ECLI:NL:RBOBR:2021:3761

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
01/283736-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van coronatest-unit door ontploffing van zwaar vuurwerk

Op 19 juli 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van een coronatest-unit. Dit gebeurde op 7 november 2020 te Beek en Donk, waar de verdachte en zijn mededader zwaar vuurwerk hebben ontstoken tegen de unit, wat leidde tot een ontploffing en aanzienlijke schade. De rechtbank heeft adolescentenstrafrecht toegepast en de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de samenleving tijdens de coronapandemie, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zwakbegaafdheid en een stoornis in het autismespectrum. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoeding toegewezen voor de materiële schade die door de vernieling is veroorzaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.283736.20
Datum uitspraak: 19 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 mei 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer stuks zwaar vuurwerk in/ tegen een containerruimte (coronatest-/behandelunit) te ontsteken en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor de in die containerruimte aanwezige goederen en/of de direct belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek openlijk, te weten op de openbare weg, Waterhoenlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een containerruimte (coronatest-/behandelunit) en/of de in die containerruimte aanwezige goederen door een of meer stuks zwaar vuurwerk in/tegen een containerruimte (coronatest-/behandelunit) te ontsteken en tot ontploffing te brengen, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In de nacht van 6 op 7 november 2020 rond 00:45 uur werden enkele harde knallen gehoord door omwonenden van de huisartsenpraktijk [naam 1] . De volgende ochtend werd een coronatest- en behandelunit vernield aangetroffen. Deze unit was recent buiten vóór de huisartsenpraktijk geplaatst om aldaar coronapatienten geïsoleerd te kunnen behandelen en om coronatesten af te nemen.
Op de grond voor de unit lagen onder meer delen van rolluiken en glasscherven en een raam bleek verwoest. Ook het interieur van de coronatest-unit was zwaar beschadigd.
Bij onderzoek rondom de coronatest-unit werden restanten van enkele stuks zwaar vuurwerk aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman meent dat kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander zwaar vuurwerk tot ontploffing heeft gebracht tegen een coronatest-unit.
De raadsman heeft betoogd dat de door de verdachte feitelijk verrichte handelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als hetgeen in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
-een aangifte van [aangever] namens [naam 1] d.d. 7 november 2020; [2]
-een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 8 november 2020; [3]
-een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 7 november 2020; [4]
- een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 17 november 2020; [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik samen met [medeverdachte] in de nacht van 7 november 2020 enkele stuks Cobra-vuurwerk bij de coronatest-unit in Beek en Donk heb aangestoken. We hadden ieder één Cobra onder de rolluiken van de ramen van de testunit gelegd en deze met een aansteker aangestoken. Beide Cobra’s kwamen tegelijkertijd tot ontploffing. Een derde Cobra is ook tot ontploffing gekomen. Wij zagen dat de testunit als gevolg van de ontploffing van het vuurwerk werd vernield. Wij zijn vervolgens weggerend.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft aan zijn kwalificatieverweer geen rechtsgevolg verbonden zodat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(primair)
op 7 november 2020 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meer stuks zwaar vuurwerk tegen een containerruimte (coronatest-/behandelunit) te ontsteken en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor de in die containerruimte aanwezige goederen en de direct belendende panden, te duchten was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de toepassing van het minderjarigenstrafrecht gevorderd.
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 111 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar gevorderd.
De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals geadviseerd door de reclassering.
Tevens heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 100 subsidiair 50 dagen jeugddetentie gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman is betoogd dat verdachte getuige is geweest van hardhandig politieoptreden jegens zijn moeder. De raadsman acht dit handelen van de politie onrechtmatig en heeft de rechtbank verzocht om hier in strafmatigende zin rekening mee te houden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan vernieling van een coronatest-unit door zwaar vuurwerk tegen deze unit te plaatsen en dit vuurwerk tot ontploffing te brengen.
Dit gebeurde op een moment dat de samenleving in volle omvang werd geconfronteerd met de coronapandemie. De aanslag op de coronatest- en behandellocatie te Beek en Donk is landelijk in het nieuws geweest en heeft alom geschokte reacties teweeg gebracht.
De door de regering getroffen maatregelen in het kader van de pandemie zijn ingrijpend en roepen bij diverse groepen in de samenleving gevoelens van boosheid en frustratie op. Dit moge zo zijn, het is echter ontoelaatbaar wanneer deze gevoelens leiden tot een vernieling als hier aan de orde. Dit dient streng bestraft te worden.
Daarbij komt dat verdachte en zijn mededader ervoor hebben gekozen om een coronatest- en behandellocatie, van belang voor de bestrijding en beheersing van de corona-epidemie, te vernielen acht de rechtbank zeer kwalijk.
