ECLI:NL:RBOBR:2021:4267

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
01/108681-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met meerdere voertuigen op de A50 te Eindhoven met letsel als gevolg

Op 12 augustus 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 6 september 2019 op de A50 bij Eindhoven. De verdachte, geboren in 1989, was als bestuurder van een Peugeot 206 betrokken bij een aanrijding met een Renault Megane en een Hyundai Atos-Prime. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stuurbeweging naar links heeft gemaakt zonder voldoende om zich heen te kijken, waardoor hij tegen de Renault Megane botste. Na deze botsing kwam de Peugeot in botsing met de Hyundai, wat leidde tot een gevaarlijke situatie waarbij beide voertuigen in een sloot terechtkwamen. Een bijrijder van de Hyundai liep hierbij ernstig letsel op, waaronder een zoetwaterinfectie.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt, werd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn onoplettendheid en het niet goed kijken bij het inhalen, gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

De officier van justitie had een geldboete van €750,- geëist, maar de rechtbank legde een lagere geldboete van €500,- op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij een first offender was. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersfout en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, maar vond dat de opgelegde straf passend was in het licht van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.108681.20
Datum uitspraak: 12 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar] 1989,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juni 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 6 september 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto: Peugeot 206 met kenteken [kentekennummer 1] ), daarmede rijdende over de weg, de A50, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-een stuurbeweging naar links te maken en/of van rijstrook te wisselen, terwijl op de linker rijstrook direct naast hem, althans op zeer korte afstand achter hem, een personenauto (Renault Megane met kenteken [kentekennummer 2] ) reed en/of
-tegen voornoemde Renault Megane te botsen en/of
-na de botsing met voornoemde Renault, abrupt een stuurbeweging naar rechts te maken en daarmee tegen de op de rechter rijbaan rijdende personenauto (Hyundai Atos-prime met kenteken [kentekennummer 3] ) te botsen, waardoor de Peugeot en de Hyundai in een met water gevulde sloot terecht zijn gekomen,
waardoor een ander:
- [slachtoffer] (bijrijder van de Hyundai), zwaar lichamelijk letsel, te weten een zoetwaterinfectie en/of water in de longen en/of een longontsteking, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 6 september 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto: Peugeot 206 met kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende op de weg de A50,
-een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en/of van rijstrook heeft gewisseld, terwijl op de linker rijstrook direct naast hem, althans op zeer korte afstand achter hem, een personenauto (Renault Megane met kenteken [kentekennummer 2] ) reed en/of
-tegen voornoemde Renault Megane is gebotst en/of
-na voornoemde botsing een abrupte stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en daarmee tegen de op de rechter rijbaan rijdende personenauto (Hyundai Atos-prime met kenteken [kentekennummer 3] ) is gebotst,
welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: “WVW”), zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Inleiding.
Op 6 september 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de A50 bij Eindhoven. Hierbij waren drie voertuigen, waaronder het voertuig van verdachte, betrokken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ook de verdediging stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De vraag is aan de orde of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een veroordeling voor dit feit te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van de verdachte dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer wordt of kan worden gehinderd. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde op zitting vast dat verdachte met zijn voertuig vanaf de rechter rijbaan een stuurbeweging naar links heeft gemaakt om het voertuig voor hem, een Hyundai, in te halen. Daarbij heeft verdachte onvoldoende in zijn spiegels gekeken en niet over zijn schouder gekeken alvorens de inhaalmanoeuvre in te zetten. Hierdoor heeft hij niet gezien dat de Renault direct naast hem of op zeer korte afstand achter hem op de linker rijbaan reed en is hij tegen de Renault gebotst. Na de botsing met de Renault is verdachte met zijn voertuig in botsing gekomen met de op de rechter rijbaan rijdende Hyundai, waarna beide voertuigen richting de rechterzijde van de rijbaan bewogen, in de grasberm over de kop sloegen en in een sloot tot stilstand kwamen. [2] Door dit moment van onoplettendheid heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de WVW dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 6 september 2019 te Eindhoven, als bestuurder van een voertuig (personenauto: Peugeot 206 met kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende op de weg, de A50,
- een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en van rijstrook heeft gewisseld, terwijl op de linker rijstrook direct naast hem, althans op zeer korte afstand achter hem, een personenauto (Renault Megane met kenteken [kentekennummer 2] ) reed en
- tegen voornoemde Renault Megane is gebotst en
- tegen de op de rechter rijbaan rijdende personenauto (Hyundai Atos-Prime met kenteken [kentekennummer 3] ) is gebotst,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geldboete ter hoogte van
€ 750,- zal worden opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte een first offender is, een geldboete ter hoogte van € 500,- dient te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt door een inhaalmanoeuvre in te zetten zonder goed in zijn spiegels en over zijn schouder te kijken. Door dit moment van onoplettendheid is hij in botsing gekomen met twee auto’s, waarna één van deze twee auto’s - net als de auto van verdachte - in de nabij gelegen sloot terecht is gekomen. In ieder geval één van de inzittenden van de auto kwam hierbij met haar hoofd onder water te liggen, terwijl zij vast zat in de gordel. De brandweer heeft de inzittenden uiteindelijk uit de auto gehaald. Dit moeten zeer beangstigende momenten zijn geweest voor de inzittenden. Beide inzittenden van de auto zijn (ernstig) gewond geraakt door het ongeval. Ruim 20 maanden na het ongeval hadden zij nog dagelijks last van de fysieke en psychische gevolgen van het ongeval.
Bij deelname aan het verkeer kunnen relatief kleine verkeersfouten, ontstaan door kortdurende onoplettendheid, grote gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers voor langere tijd of onomkeerbaar verandert. Gevolgen die niet gewild of bedoeld zijn, maar die wel kunnen intreden. Bij bestraffing van dit soort verkeersfouten speelt de ernst van de fout een grote rol. In zaken zoals deze, waarbij niet te hard is gereden, geen drank of drugs in het spel waren en de auto normaal functioneerde, maar de verkeersfout bestaat uit het niet goed opletten, wordt doorgaans een geldboete opgelegd. Dit zal de rechtbank in dit geval ook opleggen. Daarbij heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij geldboetes die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij geen justitiële documentatie heeft en dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem veroorzaakte verkeersongeval en de daarmee ontstane gevolgen voor de slachtoffers inziet. Ondanks dat verdachte zich in eerste instantie niet heeft gemeld voor zijn verhoren bij de politie, heeft hij zich niet aan zijn berechting onttrokken. Verdachte is ter terechtzitting verschenen en heeft daar uitgebreid verklaard.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een geldboete van € 500,- passend is. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Hierbij is eveneens rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het plegen van het strafbare feit.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
5, 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:

T.a.v. subsidiair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

T.a.v. subsidiair:Een geldboete ter hoogte van 500,00 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. G. de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 12 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche operationele samenwerking, afdeling Infrastructuur, team Verkeer, proces-verbaalnummer PL2100-2019186692, afgesloten op 6 maart 2020, aantal pagina’s: 1 tot en met 79. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2021 en verklaring van getuige [getuige] , p. 47-48 van het proces-verbaal.