Uitspraak
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
De bewijsmiddelen.
bestuurder van een bedrijfsauto op de kruising van de Rooiseweg met de Landingsweg en de
Buntweg te Schijndel, in aanrijding gekomen met de bestuurder van een bromfiets welke een voorrangsweg overstak. Ten gevolge van deze aanrijding was de bestuurder van de snorfiets kort na de aanrijding komen te overlijden. Bij dit ongeval waren betrokken:
Een bedrijfsauto en een bromfiets met beperkte snelheid, hierna te benoemen als snorfiets.
Door ons verbalisanten is snelheidsreconstructie uitgevoerd aan de hand van videobeelden
welke beide voertuigen net voor de aanrijding hebben vastgelegd.
Bestuurders die de Rooiseweg over willen steken, moeten het verkeer op de Rooiseweg voorrang verlenen. Dit wordt kenbaar gemaakt door een kort voor de kruising geplaatst bord B6 en op het wegdek aangebrachte haaientanden.
De wettelijk toegestane maximum snelheid op de Rooiseweg (N637) bedroeg aldaar 80 km/u.
Wij zagen dat de volgende sporen zich hadden afgetekend op het wegdek, in de linker berm en droge sloot:
• dat op het midden van de rijstrook in de richting van Sint-Oedenrode zich een recent
remblokkeerspoor had afgetekend op het wegdek;
• dat dit remblokkeerspoor wegliep richting de linker berm (in de rijrichting van Schijndel);
• dat in het verlengde van het aangetroffen spoor, de linker grasberm/sloot omgewoeld was;
• dat deze sporen eindigden onder de wielen en linker zijkant van de bedrijfsauto, alwaar deze tot stilstand was gekomen.
Verder zagen wij dat bij aanvang van het eerder genoemde remblokkeerspoor een recent krasspoor zich had afgetekend op het wegdek en dat dit spoor doorliep in de richting van de midden asstreep van de Rooiseweg en dat dit spoor eindigde onder de eindpositie van snorfiets. Het botspunt was gelegen op of kort voor de plaats was het krasspoor aanving.
Op of aan het wegmeubilair c.q. andere obstakels werden door ons geen sporen waargenomen, welke van belang waren voor het onderzoek.
Wij zagen dat de bedrijfsauto schade rechtsvoor had, welke wij konden herleiden
aan de botsing met de snorfiets. Op de snorfiets zagen wij eveneens schade welke wij konden herleiden met de botsing met de bedrijfsauto.
Door kampeerwinkel [naam] , welke was gelegen aan de [adres 2] te Schijndel, werden ten behoeve het onderzoek camerabeelden beschikbaar gesteld. Op deze camerabeelden was over een afstand van 105.8 meter het traject zichtbaar van bedrijfsauto en de snorfiets.
Dit traject (Rooiseweg) welke zichtbaar was, begon 183,3 meter vóór het botspunt en eindigde op 77.5 meter vóór het botspunt.
Op maandag 8 juni 2020 omstreeks 10:00 uur werden door ons verbalisanten snelheidsreferentieritten uitgevoerd op het hierboven, door de camera geregistreerde traject.
Dit traject had een afstand 105.8 meter. Deze snelheidsreferentieritten werden door het zelfde onaangepaste camerasysteem van kampeerwinkel [naam] vastgelegd.
Berekening indicatieve snelheid camerabeelden:
Door collega [verbalisant 1] is aan de hand van de videoframes van de originele camerabeelden en aan de hand van de videoframes van camerabeelden van snelheidsreferentieritten, de gemiddelde snelheid over een afstand van 105.8 meter van de bedrijfsauto indicatief berekend.
Conclusie van deze indicatieve snelheidsberekening is dat de bedrijfsauto over een afstand van 105.8 meter, tot 77.5 meter voor het botspunt een gemiddelde snelheid heeft gereden, welke hoger ligt dan 116 km/h.
Snelheidsanalyse camerabeelden
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] , zijn de originele camerabeelden, waar de bedrijfsauto op zichtbaar was en de camerabeelden van de hoogste gereden snelheid van de snelheidsreferentieritten (daadwerkelijke snelheid 116 km/h) digitaal doormiddel van software over elkaar heen gelegd. Conclusie van dit onderzoek was dat de bedrijfsauto op de videobeelden uitloopt op het referentievoertuig, welke op dat moment een daadwerkelijke snelheid reed van 116 km/h.
Toedracht:
De bestuurder van de bedrijfsauto reed over de Rooiseweg, gaande in de richting van Schijndel. De bestuurder van de snorfiets reed over het bromfiets / fietspad, welke rechts was gelegen van de Rooiseweg (N637). De bestuurder van de snorfiets reed dus parallel aan de bestuurder van de bedrijfsauto.
Door voor ons onbekende oorzaak stak de bestuurder van de snorfiets, zonder het overige verkeer voor te laten gaan de Rooiseweg (N637) over. Hierbij kwam de bestuurder van de snorfiets in botsing met de voor hem op dat moment van links naderende bedrijfsauto. Aan de hand van de sporen op het wegdek was zichtbaar dat de bestuurder van de bedrijfsauto naar links was uitgeweken, dit gelet op het afgetekende remblokkeerspoor en het door ons vastgesteld botspunt, alvorens deze in botsing kwam met de bestuurder van de snorfiets. Ten gevolge botsing was de bedrijfsauto in de linker sloot tot stilstand gekomen en was de snorfiets op de middenas van de weg tot stilstand gekomen. De bestuurder van de snorfiets was ten gevolge de aanrijding bekneld komen te zitten onder de bedrijfsauto.
Binnen de afstand van 77.5 meter tot aan de botsplaats is het mogelijk om de snelheid van de bedrijfsauto weer terug te brengen tot onder de maximum toegestane snelheid van 80 km/h (onderhevig aan een krachtige remming).
Gelet op de koersverandering (het naar links weg sturen) van de bedrijfsauto en de zichtbare
remblokkeersporen (direct na de botsing) had de bestuurder van de bedrijfsauto voor de botsing gereageerd door van koers te veranderen en mogelijk al te remmen. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de aanrijding met de snorfiets met een snelheid van 116 km/u heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit.
rechtbank: auto van getuige [getuige] )heeft ingehaald en daarbij zijn snelheid heeft verhoogd, maar dat hij daarna weer zijn snelheid heeft verminderd.
aanzienlijkhoger was dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur.