ECLI:NL:RBOBR:2021:4530

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
01/023033-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 met dodelijke afloop

Op 25 augustus 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2020 in Eindhoven een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft op een kruispunt rechtsaf geslagen zonder zich ervan te vergewissen dat de fietsstrook rechts vrij was van verkeer. Hierdoor heeft hij een snorfietser, die hem op korte afstand naderde, geen voorrang verleend. De snorfietser kwam ten val en overleed op 17 augustus 2020 aan de verwondingen die hij bij het ongeval had opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de dodelijke afloop van het ongeval. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk als pakketbezorger, wat door de rechtbank werd meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.023033.21
Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[Verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 24 juli 2020 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Gabriel Metsulaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op het kruispunt van die Gabriel Metsulaan met de Geldropseweg rechtsaf te slaan, althans doende te zijn geweest rechtsaf te slaan en/of daartoe zijn personenauto naar rechts in te sturen, terwijl een achteropkomende en/of rechtdoor gaande snorfietser hem op korte afstand was genaderd en/of die snorfietser zich op de fietsstrook, althans het weggedeelte, rechts naast en/of zeer dicht achter de door hem, verdachte, bestuurde personenauto bevond, en/of zich er niet van te vergewissen dat de fietsstrook en/of het weggedeelte rechts naast de door hem, verdachte, bestuurde personenauto vrij van verkeer was en/of geen voorrang te verlenen aan die rechtdoor gaande snorfietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, immers is die [slachtoffer] op 17 augustus 2020 aan het bij dit verkeersongeval opgelopen verwondingen komen te overlijden.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 24 juli 2020 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Gabriel Metsulaan, op het kruispunt van die Gabriel Metsulaan met de Geldropseweg rechtsaf is geslagen, althans doende is geweest rechtsaf te slaan en/of daartoe zijn personenauto naar rechts heeft ingestuurd, terwijl een achteropkomende en/of rechtdoor gaande snorfietser hem op korte afstand was genaderd en/of die snorfietser zich op de fietsstrook, althans het weggedeelte, rechts naast en/of zeer dicht achter de door hem, verdachte, bestuurde personenauto bevond en/of zich er niet van heeft vergewist dat de fietsstrook en/of het weggedeelte rechts naast de door hem, verdachte, bestuurde personenauto vrij van verkeer was en/of geen voorrang heeft verleend aan die rechtdoor gaande snorfietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op vrijdag 24 juli 2020 omstreeks 15:06 uur vond in Eindhoven op de kruising van de Gabriel Metsulaan met de Geldropseweg een verkeersongeval plaats tussen een personenauto en een snorfiets. De snorfiets botste met de linkerzijde tegen de rechterzijde van de personenauto. De bestuurder van de snorfiets kwam ten val en liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op. Op maandag 17 augustus 2020 overleed de bestuurder van snorfiets aan zijn verwondingen in het ziekenhuis.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de verdediging is geen sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid geweest. Op het moment van het ongeval stond de auto van verdachte stil en was deze nog niet naar rechts ingedraaid, zodat geen voorrangsfout is gemaakt. Zelfs al zou sprake zijn geweest van een verkeersfout van verdachte, dan is dat op zichzelf onvoldoende om aanmerkelijke onvoorzichtigheid bewezen te verklaren. Ook de ernstige gevolgen zijn niet bepalend voor de schuldvraag. Verdachte was niet bezig met andere zaken in het verkeer en hij heeft gehandeld zoals het hoort, nu hij richting heeft aangegeven, bij geel licht de kruising is opgereden, heeft gecontroleerd of hij rechtsaf kon slaan en voetgangers voorrang heeft gegeven. Toch is het slachtoffer in de rechter achterdeur van de auto van verdachte gereden. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van hetgeen primair ten laste is gelegd. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 24 juli 2021 reed ik in mijn personenauto op de Gabriel Metsulaan in Eindhoven om mijn vrouw op te halen van haar werk. Dat doe ik al 25 jaar lang vrijwel dagelijks en daarbij leg ik telkens dezelfde route af. Op de Gabriel Metsulaan ben ik het verkeerslicht gepasseerd om rechtsaf te kunnen afslaan. Het waarschuwingsbord dat aan het stoplicht op het kruispunt hangt, geeft aan dat je uit moet kijken voor de weggebruikers op het fietspad dat rechts van de weg ligt. De bestuurder van de snorfiets is tegen mijn auto aan gebotst. Ik heb de snorfiets voor de botsing niet gezien.
Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse (p. 9 - 24), voor zover inhoudende:
[p. 11] Op vrijdag 24 juli 2020, omstreeks 15:06 uur had er op de kruising van de Gabriel Metsulaan met de Geldropseweg te Eindhoven een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een snorfiets.
[p. 13] Personenauto:
Merk: Opel
Type: Zafira Tourer
Kleur: Bruin
Kenteken: [kenteken 1]
Bouwjaar: 2013
Snorfiets:
Merk: Peugeot
Type: Tweet
Kleur: Bruin
Kenteken: [kenteken 2]
Bouwjaar: 2011
[p. 15] 2.3 Wegsituatie
De Gabriël Metsulaan, Geldropseweg en Sint Jorislaan zijn voor het openbaar verkeer openstaande wegen, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Eindhoven, binnen de gemeente Eindhoven.
De Gabriël Metsulaan bestond er plaatse uit twee rijbanen voor verkeer in tegengestelde richtingen. De rijbanen waren van elkaar gescheiden door middel van een verhoogde midden geleider. De rechterrijbaan (daar waar voertuigen reden) bestond kort voor de kruising uit:
rijstrook voor linksaf slaand verkeer
fietsstrook voor linksaf slaand verkeer
rijstrook voor rechtdoor- en rechtsaf slaand verkeer
fietsstrook voor rechtdoor- en rechtsaf slaand verkeer
[p. 17] 2.9. Botsplaats
Gezien de verklaringen uit het tactisch onderzoek, de rijrichtingen van de voertuigen, de schades aan de voertuigen, het aantreffen van de snorfiets en de bestuurder van de snorfiets, sloeg de personenauto rechtsaf en was naar rechts ingedraaid.
[p.20] 2.12. Inpassing voertuigen
Aan de hand van de getuigen verklaringen, de aangetroffen sporen op de voertuigen en de
eindpositie van de bestuurder van de snorfiets en de snorfiets hebben wij ter plaatse de voertuigen ingepast. Hier bleek dat de bestuurder van de snorfiets met de linkerzijde tegen de rechterzijde (ter hoogte van het achterwiel/achterportier) van de personenauto was gebotst. Foto met inpassing en botsplaats op de kruising, voorbij de voetgangersoversteekplaats.
[p.23] 4.4. Nader Technisch onderzoek snorfiets
Op vrijdag 24 juli 2020 hebben we de constructie snelheid gemeten op een geijkte, goedgekeurde rollertestbank van de firma Sneep. We zagen dat de rollertestbank met een persoon op de snorfiets een waarde aan gaf van 47 km/h. Technisch konden we niet reconstrueren hoe hard de snorfiets ter plaatse reed. Gezien de (minimale) schades aan de voertuigen, de eindpositie van de bestuurder van de snorfiets en de snorfiets zal de werkelijk gereden snelheid (veel) lager zijn.
[p. 23] 5.1. Oorzaak
De bestuurder van de personenauto, die rechtsaf sloeg liet de bestuurder van de snorfiets, die op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem bevond niet voor gaan.
5.2.
Toedracht
Uit tactisch onderzoek bleek dat de bestuurder van de snorfiets over de Gabriel Metsulaan reed en de Geldropseweg over stak, in de richting van de Sint Jorislaan. De personenauto reed over de Gabriël Metsulaan en sloeg op de kruising rechtsaf in de richting van de Geldropseweg. Op het kruisingsvlak botste de snorfiets met de linkerzijde tegen de rechterzijde van de personenauto. De bestuurder van de snorfiets kwam ten val en liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op.
5.3.
Gevolgen
Op maandag 17 augustus 2020 overleed de bestuurder van snorfiets aan zijn verwondingen in het Sint Elizabeth ziekenhuis te Tilburg. Beide voertuigen raakten licht beschadigd.
Proces-verbaal Forensisch Overlijdensonderzoek (p. 26 - 28), voor zover inhoudende:
[p. 27] Op maandag 17 augustus 2020 (...) zijn wij (...) gegaan naar het Sint Elisabethziekenhuis te Tilburg alwaar een slachtoffer van een aanrijding welk op vrijdag 24 juli 2020 had plaatsgevonden te Eindhoven, was komen te overlijden aan
de gevolgen van het letsel welk hij bij die aanrijding had opgelopen.
Overledene:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum]
(...)
