ECLI:NL:RBOBR:2021:4331
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens eerdere onttrekking aan toezicht en onduidelijke detentiefasering
Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren te Tilburg. De raadsman heeft op 18 juni 2021 een schriftelijk verzoek ingediend om de voorlopige hechtenis te schorsen. De rechtbank had eerder, op 6 mei 2021, de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 90 dagen. Tijdens de zitting heeft de rechtbank kennisgenomen van het verzoekschrift, het standpunt van de officier van justitie van 21 juni 2021 en het strafdossier. De rechtbank heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.
De rechtbank overweegt dat het uitzitten van een onherroepelijke gevangenisstraf in beginsel als alternatief voor voorlopige hechtenis kan dienen, mits er geen contra-indicaties zijn. In dit geval zijn er echter wel contra-indicaties. De verdachte heeft zich eerder tijdens een verlof onttrokken aan het toezicht en lijkt zich daarbij schuldig te hebben gemaakt aan een soortgelijk feit. Bovendien is de situatie van detentiefasering op korte termijn nog steeds onduidelijk. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
De beslissing van de rechtbank is als volgt: het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. Deze beschikking is gewezen door mr. I.L.A. Boer, rechter, en mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. W.M.T. Keukens, leden, in tegenwoordigheid van L. Surewaard, griffier.