ECLI:NL:RBOBR:2021:3954

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
C/01/354629 / HA ZA 20-58
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot deskundigenonderzoek in civiele procedure met betrekking tot gebreken aan een woning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 21 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over gebreken aan een woning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. X.H.C. Woodhouse, heeft een aantal wijzigingen en aanvullingen voorgesteld met betrekking tot de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. W.P.G. Verstappen, heeft ook aanvullingen voorgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat de benoeming van één deskundige volstaat en heeft besloten een bouwkundige aan te stellen om de gebreken te onderzoeken.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de procedure uiteengezet, inclusief de verplichtingen van partijen om mee te werken aan het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft ook de vragen geformuleerd die aan de deskundige moeten worden voorgelegd, waaronder de vaststelling van gebreken aan de woning en de kosten voor herstel. Eiser is verplicht om het voorschot voor de kosten van de deskundige te betalen en moet binnen twee weken na verzoek van de deskundige zijn volledige procesdossier aan de deskundige opsturen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige een schriftelijk rapport moet opstellen en dat partijen de gelegenheid krijgen om op het conceptrapport te reageren. De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor 6 april 2022, en de griffier is opgedragen om de zaak op een eerdere rol te plaatsen zodra een deskundige is benoemd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/354629 / HA ZA 20-58
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. X.H.C. Woodhouse te Utrecht,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.P.G. Verstappen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en [bedrijfsnaam gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 mei 2021;
  • de akte uitlating van [eiser] ;
  • de akte uitlating van [bedrijfsnaam gedaagde] .
1.2.
Vervolgens is bepaald dat er weer vonnis zal komen in deze zaak.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 26 mei 2021 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het aangekondigde deskundigenbericht.
2.2.
Dit deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.3.
Beide partijen zijn het erover eens dat de benoeming van één deskundige volstaat. Ten aanzien van het specialisme hebben zij geen voorkeur uitgesproken. De rechtbank acht het aangewezen een bouwkundige te benoemen. De griffier komt daar per brief nog bij partijen op terug zodra zij een deskundige heeft gevonden.
2.4.
[eiser] stelt wijzigingen en aanvullingen voor met betrekking tot een aantal vragen. [bedrijfsnaam gedaagde] stelt een aanvulling voor.
2.5.
Het betoog van [bedrijfsnaam gedaagde] komt er op neer dat hij ook een oordeel wenst te krijgen van de deskundige over de oorzaak is van de aanwezige gebreken. Waarom hij dat van belang vindt, motiveert hij niet. Ook in de conclusie van antwoord is niet betoogd dat onderzoek naar de oorzaak van de gestelde gebreken juridisch relevant is. Zonder nadere motivering, die dus ontbreekt, ziet de rechtbank niet in wat de relevantie is van deze vraag.
2.6.
Ten aanzien van de lichtstraat betoogt [eiser] dat tevens ter discussie staat of de lichtstraat conform de overeenkomst is uitgevoerd. Daarom wenst [eiser] nadere vragen aan de deskundige te stellen. De rechtbank gaat daarin niet mee. Zowel in dagvaarding als tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] niet uitdrukkelijk aangevoerd dat de lichtstraat niet conform de overeenkomst is uitgevoerd. Dit volgt ook niet uit de rapporten waarop [eiser] in dit kader een beroep doet (VEH 1 en VEH 2). Hij stelt alleen dat de lichtstraat lekt. Deze nieuwe stelling kan in deze stand van de procedure niet meer worden opgevoerd.
2.7.
Ten aanzien van de luchtdoorlatendheid van de woning merkt [eiser] op dat dit gebrek al door hem is hersteld. Ook dit is niet eerder door [eiser] naar voren gebracht. In de akte wordt dan wel verwezen naar productie 11 dagvaarding, in het bijzonder bijlage 5 daarbij, maar in de processtukken of ter zitting is nooit uitdrukkelijk naar voren gebracht dat het gebrek al was hersteld. Dit volgt ook niet uit het rapport dat is overgelegd als productie 11 bij dagvaarding. Gezien het processuele debat had het op de weg van [eiser] gelegen hier melding van te maken. Dat heeft hij nagelaten. Als gevolg hiervan kan niet meer worden vastgesteld of het gestelde gebrek aanwezig is, zoals geoordeeld in het tussenvonnis van 26 mei 2021. [bedrijfsnaam gedaagde] is nog niet in staat geweest op deze nieuwe stelling te reageren. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de door [eiser] voorgestelde vragen in punt 4 van zijn akte niet aan de deskundige voorleggen. In de conclusie na deskundigenbericht mag [bedrijfsnaam gedaagde] op deze nieuwe stelling van [eiser] reageren. Vervolgens zal de rechtbank daarop beslissen.
2.8.
