De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
[medeverdachte] op 27 augustus 2018 te Helmond, als werkgever, opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten, in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet
en de daarop berustende bepalingen, door een werknemer genaamd [slachtoffer] werkzaamheden te laten verrichten, bestaande uit het met een kipper lossen van een lading maisvoermeel, zijnde een niet vrij vloeiend product, immers heeft zij opzettelijk, in strijd met
- artikel 3, eerste lid aanhef en onder a, van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van een arbeidsomstandighedenbeleid de arbeid, te weten het met een kipper lossen van maisvoermeel, niet zodanig georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitging op de veiligheid en gezondheid van de werknemers, immers was ter zake geen eenduidige en/of veilige werkwijze ontwikkeld; en
- artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid de risico's die het met een kipper lossen van maisvoermeel en andere niet vrij vloeiende ladingen met zich brengt niet dan wel onvoldoende in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastgelegd; en
- artikel 8, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat [slachtoffer] en andere werknemers doeltreffend werden ingelicht over de aan het met een kipper lossen van maisvoermeel verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken; en
- artikel 8, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat aan [slachtoffer] en andere werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht werd verstrekt met betrekking tot de (onderhavige) arbeidsomstandigheden, te weten het met een kipper lossen van maisvoermeel; en
- artikel 7.4, derde en vierde lid, juncto artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit een arbeidsmiddel, de kipper, niet zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals te worden getroffen of geraakt door voorwerpen of producten niet werd voorkomen dan wel niet zoveel mogelijk beperkt, immers
werd maisvoermeel gelost via de graanschuiven terwijl de oplegger in maximale kiepstand stond waardoor er te veel druk ontstond op de klapdeur. welke daardoor zeker als één of meer veiligheidsgrendels niet goed vergrendeld waren plotseling open kon gaan met als gevolg dat de zware lading kon uitstromen en terecht kon komen op diegene die zich op dat moment achter de oplegger/kipper bevond;
terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de heer [slachtoffer] ontstond of te verwachten was,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedragingen.
2.
[medeverdachte] op 27 augustus 2018 te Helmond, zeer/grovelijk, onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam, onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld door een werknemer, genaamd [slachtoffer] , met een kipper maisvoermeel te laten lossen, terwijl zij,
- ter zake geen eenduidige en/of veilige werkwijze had ontwikkeld; en
- de risico's en gevaren van die werkzaamheden niet of onvoldoende had geïnventariseerd en beoordeeld en geëvalueerd en onvoldoende maatregelen had getroffen om die risico's en die gevaren te voorkomen en/of te beperken; en
- die werknemer en andere werknemers niet doeltreffend had ingelicht over
die te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over
de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen en/of te
beperken; en
- er niet voor heeft gezorgd dat aan die werknemer en andere werknemers
doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht werd
verstrekt met betrekking tot de onderhavige arbeidsomstandigheden; en
- die werknemer en andere werknemers de kipper niet zodanig liet gebruiken
dat het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen of producten niet werd voorkomen dan wel niet zoveel mogelijk werd beperkt;
ten gevolge waarvan het aan haar schuld te wijten is dat voornoemde [slachtoffer] bedolven is geraakt onder een grote hoeveelheid maisvoermeel door het plots open gaan en/of bezwijken van de klapdeur van de in (maximale) kiepstand staande kipper, waardoor die [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedragingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.