ECLI:NL:RBOBR:2021:3263

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
01/997623-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd. De verdachte heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zichzelf, terwijl haar kind geen kinderopvang genoot. Daarnaast heeft zij ten behoeve van andere aanvragers onterecht kinderopvangtoeslag aangevraagd, wat resulteerde in een totaal nadeel voor de Nederlandse Staat van bijna EUR 1,4 miljoen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het nadeel voor de Staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 februari 2013 tot en met 16 juni 2015, in samenwerking met anderen, valse documenten heeft opgemaakt en gebruikt om kinderopvangtoeslag te verkrijgen. De verdachte heeft tijdens de verhoren bekend dat zij valse formulieren heeft ingediend en dat zij een actieve rol heeft gespeeld in het aanvragen van toeslagen voor anderen. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als sturend en initiërend beoordeeld, waarbij zij ook heeft geprofiteerd van de valse aanvragen.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsstukken. De strafmaat is bepaald aan de hand van de oriëntatiepunten voor fraudedelicten, waarbij het benadelingsbedrag van meer dan EUR 1.000.000,- als uitgangspunt is genomen. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop tussen de feiten en de berechting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997623-16
Datum uitspraak: 12 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortedatum 1] 1971,
wonende [adres] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
28 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 maart 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 25 februari 2013 en/of 26 oktober 2013 en/of 5 maart 2015
en/of 16 juni 2015, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 25 februari 2013 tot en met 16 juni 2015, in de gemeente
Rotterdam en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
1.De Jaaropgaaf 2012 van [slachtoffer] , gedateerd 25
februari 2013 (A-19-DOC-005) en/of
2.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012, gedateerd 26 oktober 2013
(A-19-DOC-004) en/of
3.De Jaaropgaaf 2014 van [slachtoffer] , gedateerd 5
maart 2015 (A-19-DOC-009) en/of
4.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014, gedateerd 16 juni 2015
(A-19-DOC-008),
-elk- zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, althans valselijk doen of
laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of (een of meer van) haar
medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
1.op voornoemde Jaaropgaaf 2012 van [slachtoffer]
vermeld, althans doen of laten vermelden dat [persoon 1] in de periode van 1
januari 2012 tot en met 31 december 2012 1.692 uren opvang had genoten en/of
2.op het voornoemde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 vermeld,
althans doen of laten vermelden dat zij, verdachte, in 2012 voor 1.692 uur
gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 1] ( [BSN 1] ) en/of
3.op voornoemde Jaaropgaaf 2014 van [slachtoffer]
vermeld, althans doen of laten vermelden dat [persoon 1] , geboren op [geboortedatum 3]
2002 ( [BSN 1] ) in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december
2014 1.680 uur buitenschoolse opvang had genoten en/of
4.op het voornoemde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 vermeld,
althans doen of laten vermelden dat zij, verdachte, in 2014 voor 1.680 uur
gebruik had gemaakt van buitenschoolse opvang voor [persoon 1] ( [BSN 2]
) bij [buitenschoolse opvang] (vallend onder [slachtoffer] ),
zulks terwijl in werkelijkheid sinds 1 december 2011 geen kinderopvang voor
[persoon 1] bij [slachtoffer] meer had plaatsgehad
en/of de Jaaropgaaf 2012 en/of 2014 voornoemd niet was/waren opgemaakt door
[slachtoffer] en/of van [slachtoffer]
afkomstig was/waren,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij op of omstreeks 20 oktober 2012 en/of 20 september 2013 en/of 26
september 2014 en/of 6 mei 2015 en/of 7 mei 2015, althans op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober 2012 tot en met 7 mei
