Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak.
DE UITSPRAAK
spreekt hem daarvan vrij.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De verdachte, geboren in 1981, was werkzaam als docent op de scholengemeenschap waar het slachtoffer, geboren in 2002, haar opleiding volgde. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2020. De officier van justitie stelde dat het slachtoffer aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd, wat volgens artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht een strafbaar feit zou opleveren.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het slachtoffer in de tenlastegelegde periode aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in die periode niet langer de docent of mentor van het slachtoffer was en dat er geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie die de bescherming van artikel 249 rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook overwogen dat het slachtoffer bijna 18 jaar oud was en dat de seksuele contacten met wederzijds goedvinden plaatsvonden.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de omstandigheden van de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor strafbaarheid onder artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.