restricties. Gedaagde heeft de vertraging weten te beperken door de vlucht, zodra daar toestemming voor was, uit te voeren en te laten uitwijken naar Amsterdam. Indien zij dit niet zou hebben gedaan zou dit betekenen dat de vlucht in kwestie pas de volgende ochtend uitgevoerd had kunnen worden vanwege de avondsluiting van de luchthaven van Eindhoven. De kantonrechter is dan ook van oordeel gedaagde alle redelijke inspanningen heeft verricht om vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
De slotsom is, dat gedaagde zich in onderhavig geval terecht kan beroepen op een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Het gevorderde bedrag aan compensatie dient daarom te worden afgewezen.
4.6.
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand.
4.7.
De nakosten zijn toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde tot heden vastgesteld op € 248,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt eisers in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 62,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.