2015, in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Willemstad
(Curaçao), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
1.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 ten name van aanvrager [persoon 2]
, gedateerd 20 oktober 2012 (A-15-DOC-003) en/of
2.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 ten name van aanvrager [persoon 3]
, gedateerd 20 september 2013 (A-05-DOC-007) en/of
3.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2013 ten name van aanvrager [persoon 4]
, gedateerd 26 september 2014 (A-26-DOC-006) en/of
4.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 ten name van aanvrager [persoon 5]
, gedateerd 6 mei 2015 (A-34-DOC-019) en/of
5.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 ten name van aanvrager [persoon 6]
, gedateerd 7 mei 2015 (A-35-DOC-011 ),
-elk- zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, althans valselijk doen of
laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of (een of meer van) haar
medeverdachte(n) toen aldaar valselijk en/of in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
1.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 voornoemd vermeld, althans
doen of laten vermelden dat [persoon 2] in 2011 gebruik had gemaakt van
kinderopvang voor [persoon 7] ( [BSN 3] ), zulks terwijl voor
voornoemde [persoon 7] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, in werkelijkheid in 2011
geen kinderopvang (bij kinderopvang [kinderopvang 1] ) heeft plaatsgehad en/of
2.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 voornoemd vermeld, althans
doen of laten vermelden dat [persoon 3] in 2012 gebruik had gemaakt van
kinderopvang voor [persoon 8] ( [BSN 4] ), zulks terwijl voor [persoon 8]
voornoemd in werkelijkheid in 2012 geen kinderopvang (bij kinderopvang
[kinderopvang 1] ) heeft plaatsgehad en/of
3.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2013 voornoemd vermeld, althans
doen of laten vermelden dat [persoon 4] in 2013 voor 695 uur gebruik had
gemaakt van kinderopvang voor [persoon 9] ( [BSN 5] ), zulks terwijl in
werkelijkheid in 2013 voor voornoemde [persoon 9] geen kinderopvang (bij
[kinderopvang 2] ) heeft plaatsgehad en/of
4.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 voornoemd vermeld, althans
doen of laten vermelden dat [persoon 5] , in 2014 gebruik had gemaakt van
kinderopvang voor [persoon 10] ( [BSN 6] ) op de opvanglocatie [persoon 11]
(vallend onder [kinderopvang 3] ) en/of voor [persoon 12] ( [BSN 7]
) op de opvanglocatie [kinderopvang] (vallend onder [kinderopvang 4] ), zulks
terwijl in werkelijkheid voor [persoon 10] en/of [persoon 12] voornoemd in
2014 geen opvang heeft plaatsgehad op een of meer opvanglocatie(s) van [kinderopvang 3]
en/of [kinderopvang 4] en/of
5.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 voornoemd vermeld, althans
doen of laten vermelden dat [persoon 6] in 2014 gebruik had gemaakt van
kinderopvang, te weten
-voor [persoon 13] ( [BSN 8] ) buitenschoolse opvang bij de [kinderopvang 5]
en/of
-voor [persoon 14] ( [BSN 9] ) buitenschoolse opvang bij [kinderopvang 6] en de
[kinderopvang 5] en/of
-voor [persoon 15] ( [BSN 10] ) dagopvang bij de [kinderopvang 7] ,
zulks terwijl [persoon 13] voornoemd in werkelijkheid alleen in de periode
van 1 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 buitenschoolse opvang had
genoten bij de [kinderopvang 5] en/of [persoon 14] voornoemd in werkelijkheid in
2014 geen buitenschoolse opvang had genoten bij [kinderopvang 6] en/of alleen in de
periode van 1 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 buitenschoolse opvang
had genoten bij de [kinderopvang 5] en/of [persoon 15] voornoemd in
werkelijkheid in 2014 geen dagopvang had genoten bij de [kinderopvang 7] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht: het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten tijdens de verhoren op 29 april 2019 en 30 april 2019 heeft bekend, zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering de hierna te noemen bewijsmiddelen niet uitwerken, maar volstaan met de vermelding ervan.