Lijkschouw [slachtoffer]
Op maandag 17 augustus 2020 om 06:14 uur werd door de aangewezen schouwarts, K.H. Gan in het bijzijn van ons, op de Intensive Care van het Sint Elisabethziekenhuis te Tilburg een lijkschouw verricht. Uit de lijkschouw bleek dat het slachtoffer was overleden aan de gevolgen van een hoge energetische impact op het hoofd veroorzaakt door de val tijdens de aanrijding.
(...)
Identificatie [slachtoffer]
Het slachtoffer werd door naaste familie geïdentificeerd.
[p. 28] Samenvatting
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. Het slachtoffer was overleden ten gevolge van het letsel wat hij opliep bij een verkeersongeval.
Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] (p. 44 - 45), voor zover inhoudende:
[p. 45] Op vrijdag 24 juli 2020, omstreeks 15:08, zat ik op het terras van de cafetaria Sint Joris te Eindhoven. Die is gelegen op de [adres 2] te Eindhoven. Ik had vanuit daar zicht op het kruispunt van de Gabriel Metsulaan, Geldropseweg en de Sint Jorislaan. Ik zag een scooter komende vanuit de Gabriel Metsulaan. Ik zag dat op de scooter een man zat, die later slachtoffer was van het ongeval. Ik zag dat de scooter rechtdoor het kruispunt wilde oversteken, de Sint Jorislaan. Ik zag een voertuig komen vanuit de Gabriel Metsulaan, dit betrof een bruine personenauto. Hij kwam uit dezelfde richting als de scooter. Ik zag dat de personenauto afsloeg, rechtsaf de Geldropseweg in. Ik zag dat hij de scooter afsneed, en de man op de scooter tegen de rechterflank van de auto aan kwam en daardoor viel.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertredingen en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt vast op basis van het dossier, dat sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie in die zin dat het zicht zowel naar links als naar rechts en rechtdoor niet belemmerd wordt. Bovendien heeft het ongeval plaatsgevonden op klaarlichte dag, in de middag. [2] Verder blijkt uit de foto’s in de Verkeersongevallen Analyse dat het kruispunt is voorzien van een stoplicht met daaronder een blauw waarschuwingsbord voor recht doorgaand verkeer op het fietspad. [3]
Het vorenstaande waarschuwingsbord duidt er op dat extra alertheid en voorzichtigheid van verkeersdeelnemers geboden is wanneer zij bij het stoplicht rechtsaf slaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bekend is met de verkeerssituatie op de kruising waar het ongeval heeft plaatsgevonden en dat hij weet dat hij daar voorzichtig moet zijn. Over het ongeval verklaart verdachte dat zijn personenauto stil stond om voetgangers te laten oversteken, dat hij nog niet naar rechts was ingestuurd en dat hij het slachtoffer niet heeft gezien voor of op het moment van de aanrijding. De stelling van verdachte dat hij niet naar rechts was ingestuurd op het moment van de botsing, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu dit niet in overeenstemming is met enig bewijsmiddel uit het dossier. Uit de Verkeersongevallen Analyse blijkt dat verdachte met zijn personenauto rechtsaf wilde afslaan en naar rechts was ingedraaid. [4] Dit wordt bevestigd door getuige [getuige] , die ziet dat verdachte met zijn personenauto rechtsaf slaat en daarbij het slachtoffer de weg afsnijdt.
