In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 juni 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een machtiging voor verplichte zorg voor een betrokkene, die in het verleden suïcidepogingen had gedaan en ernstige agressieve incidenten had vertoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen, met een aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de medische verklaringen en het zorgplan in overweging genomen en geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft het verzoek van de advocaat om een maximale duur voor de zorgvormen af te wijzen, omdat de duur van de zorg niet vooraf kan worden voorspeld. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 18 december 2021, en omvat onder andere het toedienen van medicatie, het beperken van bewegingsvrijheid, insluiten en opnemen in een accommodatie. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.