Bronnen voor de gebezigde bewijsmiddelen zijn:
het proces-verbaal (overzichtsproces-verbaal) van de Fiod, genummerd en gecodeerd 57076 Leguaan/6057076, opgemaakt en gesloten op 4 maart 2019, met bijlagen, doorgenummerd 1 tot en met 1050;
de bij het onder a vermelde proces-verbaal gevoegde ordners met daarin processen-verbaal met bijlagen met betrekking tot de onderliggende onderzoeken Leguaan, A-05, A-15, A-26, A-34 en A-35;
de aanvulling overzichtsproces-verbaal in verband met uitvoering rechtshulpverzoek, genummerd en gecodeerd 57076 Leguaan/6057076, opgemaakt en gesloten op 7 mei 2019, met als bijlagen drie processen-verbaal van verhoor van verdachte respectievelijk van 29 april 2019, 30 april 2019 en 1 mei 2019.
Gebezigde bewijsmiddelen:
1. een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2012 met betrekking tot aanvrager [verdachte] , gedateerd 26 oktober 2013, A-19-DOC-004, p. 977-978, (bron a);
2) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2014 met betrekking tot aanvrager [verdachte] , gedateerd 16 juni 2015, A-19-DOC-008, p. 982-983 (bron a);
3) het proces-verbaal van verhoor van verdachte de dato 29 april 2019 (bron c), p. 6;
4) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2011 met betrekking tot aanvrager [persoon 2] , gedateerd 20 oktober 2012, A-15-DOC-003, p. 21-22 juncto een schriftelijk bescheid, zijnde een valselijk opgemaakt jaaroverzicht van [kinderopvang 1] over 2011, p. 23 (bron b);
5) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2012 met betrekking tot aanvrager [persoon 3] , gedateerd 20 september 2013, A-05-DOC-0047, p. 35-36 juncto een tweetal schriftelijke bescheiden, zijnde valselijk opgemaakte jaaroverzichten januari tm juni en juli tm december 2012 van [kinderopvang 1] over 2012, p. 25-26 (bron b);
6) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2013 met betrekking tot aanvrager [persoon 4] , gedateerd 26 september 2014, A-26-DOC-006, p. 30-31 juncto een schriftelijk bescheid, zijnde een valselijk opgemaakt jaaroverzicht van [kinderopvang 2] over 2013, p. 32 (bron b);
7) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2014 met betrekking tot aanvrager [persoon 5] , gedateerd 6 mei 2015, A-34-DOC-019, p. 115-116 juncto een tweetal schriftelijk bescheiden, zijnde valselijk opgemaakt jaaroverzichten van [kinderopvang 3] , p. 118 en van [kinderopvang 4] ,
p. 119 over 2014 (bron b);
8) een schriftelijk bescheid, zijnde een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over 2014, met betrekking tot aanvrager [persoon 6] , gedateerd 7 mei 2015, A-35-DOC-011, p. 51-54 juncto een viertal schriftelijke bescheiden, zijnde valselijk opgemaakte jaaroverzichten van [kinderopvang 8] , p. 55, van [kinderopvang 9] , p. 56 en twee van [kinderopvang 8] , p. 57-58, allemaal over 2014 (bron b);
9) proces-verbaal van bevindingen de dato 4 april 2017, A-15-AMB-002, p. 8 juncto een schriftelijk bescheid, zijnde een mailbericht dat namens kinderopvang [kinderopvang 1] aan de Belastingdienst is verstuurd, p. 24 (bron b);
10) proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] de dato 11 mei 2011, A-05,
p. 17+20+22 (bron b);
11) proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 4] de dato 20 september 2017,
A-26, p. 11-18 (bron b);
12) een schriftelijk bescheid, zijnde een mailbericht namens [kinderopvang 2] , [B.V.] aan de Fiod de dato 10 april 2017, p. 40 juncto het relaasproces-verbaal A-26 de dato 27 september 2017, p. 2 (bron b);
13) proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 5] de dato 6 november 2017, A-34, p. 21-22+25 (bron b);
14) Proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 6] de dato 5 oktober 2017, A-35, p. 25 (bron b);
15) een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht dat de Belastingdienst/Toeslagen heeft opgemaakt na informatie-inwinning bij de opgevoerde kinderopvangorganisaties, A-35-DOC-018, p. 73 (bron b);
16) het proces-verbaal van verhoor van verdachte de dato 29 april 2019, p. 3 vanaf halverwege en p. 4, p. 8, p. 9, p. 10 (bron c);
17) het proces-verbaal van verhoor van verdachte de dato 30 april 2019, p. 2, p. 8 (bron c).
