In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vordert eiseres, vertegenwoordigd door J. Zuurman van De Voordeligste Deurwaarder, betaling van een onbetaalde factuur van € 919,80 door gedaagde, die werd vertegenwoordigd door N. Toenders. De vordering betreft een overeenkomst van kinderopvang die op 14 oktober 2019 werd gesloten. Door de overheidsmaatregelen in verband met de COVID-19-pandemie was de opvang van de kinderen van gedaagde van 16 maart 2020 tot 11 mei 2020 gesloten. Eiseres stelt dat zij recht heeft op betaling van de afgesproken uren, ondanks dat de opvang niet heeft plaatsgevonden, omdat de huisregels van de overeenkomst een uitzondering voor dergelijke situaties voorzien. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij niet hoeft te betalen voor diensten die niet zijn geleverd, en dat zij door de situatie financiële schade heeft geleden.
De kantonrechter oordeelt dat het COVID-19-virus en de daaruit voortvloeiende maatregelen als onvoorziene omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De rechter overweegt dat het redelijk is om te concluderen dat gedaagde niet in staat was om de factuur volledig te betalen, gezien de onduidelijkheid over de financiële regelingen en de impact van de pandemie op haar inkomen. Uiteindelijk wordt de vordering van eiseres toegewezen tot een bedrag van € 459,90, met wettelijke rente, en worden de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.