ECLI:NL:RBOBR:2021:4535

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
8718015 CV EXPL 20-5358
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak met vertraging door slechte weersomstandigheden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, Sturgeon en Nelson, een vordering ingesteld tegen Ryanair Ltd. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vlucht FR5891 van Eindhoven naar Krakau, geboekt voor 1 november 2019, arriveerde met meer dan drie uur vertraging. Eisers beroepen zich op Verordening 261/2004, die hen recht geeft op compensatie van € 400,00 per passagier, en stellen dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden.

Gedaagde, Ryanair, voert aan dat de vertraging het gevolg was van slechte weersomstandigheden, wat volgens artikel 5 lid 3 van de Verordening een buitengewone omstandigheid vormt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van meer dan drie uur onbetwist is en dat de slechte weersomstandigheden, in de vorm van hevige mist, de reden waren voor de uitwijking naar een andere luchthaven. Ryanair heeft dit onderbouwd met bewijsstukken, waaronder weerrapporten.

De kantonrechter oordeelt dat Ryanair zich terecht op de buitengewone omstandigheden kan beroepen, waardoor de eisers geen recht hebben op de gevorderde compensatie. De vordering van eisers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over deze kosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag na aanmaning tot betaling. De nakosten worden eveneens toegewezen, zoals in de beslissing is vermeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.M.J. Godrie op 22 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 8718015
Rolnummer : 20-5358
Uitspraak : 22 juli 2021
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: S. van Dijk, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair Ltd.,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
a. Eisers hadden een vlucht geboekt voor 1 november 2019 om 13.45 uur met vluchtnummer FR5891 van Eindhoven naar Krakau, Polen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Vlucht FR5891 is met een vertraging van meer dan drie uur op de luchthaven in Krakau aangekomen. Aangezien de vlucht met vertraging werd uitgevoerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.3.
Gedaagde voert het volgende verweer. Eisers hebben op geen enkele wijze onderbouwd dat er sprake was van een vertraging van meer dan drie uur. Zij stelt verder dat er sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
Door vertraging in de uitvoering van het vluchtschema als gevolg van slechte weersomstandigheden is de vlucht met vertraging uitgevoerd. Op 1 november 2019 stonden vier vluchten gepland met het toesel SP-RSA namelijk, FR8506/FR8505 van Krakau naar Sandefjord en terug en FR5892/FR5891 van Krakau naar Eindhoven en terug. De eerste vluchten van de dag konden als gevolg van hevige mist niet tijdig vertrekken vanaf de luchthaven in Krakau. Omdat de weersomstandigheden in Krakau in de loop van de dag verder verslechterden, kon de vlucht in kwestie niet (om 18:30 uur UTC) veilig landen in Krakau. Hierdoor heeft de gezagvoerder moeten besluiten uit te wijken naar de luchthaven van Katowice waarna de passagiers zo snel mogelijk per bus zijn vervoerd naar Krakau. Vertraging kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.
Voor zover het eerdere verweer niet wordt gevolgd wijst verweerster er op dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet is gehouden om de proceskosten van eisers te voldoen. Op grond van dit artikel geldt dat vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst direct bij haar ingediend moeten worden zonder tussenkomst van een derde partij met inachtneming van een termijn van 28 dagen waarbinnen zij op de vordering kan reageren. Na deze 28 dagen kunnen eisers vervolgens een derde inschakelen om de vordering te innen. Omdat eisers van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, moeten de gevorderde proceskosten worden afgewezen.
3.4.
Primair verzoekt gedaagde daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (LJN: BJ2979, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of gedaagde terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.
4.3.
De luchtvervoerder is niet verplicht de compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Gedaagde heeft de nadere stellingen van eisers met betrekking tot de vertraging van ruim zes uur niet betwist, zodat is komen vast te staan dat eisers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. De kantonrechter stelt voorop dat slechte weersomstandigheden in beginsel een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening kunnen opleveren. Gedaagde heeft aangevoerd dat er op 1 november 2019 gedurende de hele dag sprake is geweest van hevige mist rond het vliegveld van Krakau. Gedaagde heeft haar stellingen onderbouwd met verifieerbare bewijsstukken waaronder twee weerrapporten (producties 1 t/m 3 bij de conclusie van antwoord). Uit de producties blijkt genoegzaam, dat slechte weersomstandigheden in de vorm van hevige mist de hele dag hebben gezorgd voor grote problemen in de uitvoering van vluchten van en naar Krakau. Ook is voldoende gebleken dat het noodzakelijk was om de vlucht te laten uitwijken naar een andere luchthaven vanwege de hevige mist. Eisers hebben een en ander slechts in algemene zin weersproken. Zij hebben aangevoerd dat andere vluchten wel zijn vertrokken vanuit Eindhoven naar Krakau. Die betwisting hebben zij in het geheel niet onderbouwd zodat niet is komen vast te staan dat andere vluchten wel konden landen op de luchthaven van Krakau. Gelet op het voorgaande kan gedaagde zich in onderhavig geval terecht beroepen op een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van maatregelen niet kon worden voorkomen. Het gevorderde bedrag aan compensatie dient daarom te worden afgewezen.
4.5.
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
4.6.
De nakosten zijn toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde tot heden vastgesteld op € 248,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand;
veroordeelt eisers in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 62,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand;
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.