Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek en het verweer
3.De beoordeling
€ 358.120,--. Per balansdatum 31-12-2019 had [Afk. bedrijfsnaam] een current ratio van 1,6% en een quick ratio van 1,08 welke ratio’s wijzen op voldoende liquiditeit, hetgeen door de accountant bevestigd is. Het door de met stukken onderbouwde stellingen van [Afk. bedrijfsnaam] ontstane bewijsvermoeden is door [Afk. bedrijfsnaam] niet ontkracht zodat naar het oordeel van de rechtbank summierlijk is gebleken dat [Afk. bedrijfsnaam] als gevolg van COVID-19 althans de beperkende maatregelen tijdelijk niet in staat is aan haar verplichtingen te voldoen.
€ 495.041,62 te incasseren. Bovendien vinden onderhandelingen plaats over een substantiële schadeclaim en bestaat de verwachting dat daarover op korte termijn overeenstemming kan worden bereikt, aldus [Afk. bedrijfsnaam] . Daarmee bestaat naar het oordeel van de rechtbank het vooruitzicht dat de schuldeisers, zoals door [Afk. bedrijfsnaam] gesteld, binnen de termijn van aanhouding kunnen worden bevredigd.
€ 20.000,-- betaald is dat in mindering komt op de openstaande premies over de eerste maanden van 2020. Naar het oordeel van de rechtbank wordt [Afk. bedrijfsnaam] niet wezenlijk en onredelijk in haar belangen geschaad door een aanhouding nu de premies vanaf april 2021 onder de loongarantieregeling vallen indien alsnog een faillissement zou volgen.