Ten aanzien van de (losgekomen) hoekstrippen stelt [eiser] dat deze zijn geplaatst om de gebrekkige wijze waarop de beplating is aangebracht te maskeren. Daarom wil [eiser] toegevoegd zien de vraag of de plaatsing van de hoekstrippen het gevolg is van de gebrekkige plaatsing van de beplating of dat het sowieso noodzakelijk was om de hoekstrippen te plaatsen. Ook hierin gaat de rechtbank niet mee. De vraag genoemd onder kk biedt voldoende ruimte aan de deskundige om het gebrek te beschrijven en de eventuele oorzaak daarvan, voor zover de deskundige dat relevant vindt en dat kan vaststellen. Bovendien is de beplating onderwerp van onderzoek van de deskundige. Mocht de deskundige een verband daarmee zien, dan bieden bovendien vragen x en nn, zoals genoemd in het tussenvonnis van 26 mei 2021, voldoende ruimte om dat naar voren te brengen.
2.9.
In de vorige beslissing is al aangekondigd dat [eiser] het voorschot moet betalen. De rechtbank handhaaft die beslissing.
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Waterslagen onder de raamkozijnen (punt 3 rapport VEH 1 en punt 3 rapport VEH 2):
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 3 rapport VEH 1 en punt 3 rapport VEH 2 aanwezig is?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Schoorsteen loodslabbe (punt 9 rapport VEH 1, punt 6 VEH 2 en punt 7 rapport BB)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 9 rapport VEH 1, punt 6 VEH 2 en punt 7 rapport BB, aanwezig is?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Buitendeurkozijn (achtergevel), stijl beschadigd (punt 12 rapport VEH 1 en punt 9 rapport VEH 2)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 12 rapport VEH 1 en punt 9 rapport VEH 2 aanwezig is?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Lichtstraat lekt (punt 15 rapport VEH 1 en punt 11 rapport VEH 2)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 15 rapport VEH 1 en punt 11 rapport VEH 2, aanwezig is?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Plat dak, afschot onvoldoende (punt 18 rapport VEH 1 en punt 13 rapport VEH 2)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 18 rapport VEH 1 en punt 13 rapport VEH 2, aanwezig is?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Dakrand, dakoverstek boeiboord slordig afgewerkt (punt 19 rapport VEH 1, punt 14 rapport VEH 2 en punt 1 rapport BB)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in punt 19 rapport VEH 1, punt 14 rapport VEH 2 en punt 1 rapport BB, aanwezig is? Daarbij dient u uit te gaan van de verwerkingsvoorschriften die gelden voor 8 mm dikke XLKERN HPL beplating en niet de montagevoorschriften van Trespa.
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
EPDM dakbedekking niet geheel verkleefd met de ondergrond (punt 3 rapport BB)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in rapport BB onder punt 3 (pagina 7 onderaan en pagina 8 bovenaan), aanwezig is?
Kunt u vaststellen hoe het gebrek kan worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Beschadigde glaslatten (e-mail 10 april 2019)
Kunt u vaststellen of en zo ja, in hoeverre de door [eiser] gestelde schade, zoals weergeven in de e-mail van 10 april 2019, aanwezig is en hoe deze schade is ontstaan?
Zo ja, hoe moet de schade naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde schade begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Losgekomen hoekstrippen (e-mail 21 april 2019)
Kunt u aangeven wat het door [eiser] gestelde gebrek, zoals weergeven in de e-mail van 21 april 2019, inhoudt?
Zo ja, hoe moet het gebrek naar uw deskundig oordeel worden hersteld?
Kunt u de kosten die gemoeid gaan met het herstel van de door u geconstateerde gebreken begroten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling
3.2.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijk vonnis zal worden benoemd,
het voorschot
3.3.
bepaalt het volgende met betrekking tot de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige:
  • de deskundige dient,
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechter worden vastgesteld,
3.4.
bepaalt dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] moet worden betaald,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na een verzoek van de deskundige een afschrift van zijn volledige procesdossier aan de deskundige moet opsturen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige pas met het onderzoek kan beginnen ná het bericht van de griffier over de betaling van het voorschot, en dat een eerder begin van het onderzoek voor eigen rekening en risico van de deskundige geschiedt;
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn. Laat de deskundige dit na, dan geschiedt dit voor eigen rekening en risico,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van de woning ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.8.
bepaalt dat partijen:
  • nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze daarom verzoekt. Partijen moeten de eventueel aan de deskundige te verschaffen gegevens ook in afschrift aan elkaar toesturen;
  • de deskundige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek, onder andere door de deskundige toegang te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om, binnen een nader vast te stellen termijn, een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud bij de griffie van de rechtbank in te leveren, met daarbij een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijke rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, en partijen de gelegenheid moet geven om binnen vier weken na verzending van het rapport daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden. Dit met het oog op het fundamentele recht van hoor en wederhoor,
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken nadat het conceptrapport van de deskundige aan hen is toegezonden, daarop schriftelijk kunnen reageren, en dat zij elkaar een afschrift van deze reactie moeten toezenden. Partijen krijgen bij de deskundige geen gelegenheid om op elkaars vragen en opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport te reageren. Deze gelegenheid krijgen zij bij de conclusie na deskundigenbericht,
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 6 april 2022,
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen zodra een deskundige bereid is gevonden de benoeming als deskundige te aanvaarden,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.