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft bekend dat zij een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over het jaar 2012 en een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 valselijk heeft opgemaakt.
Over de jaaropgaven over de jaren 2012 en 2014 heeft verdachte verklaard dat zij deze niet heeft opgemaakt, maar dat ‘ [persoon 16] ’ dit op haar verzoek heeft gedaan. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu op basis van de persoonsgegevens die verdachte over deze [persoon 16] aan het Openbaar Ministerie heeft verschaft, geen informatie over deze persoon naar boven is gekomen en de verklaring van verdachte over haar verhouding tot en de rol van deze [persoon 16] ook erg weinig concreet is. Nu zich in het dossier geen direct bewijs bevindt dat verdachte deze jaaropgaven zelf heeft opgemaakt dan wel vervalst, zal zij van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
Wat betreft de onder feit 2 ten laste gelegde valsheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze telkens in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd, namelijk met de aanvragers van de toeslagen, [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] . Deze aanvragers gaven verdachte ten behoeve van het doen van een aanvraag de vrije hand bij de daadwerkelijke aanvraag door hun DigID en andere relevante gegevens aan haar af te geven en profiteerden van de toeslag die de Belastingdienst aan hen overmaakte.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 25 februari 2013 tot en met 16 juni 2015, in Nederland,
2.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012, gedateerd 26 oktober 2013
(A-19-DOC-004) en
4.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014, gedateerd 16 juni 2015
(A-19-DOC-008),
-elk- zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft zij, verdachte toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
2.op het voornoemde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 vermeld,
dat zij, verdachte, in 2012 voor 1.692 uur gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 1] ( [BSN 1] ) en
4.op het voornoemde Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 vermeld,
dat zij, verdachte, in 2014 voor 1.680 uur gebruik had gemaakt van buitenschoolse opvang voor [persoon 1] ( [BSN 1] ),
zulks terwijl in werkelijkheid sinds 1 december 2011 geen kinderopvang voor
[persoon 1] meer had plaatsgehad,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
op tijdstippen in de periode van 20 oktober 2012 tot en met 7 mei 2015, in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander,
1.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 ten name van aanvrager [persoon 2]
, gedateerd 20 oktober 2012 (A-15-DOC-003) en
2.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 ten name van aanvrager [persoon 3]
, gedateerd 20 september 2013 (A-05-DOC-007) en
3.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2013 ten name van aanvrager [persoon 4]
, gedateerd 26 september 2014 (A-26-DOC-006) en
4.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 ten name van aanvrager [persoon 5]
, gedateerd 6 mei 2015 (A-34-DOC-019) en
5.Het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 ten name van aanvrager [persoon 6]
, gedateerd 7 mei 2015 (A-35-DOC-011 ),
-elk- zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben zij, verdachte, en een van haar medeverdachten toen aldaar valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
1.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 voornoemd vermeld, dat [persoon 2] in 2011 gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 7] ( [BSN 3] ), zulks terwijl voor voornoemde [persoon 7] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, in werkelijkheid in 2011 geen kinderopvang (bij kinderopvang [kinderopvang 1] ) heeft plaatsgehad en
2.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2012 voornoemd vermeld, dat [persoon 3] in 2012 gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 8] ( [BSN 4] ), zulks terwijl voor [persoon 8] voornoemd in werkelijkheid in 2012 geen kinderopvang (bij kinderopvang [kinderopvang 1] ) heeft plaatsgehad en
3.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2013 voornoemd vermeld, dat [persoon 4] in 2013 voor 695 uur gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 9] ( [BSN 5] ), zulks terwijl in werkelijkheid in 2013 voor voornoemde [persoon 9] geen kinderopvang (bij [kinderopvang 2] ) heeft plaatsgehad en