Medische hulpverleners zijn als gevolg van deze pandemie en alle neveneffecten hiervan al gedurende lange tijd zwaar belast. Uit de slachtofferverklaring van huisarts [aangever] blijkt dat deze ontploffing bij deze coronatest unit door hem en zijn collega’s werd gevoeld als een dolksteek in de rug. Hij en zijn collega’s maakten lange uren en werden voortdurend geconfronteerd met de heftige gevolgen van corona, waaronder veel sterfgevallen.
Verdachte en zijn mededader hebben zich hiervan- op het moment van hun handelen- geen enkele rekenschap gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij in een vroeg stadium volledige openheid van zaken heeft gegeven, een mediation-traject met aangever huisarts [aangever] heeft gevolgd en in dat kader persoonlijk aan hem spijt heeft betuigd. Dit is door aangever als oprecht gemeend ervaren en ook door hem aanvaard.
De justitiële documentatie van verdachte is beperkt en speelt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen rol.
Uit een gedragsdeskundig trajectconsult betreffende verdachte uitgebracht door T.H.J. Molmans, psychiater, van 10 december 2020 blijkt bovendien dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een stoornis in het autismespectrum.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben, mede gelet op het advies van de gedragsdeskundige en de reclassering, gevraagd om toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter voor adolescenten tot 23 jaar besluiten het adolescentenstrafrecht toe te passen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank ziet - gezien de rapportages van de psychiater en de reclassering - in de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het ten laste gelegde feit is begaan aanleiding om op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dit houdt in dat een sanctie uit het sanctiearsenaal van het jeugdstrafrecht als opgesomd in artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stellingen met betrekking tot het optreden van de politie jegens de moeder van verdachte. Uit het procesdossier blijkt dat de moeder van verdachte de aanhouding van verdachte heeft willen beletten door het achterportier van de dienstauto waarin verdachte had plaatsgenomen open te trekken. Hierop is zij door verbalisant fysiek opzij gezet. De rechtbank ziet hierin, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat er sprake is van een onrechtmatig politieoptreden en zal in dat kader daarom niet tot strafmatiging over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
De rechtbank zal deze jeugddetentie (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van 100 uur passend en geboden.
De rechtbank acht-anders dan door de jeugdreclassering ter terechtzitting is verzocht- geen termen aanwezig om aan verdachte een langere termijn dan de termijn- zoals vermeld in artikel 77m, derde lid van het Wetboek van Strafrecht waarbinnen de werkstraf dient te worden verricht- op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [naam 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de kostenposten: reageerbuisrek, gelaatsscherm, printer, testen en Multihome toe te wijzen met uitzondering van de gevorderde BTW.
De officier van justitie heeft verzocht om deze kostenposten te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor zover die betrekking heeft op de werkuren van het personeel aangezien deze posten niet zijn onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding de posten: reageerbuisrek, gelaatsscherm, printer 8,5 doos testen en multihome, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de vier eerstgenoemde posten zal de rechtbank de gevorderde BTW afwijzen nu deze voor de benadeelde partij aftrekbaar zijn niet toewijzen.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij het deel van de vordering dat betrekking heeft de gevorderde werkuren van het personeel intrekt, zodat dit onderdeel van de vordering geen bespreking behoeft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [naam 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77c, 77i, 77 m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregelen:
t.a.v. primair:
een jeugddetentie voor de duur van
120 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan
110 dagenvoorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en stelt als bijzondere voorwaarden:
-veroordeelde werkt gedurende één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
geeft aan Jeugdbescherming Brabant te Helmond, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
t.a.v. primair:
een werkstraf voor de duur van
100 urensubsidiair 50 dagen jeugddetentie;
deze werkstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid en dient te zijn verricht binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis;
t.a.v. primair:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 1] , van een bedrag van € 4214,97, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 51 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit materiële schade;
de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 1] , van een bedrag van € 4214,97, bestaande uit materiële schade (de posten: reageerbuisrek, gelaatsscherm, printer, 8,5 doos testen en Multihome), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering ten aanzien van de posten reageerbuisrek, gelaatsscherm, printer, 8,5 doos testen af met betrekking tot de gevorderde BTW;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
indien de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
t.a.v. primair:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van Stichting [naam 2] , van een bedrag van € 1.322,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 23 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit materiële schade;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 2] , van een bedrag van
€ 1322,- euro, bestaande uit materiële schade (de post: vervanging ruit), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
indien de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen;
heft op het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. A.M. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 19 juli 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, genummerd [nummer] .
2.Proces-verbaal pag. 44-45.
3.Proces-verbaal pag. 47-48.
4.Proces-verbaal pag. 54-55.
5.Proces-verbaal pag. 86-89.