ECLI:NL:RBOBR:2021:4149

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
370287 / FA RK 21-1912
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij termijnoverschrijding door officier van justitie in zorgmachtigingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene had een verzoek ingediend omdat de officier van justitie de wettelijke termijn voor het indienen van een zorgmachtiging met veertien dagen had overschreden. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de stukken en dat deze verantwoordelijkheid niet kan worden afgewenteld op de geneesheer-directeur, die de stukken te laat had aangeleverd. De rechtbank stelde vast dat de termijnoverschrijding niet in het belang van betrokkene was en dat zij hierdoor immateriële schade had geleden. De rechtbank kende betrokkene een schadevergoeding van €150 toe, omdat zij langer dan noodzakelijk had moeten wachten op de beslissing van de officier van justitie. De rechtbank benadrukte dat de wetgever voldoende tijd had ingebouwd voor de beoordeling en dat de officier van justitie tijdig aan de bel had moeten trekken bij eventuele problemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/370287 / FA RK 21-1912
Uitspraak : 28 juli 2021
Beschikking over een verzoek tot schadevergoeding ex. Artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) in de zaak van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende te [instelling],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne,
tegen
de officier van justitie,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 april 2021;
  • het standpunt van het openbaar ministerie, ingekomen ter griffie op 17 mei 2021;
  • repliek, ingekomen ter griffie op 28 mei 2021;
  • dupliek, ingekomen ter griffie op 9 juni 2021.
1.2
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om hun standpunten mondeling toe te lichten. Een mondelinge behandeling heeft zodoende niet plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1
Op 27 oktober 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant een zorgmachtiging verleend ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden, dus tot en met 27 april 2020. Op 3 februari 2021 heeft de geneesheer-directeur betrokkene geïnformeerd dat een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid overeenkomstig artikel 5:4, lid 2 onder a Wvggz.
2.2
De officier van justitie heeft op 17 maart 2021 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden. In dit verzoekschrift is vermeld: “Gelet op artikel 5:16 lid 1 jo. 5:17 lid 1 Wvggz wordt de termijn van het indienen van een zorgmachtiging overschreden met 14 dagen. Daar het niet in het belang van betrokkene is om de procedure opnieuw op te starten, heeft het Openbaar Ministerie besloten om het verzoekschrift toch in te dienen.”
2.3
Op 6 april 2021 heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden.

3.Het verzoek

3.1
Omdat de officier van justitie de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz met twee weken overschreden heeft en dus de wet niet in acht genomen heeft, verzoekt betrokkene schadevergoeding naar billijkheid op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz.
3.2
Daartoe voert betrokkene aan dat artikel 5:16 lid 1 Wvggz een beschermende functie heeft om betrokkene niet te lang in onzekerheid te laten verkeren en om duidelijkheid te verschaffen over de al dan niet te verzoeken zorgmachtiging. Psychiatrische patiënten vormen een kwetsbare groep die niet te lang in onzekerheid mogen verkeren.
3.3
Betrokkene wist langer dan nodig en voorzien was niet of de toen geldende zorgmachtiging zou worden verlengd. Zij had de nadrukkelijk wens dat er geen zorgmachtiging zou worden afgegeven en de procedure heeft bij haar spanning en frustratie opgeleverd. Zij heeft immers langer moeten wachten de op de beslissing van de officier van justitie dan noodzakelijk en wettelijk voorgeschreven was. Betrokkene was op dat moment dakloos en de onzekerheid maakte dat zij niet verder kon met het zoeken van woonruimte omdat zij niet wist of zij gebruik zou kunnen maken van die woonruimte. Daardoor heeft zij immateriële schade geleden.
3.4
Betrokkene verzoekt een schadevergoeding van €20 per dag van termijnoverschrijding, subsidiair een vast te stellen bedrag naar billijkheid.

4.Het verweer

4.1
De officier van justitie betwist niet dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz met veertien dagen is overschreden. De officier van justitie meent echter dat de reden van de termijnoverschrijding louter is gelegen in de omstandigheid dat de geneesheer-directeur de stukken te laat bij de officier van justitie heeft aangeleverd. Om die reden had het verzoek van betrokkene op de grondslag van artikel 10:12 lid 2 Wvggz ingediend moeten worden. Het verzoek zou derhalve moeten worden afgewezen.
4.2
Subsidiair voert de officier van justitie aan dat betrokkene al vele jaren bekend is met verplichte zorg en weet wat een opname inhoudt. Zij was er van op de hoogte dat een zorgmachtiging werd voorbereid. De officier van justitie vindt dat een schadevergoeding van €20 per dag onvoldoende gemotiveerd is en dat een vergoeding van €10 per dag redelijk en billijk is.

5.De beoordeling

5.1
Vast staat dat de officier van justitie twee weken nadat de wettelijke termijn van artikel 5:16 lid 1 was verstreken, en dus veertien dagen te laat, de schriftelijke en gemotiveerde beslissing dat voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg heeft meegedeeld aan betrokkene.
5.2
Met betrokkene is de rechtbank van oordeel dat het de officier van justitie is die in artikel 5:16 lid 1 Wvggz wordt geadresseerd. Het is de officier van justitie die de schriftelijke mededeling binnen vier weken aan onder andere betrokkene moet doen. Het is aan de officier van justitie die termijn te bewaken. Als de geneesheer-directeur in gebreke blijft, zal de officier van justitie tijdig aan de bel moet trekken zodat de termijn gehaald kan worden. Dat er bilaterale afspraken zijn tussen officier van justitie en geneesheer-directeur maakt dit niet anders, nu de wetgever deze taak bij de officier van justitie heeft neergelegd. Ook de omstandigheid dat de geneesheer-directeur heeft aangegeven dat vanwege het zorgmijdende karakter (met agressie) van betrokkene en het feit dat zij dakloos is, het lastig is om een beoordeling te laten plaatsvinden maakt dit niet anders. De wetgever heeft met een termijn van vier weken voldoende tijd ingebouwd om tot een beoordeling te komen.
5.3
Het voorgaande betekent dat de termijnoverschrijding niet kan worden afgewenteld op de geneesheer-directeur en dat betrokkene een beroep kan doen op artikel 10:12 lid 3 Wvggz en een schadevergoeding kan verzoeken.
5.4
Nu vaststaat dat de officier van justitie de wet niet in acht heeft genomen, heeft betrokkene recht op een schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen. Immers, betrokkene heeft langer dan noodzakelijk was, moeten wachten op de beslissing van de officier van justitie. Een schadevergoeding behoeft in beginsel geen nadere motivering. De rechtbank acht een schadevergoeding van €150 billijk en zal dienovereenkomstig beslissen.
De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt de Staat om aan betrokkene te betalen een bedrag van €150,00;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: MS(OB
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.