Op 28 juli 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een raadkamerzitting een bevel tot gevangenhouding van 90 dagen uitgesproken voor een verdachte die wordt verdacht van betrokkenheid bij de productie van methamfetamine. De verdachte, geboren in 1981 te 's-Gravenhage en momenteel gedetineerd in P.I. Almelo, is in het vizier gekomen van de autoriteiten vanwege zijn vermeende connecties met het Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse criminele circuit. De rechter-commissaris had eerder op 15 juli 2021 de bewaring van de verdachte bevolen, waarna de officier van justitie de gevangenhouding heeft gevorderd.
De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de betrokken partijen, waaronder de verdachte en zijn raadsman, gehoord. De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, zoals vastgesteld door de rechter-commissaris, nog steeds bestaan. De rechtbank wijst op de ernstige vrees voor herhaling, gezien de recente ontwikkelingen in Nederland waaruit blijkt dat het land een aantrekkelijke locatie is voor de productie van methamfetamine door Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse criminelen.
De rechtbank concludeert dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen, aangezien het onderzoek nog niet is afgerond en de verdachte mogelijk de voortgang hiervan zou kunnen belemmeren. De ernst van de beschuldigingen en de risico's van recidive maken schorsing van de voorlopige hechtenis niet gerechtvaardigd. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen bij haar beslissing.