5.3.Gevolgen
Op maandag 17 augustus 2020 overleed de bestuurder van snorfiets aan zijn verwondingen in het Sint Elizabeth ziekenhuis te Tilburg. Beide voertuigen raakten licht beschadigd.
Proces-verbaal Forensisch Overlijdensonderzoek (p. 26 - 28), voor zover inhoudende:
[p. 27] Op maandag 17 augustus 2020 (...) zijn wij (...) gegaan naar het Sint Elisabethziekenhuis te Tilburg alwaar een slachtoffer van een aanrijding welk op vrijdag 24 juli 2020 had plaatsgevonden te Eindhoven, was komen te overlijden aan
de gevolgen van het letsel welk hij bij die aanrijding had opgelopen.
Overledene:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum]
(...)
Lijkschouw [slachtoffer]
Op maandag 17 augustus 2020 om 06:14 uur werd door de aangewezen schouwarts, K.H. Gan in het bijzijn van ons, op de Intensive Care van het Sint Elisabethziekenhuis te Tilburg een lijkschouw verricht. Uit de lijkschouw bleek dat het slachtoffer was overleden aan de gevolgen van een hoge energetische impact op het hoofd veroorzaakt door de val tijdens de aanrijding.
(...)
Identificatie [slachtoffer]
Het slachtoffer werd door naaste familie geïdentificeerd.
[p. 28] Samenvatting
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. Het slachtoffer was overleden ten gevolge van het letsel wat hij opliep bij een verkeersongeval.
Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] (p. 44 - 45), voor zover inhoudende:
[p. 45] Op vrijdag 24 juli 2020, omstreeks 15:08, zat ik op het terras van de cafetaria Sint Joris te Eindhoven. Die is gelegen op de [adres 2] te Eindhoven. Ik had vanuit daar zicht op het kruispunt van de Gabriel Metsulaan, Geldropseweg en de Sint Jorislaan. Ik zag een scooter komende vanuit de Gabriel Metsulaan. Ik zag dat op de scooter een man zat, die later slachtoffer was van het ongeval. Ik zag dat de scooter rechtdoor het kruispunt wilde oversteken, de Sint Jorislaan. Ik zag een voertuig komen vanuit de Gabriel Metsulaan, dit betrof een bruine personenauto. Hij kwam uit dezelfde richting als de scooter. Ik zag dat de personenauto afsloeg, rechtsaf de Geldropseweg in. Ik zag dat hij de scooter afsneed, en de man op de scooter tegen de rechterflank van de auto aan kwam en daardoor viel.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertredingen en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt vast op basis van het dossier, dat sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie in die zin dat het zicht zowel naar links als naar rechts en rechtdoor niet belemmerd wordt. Bovendien heeft het ongeval plaatsgevonden op klaarlichte dag, in de middag.Verder blijkt uit de foto’s in de Verkeersongevallen Analyse dat het kruispunt is voorzien van een stoplicht met daaronder een blauw waarschuwingsbord voor recht doorgaand verkeer op het fietspad.
Het vorenstaande waarschuwingsbord duidt er op dat extra alertheid en voorzichtigheid van verkeersdeelnemers geboden is wanneer zij bij het stoplicht rechtsaf slaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bekend is met de verkeerssituatie op de kruising waar het ongeval heeft plaatsgevonden en dat hij weet dat hij daar voorzichtig moet zijn. Over het ongeval verklaart verdachte dat zijn personenauto stil stond om voetgangers te laten oversteken, dat hij nog niet naar rechts was ingestuurd en dat hij het slachtoffer niet heeft gezien voor of op het moment van de aanrijding. De stelling van verdachte dat hij niet naar rechts was ingestuurd op het moment van de botsing, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu dit niet in overeenstemming is met enig bewijsmiddel uit het dossier. Uit de Verkeersongevallen Analyse blijkt dat verdachte met zijn personenauto rechtsaf wilde afslaan en naar rechts was ingedraaid.Dit wordt bevestigd door getuige [getuige] , die ziet dat verdachte met zijn personenauto rechtsaf slaat en daarbij het slachtoffer de weg afsnijdt.
Uit de Verkeersongevallen Analyse en overige bevindingen in het dossier blijkt niet of de personenauto van verdachte al dan niet in beweging was op het moment van de botsing. De stelling van verdachte dat hij al langer op de plaats van het ongeval stil heeft gestaan om overstekende voetgangers voor te laten gaan, verhoudt zich evenwel niet tot het dossier. Het ongeval heeft immers blijkens de Verkeersongevallen Analyse plaatsgevonden voorbij de voetgangersoversteekplaats en geen van de getuigen maakt melding van overstekende voetgangers. De rechtbank houdt het er daarom voor, dat verdachte direct voorafgaand aan het ongeval naar rechts heeft ingestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onvoldoende voorzichtigheid betracht in een situatie waarin hij instuurde naar rechts om de bocht te nemen en zich bewust was van het feit dat verkeer op het fietspad hem via rechts zou kunnen passeren. Verdachte heeft de snorfietser voorafgaand aan het ongeval niet gezien. De rechtbank concludeert dat verdachte kennelijk niet of in ieder geval onvoldoende heeft gekeken of zich verkeer op het fietspad rechts van hem bevond alvorens naar rechts te sturen. Uit het feit dat uit de Verkeersongevallen Analyse blijkt dat het slachtoffer niet hard heeft gereden, leidt de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer gezien zou hebben als hij wel zou hebben gecontroleerd of er verkeer op het fietspad was. Door dit na te laten, heeft verdachte het slachtoffer niet aan zien komen en hem daardoor geen voorrang verleend, als gevolg waarvan de botsing heeft plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouwe heeft aangevoerd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank dus niet juist gehandeld en is geen sprake van een ongelukkig samenloop van omstandigheden. De officier van justitie heeft betoogd dat aan de zijde van verdachte sprake is geweest van twee ernstige verkeersfouten, namelijk het zich onvoldoende bewust maken van verkeersdeelnemers in zijn directe omgeving en het niet verlenen van voorrang aan het slachtoffer. De rechtbank ziet dit echter als één en dezelfde verkeersfout. Verdachte heeft het slachtoffer niet opgemerkt en daardoor geen voorrang verleend aan het slachtoffer, terwijl dit wel van hem werd verwacht. Hierdoor is het slachtoffer in botsing gekomen met de personenauto van verdachte en daarbij ten val gekomen. Aan zijn verwondingen is het slachtoffer uiteindelijk overleden.
Bovenstaand verkeersgedrag, namelijk het zich onvoldoende bewust maken van verkeer in zijn directe omgeving en daardoor geen voorrang verlenen, kan de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is. Dit zou slechts anders zijn wanneer zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Hiervan is de rechtbank niet gebleken
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.