4.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 voornoemd vermeld, dat [persoon 5] , in 2014 gebruik had gemaakt van kinderopvang voor [persoon 10] ( [BSN 6] ) op de opvanglocatie [persoon 11] (vallend onder [kinderopvang 3] ) en voor [persoon 12] ( [BSN 11] ) op de opvanglocatie [kinderopvang] (vallend onder [kinderopvang 4] ), zulks terwijl in werkelijkheid voor [persoon 10] en [persoon 12] voornoemd in
2014 geen opvang heeft plaatsgehad op een of meer opvanglocatie(s) van [kinderopvang 3]
en/of [kinderopvang 4] en
5.op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2014 voornoemd vermeld, dat [persoon 6] in 2014 gebruik had gemaakt van kinderopvang, te weten
-voor [persoon 13] ( [BSN 8] ) buitenschoolse opvang bij de [kinderopvang 5]
en
-voor [persoon 14] ( [BSN 9] ) buitenschoolse opvang bij [kinderopvang 6] en de
[kinderopvang 5] en
-voor [persoon 15] ( [BSN 10] ) dagopvang bij de [kinderopvang 7] ,
zulks terwijl [persoon 13] voornoemd in werkelijkheid alleen in de periode
van 1 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 buitenschoolse opvang had
genoten bij de [kinderopvang 5] en [persoon 14] voornoemd in werkelijkheid in
2014 geen buitenschoolse opvang had genoten bij [kinderopvang 6] en alleen in de
periode van 1 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 buitenschoolse opvang
had genoten bij de [kinderopvang 5] en [persoon 15] voornoemd in
werkelijkheid in 2014 geen dagopvang had genoten bij de [kinderopvang 7] ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift. Zij heeft met behulp van de valse stukken niet alleen voor zichzelf een groot bedrag aan Kinderopvangtoeslag aangevraagd maar heeft dit ook voor veel andere personen gedaan. Gedurende aan aantal jaren is op deze manier misbruik gemaakt van de regeling Kinderopvangtoeslag. Verdachte had daarbij een sturende en initiërende rol. Meerdere medeplegers verklaren dat “bekend was” dat verdachte kinderopvangtoeslag zou kunnen regelen en verdachte heeft zelfs proactief mensen aangeraden om kinderopvangtoeslag.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag, zo heeft zij zelf ook verklaard. Zij ontving namelijk een forse vergoeding voor haar bemoeienissen bij de aanvragen voor anderen en zij heeft zelf ten onrechte een bedrag van bijna € 25.000,- aan toeslag ontvangen. Het geldbedrag dat verdachte ten onrechte op haar rekening kreeg, heeft zij naar vrije besteding kunnen gebruiken, wat zij ook heeft gedaan.
Niet alleen de Staat is gedupeerd, maar ook en juist de burger die belasting afdraagt om Kinderopvangtoeslag mogelijk te maken. Deze toeslag wordt immers betaald uit gemeenschapsgeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, rekening houden met de rol die verdachte heeft gepleegd bij de fraudezaken van alle 36 personen die zich in het dossier van onderzoek Leguaan bevinden. Ook zal de rechtbank voor de hoogte van de strafmaat uitgaan van het nadeel voor de Staat, niet van het voordeel voor verdachte. Het totale nadeel voor de Staat als gevolg van het gedrag van verdachte en haar medeplegers betreft een bedrag van € 1.388.128,-.
Bij haar beslissing over de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor fraudedelicten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij de toepassing van deze oriëntatiepunten is het benadelingsbedrag relevant en in deze zaak betreft dat een bedrag van meer dan € 1.000.000,- zodat het vertrekpunt een gevangenisstraf van 24 maanden of meer is.
De door de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 3 maanden, acht de rechtbank, de oriëntatiepunten en de ernst van de feiten in ogenschouw nemend,
niet passend.
Nu de redelijke termijn slechts zeer beperkt is overschreden (met 3 maanden), zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering daarvan.
Wel heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die aan de andere veroordeelde aanvragers uit het onderzoek Leguaan zijn opgelegd.
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wetsartikelen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt ten aanzien van beide feiten de volgende straf op:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. N. Flikkenschild, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 12 juli 2021.