Uit de Verkeersongevallen Analyse en overige bevindingen in het dossier blijkt niet of de personenauto van verdachte al dan niet in beweging was op het moment van de botsing. De stelling van verdachte dat hij al langer op de plaats van het ongeval stil heeft gestaan om overstekende voetgangers voor te laten gaan, verhoudt zich evenwel niet tot het dossier. Het ongeval heeft immers blijkens de Verkeersongevallen Analyse plaatsgevonden voorbij de voetgangersoversteekplaats en geen van de getuigen maakt melding van overstekende voetgangers. De rechtbank houdt het er daarom voor, dat verdachte direct voorafgaand aan het ongeval naar rechts heeft ingestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onvoldoende voorzichtigheid betracht in een situatie waarin hij instuurde naar rechts om de bocht te nemen en zich bewust was van het feit dat verkeer op het fietspad hem via rechts zou kunnen passeren. Verdachte heeft de snorfietser voorafgaand aan het ongeval niet gezien. De rechtbank concludeert dat verdachte kennelijk niet of in ieder geval onvoldoende heeft gekeken of zich verkeer op het fietspad rechts van hem bevond alvorens naar rechts te sturen. Uit het feit dat uit de Verkeersongevallen Analyse blijkt dat het slachtoffer niet hard heeft gereden, leidt de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer gezien zou hebben als hij wel zou hebben gecontroleerd of er verkeer op het fietspad was. Door dit na te laten, heeft verdachte het slachtoffer niet aan zien komen en hem daardoor geen voorrang verleend, als gevolg waarvan de botsing heeft plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouwe heeft aangevoerd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank dus niet juist gehandeld en is geen sprake van een ongelukkig samenloop van omstandigheden. De officier van justitie heeft betoogd dat aan de zijde van verdachte sprake is geweest van twee ernstige verkeersfouten, namelijk het zich onvoldoende bewust maken van verkeersdeelnemers in zijn directe omgeving en het niet verlenen van voorrang aan het slachtoffer. De rechtbank ziet dit echter als één en dezelfde verkeersfout. Verdachte heeft het slachtoffer niet opgemerkt en daardoor geen voorrang verleend aan het slachtoffer, terwijl dit wel van hem werd verwacht. Hierdoor is het slachtoffer in botsing gekomen met de personenauto van verdachte en daarbij ten val gekomen. Aan zijn verwondingen is het slachtoffer uiteindelijk overleden.
Bovenstaand verkeersgedrag, namelijk het zich onvoldoende bewust maken van verkeer in zijn directe omgeving en daardoor geen voorrang verlenen, kan de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is. Dit zou slechts anders zijn wanneer zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Hiervan is de rechtbank niet gebleken
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 24 juli 2020 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Gabriel Metsulaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend op het kruispunt van die Gabriel Metsulaan met de Geldropseweg rechtsaf te slaan, terwijl een rechtdoor gaande snorfietser hem op korte afstand was genaderd en die snorfietser zich op de fietsstrook, rechts naast of zeer dicht achter de door hem, verdachte, bestuurde personenauto bevond, en zich er niet van te vergewissen dat de fietsstrook rechts naast de door hem, verdachte, bestuurde personenauto vrij van verkeer was en geen voorrang te verlenen aan die rechtdoor gaande snorfietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, immers is die [slachtoffer] op 17 augustus 2020 aan de bij dit verkeersongeval opgelopen verwondingen komen te overlijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 3 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank bij strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte en zijn familie erg onder de indruk waren van het verkeersongeval en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
Daarbij wijst de verdediging op het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Hij is pakketbezorger bij [naam werkgever] . Ook de familie van verdachte is afhankelijk van het rijbewijs van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden als gevolg waarvan het slachtoffer van het verkeersongeval later aan zijn verwondingen is komen te overlijden. Verdachte heeft de nabestaanden van zijn slachtoffer met zijn handelen een onherstelbaar leed aangedaan.
Verdachte heeft zelf ter terechtzitting er blijk van gegeven dat hij – en zijn familie – zeer geraakt zijn door het ongeval en de gevolgen daarvan. Het is verdachte pas enkele weken voor de zitting bekend geworden dat het slachtoffer later in het ziekenhuis is komen te overlijden. Verdachte verkeerde al die tijd in de veronderstelling dat het slachtoffer volledig was hersteld. De rechtbank betreurt deze gang van zaken en begrijpt dat het bekend worden met het overlijden van het slachtoffer verdachte zwaar moet zijn gevallen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet eerder tot een straf is veroordeeld. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte meermalen tevergeefs contact heeft opgenomen met de politie om te bereiken dat hij in contact kon komen met het slachtoffer en/of zijn familie. Verdachte lijkt oprecht begaan te zijn met de nabestaanden van het slachtoffer.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, in onderhavige zaak passend is.
De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen nu de rechtbank het belang van het bezit van een rijbewijs voor verdachte inziet. Wel legt de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht een proeftijd voor de duur van 3 jaar voor de voorwaardelijke rijontzegging niet noodzakelijk, gelet op de reeds verstreken termijn sinds het ongeval en het feit dat – voor zover de rechtbank bekend – sindsdien geen verkeersongevallen/-overtredingen meer hebben plaatsgevonden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht
6, 175 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1 primair:
een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
T.a.v. feit 1 primair:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. S.A.E.M. van Dorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 25 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, onderzoeksnummer 2020167159-1, afgesloten op datum onbekend, aantal pagina’s: 1 tot en met 49. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 15.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 20.
4.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 17.