ECLI:NL:RBOBR:2021:2954

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
01/096964-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en beïnvloeden van verklaringsvrijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte Z.V.W.O.V.H.T.L., die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2020 het slachtoffer, [slachtoffer], bij haar werk heeft opgewacht en haar vervolgens in zijn auto heeft geduwd, waar hij haar urenlang heeft vastgehouden. Tijdens deze periode heeft hij geprobeerd haar te verkrachten door haar broek en slip naar beneden te trekken en haar te dwingen tot seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij zich in een kwetsbare positie bevond en dat de verdachte haar met geweld heeft bedreigd. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden van beïnvloeding van het slachtoffer door de verdachte en zijn broer, die haar onder druk hebben gezet om haar aangifte in te trekken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die door de daden van de verdachte ernstig is getraumatiseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.096964.20
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1980,
Z.V.W.O.V.H.T.L.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 maart 2021 en 10 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 januari 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven en/of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] bij haar werk op te wachten en/of haar vast te pakken en/of richting zijn, verdachtes, auto te duwen en/of die [slachtoffer] die auto in te duwen en/of op de achterbank te duwen, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en/of de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of met die [slachtoffer] in de auto weg te rijden en/of naar een bos te rijden en/of die [slachtoffer] urenlang in die auto te houden.
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft opgewacht bij haar werk en/of haar heeft vastgepakt en/of richting zijn, verdachtes, auto geduwd en/of die [slachtoffer] die auto in en/of op de achterbank heeft geduwd, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "nu gaan we seks hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of de broeksband en/of slip van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of naar beneden heeft getrokken en/of de benen van die [slachtoffer] met kracht uit elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 17 april 2020 te te Grave en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat zij haar aangifte moest intrekken en/of dat zij een verklaring moest afleggen en/of een e-mail moest sturen dat verdachte niet geprobeerd had haar te verkrachten en/of dat zij zich niet bedreigd voelt door verdachte.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd dan wel beroofd heeft gehouden, dat hij heeft gepoogd [slachtoffer] te verkrachten en dat hij haar, al dan niet samen met een ander, ertoe heeft gezet haar aangifte in te trekken of te wijzigen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten die aan de verdachte ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De bewijsmiddelen. [1]
Proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] (p. 10 - 13). Voor zover inhoudende:
[p. 10] Op maandag 6 april 2020, omstreeks 22.00 uur, was ik klaar met werken. Ik reed met mijn fiets over de Schakel te Eindhoven. Vanuit het niets zag ik dat er iemand naar mij toe kwam gelopen. Ik herkende deze persoon als zijnde mijn ex, [verdachte] .
[p. 11] Ik werd nu door hem vastgepakt en door hem in de richting van zijn auto geduwd. Ik werd door hem in zijn auto getrokken. Ik ben daar op de achterbank geduwd. Mijn telefoon werd ook door hem afgepakt en het slot van de deuren zat er middels kinderslot op. In de auto heeft hij geprobeerd mij te verkrachten. Hij heeft mijn broek proberen uit te doen. Ik heb aangegeven dat ik dat niet wilde en ik verzette mij ook. Ik heb geprobeerd de deur open te maken, maar dat ging niet. [verdachte] zei tegen mij: nu gaan we seks hebben. Hij heeft de rand van broek (de rechtbank leest: mijn broek) vastgepakt en pakte daarbij ook mijn slip vast. Hij heeft deze volledig naar beneden gedaan, tot mijn enkels. [verdachte] pakte mijn dijbenen vast en probeerde mijn benen uit elkaar te duwen met kracht. [verdachte] had ook zijn broek naar beneden gedaan. Ik kon zijn geslachtsdeel zien.
[p. 12] Ik zag dat [verdachte] heel snel zijn broek omhoog trok. Ik zag dat hij achter het stuur ging zitten en ik hoorde dat hij de auto moest starten. [verdachte] is weggereden in de auto. Gedurende de rit kon ik niet bij mijn broek. Ik heb geen idee waar wij uiteindelijk naartoe zijn gereden. De plek waar wij naartoe zijn gereden, kan ik omschrijven als een bos. Ik zag dat dit een bos was en dat dit dichtbij een legerbasis was. Uiteindelijk heb ik hem zover gekregen om inderdaad terug te rijden. In de auto heeft hij mij verteld wat ik tegen de politie moest zeggen, mocht de politie iets vragen. Ik moest zeggen dat er niets aan de hand was en dat we een meningsverschil hadden. Ik moest ook tegen [persoon] zeggen dat er niets aan de hand was.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] (p. 19 - 24). Voor zover inhoudende:
[p. 21] Ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) was op 6 april 2020 om 22:00 uur klaar met werken en het was al 00:30 uur. Ik wist dat hij wel eens langs haar huis reed en ik ben toen naar haar huis gereden om te kijken of zij daar was en daar was zij niet. Ik ben toen ongerust geworden en heb toen de politie gebeld.
(…) De ex (de rechtbank begrijpt: verdachte) was er toen en reed toen weg. Ik zag hun niet in de auto zitten maar ik hoorde dat [slachtoffer] huilde. Ik sloeg toen op het raam en ik zag dat zij hier beiden van schrokken. Ik zag dat [slachtoffer] haar jas, trui en haar bovenkleding aan had, maar dat zij van onder naakt was. Hij was ook naakt.
[p. 22] Ik vroeg aan [slachtoffer] : "Wat gebeurt er?". Ze gaf hier geen antwoord op en was alleen maar aan het huilen. Ik zag hierop dat hij de deuren sloot en wegreed met [slachtoffer] in de auto.
Die middag dat ik hem tegen kwam op het werk, vertelde hij mij nog: "Laat maar als ik haar tegen kom dan neuk ik haar". Op het moment dat ik ze dus bij de auto zie, zei die ex ook nog: "Weet je nog wat ik vanmiddag tegen je zei". [slachtoffer] zat op de achterbank, aan de bijrijderszijde. [slachtoffer] zat rechts en hij zat links. Hij zat ook op de achterbank. Ze zaten in een BMW, donkerblauw of zwart, kenteken [kenteken] .
Proces-verbaal van bevindingen (p. 58 - 60). Voor zover inhoudende:
[p. 58] Op dinsdag 7 april 2020 omstreeks 01.10 uur kregen wij de opdracht van het operationeel centrum om uit te kijken naar een zwarte BMW voorzien van Litouws kenteken [kenteken] .
(…) Wij zagen in de verte op de Schakel, ter hoogte van bedrijf [bedrijf] ,
achterlichten van een voertuig branden. Toen wij dichterbij kwamen, zagen wij dat er een
voertuig keerde en onze richting op kwam. Wij zagen dat dit een zwarte BMW betrof
voorzien van Litouws kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er op de bestuurdersstoel een man
zat en op de bijrijdersstoel een blonde vrouw zat. Wij hebben het voertuig middels het
stoptransparant, aan de voorzijde van het dienstvoertuig, een stopteken gegeven. Wij
zagen dat het voertuig voor ons voertuig stopte.
Ik, verbalisant [verbalisant] , ben in gesprek gegaan met de bestuurder. Dit bleek
later verdachte [verdachte] te zijn. Ik vroeg aan de verdachte om zijn identiteitsbewijs
die hij mij overhandigde. Ik vroeg aan hem wat hij hier aan het doen was. Ik hoorde
hem zeggen dat hij de fiets van zijn vriendin kwam ophalen. Ik zag dat in de
kofferbak van het voertuig een fiets lag.
(…) Ik keek naar de vrouw die naast hem zat en ik zag dat zij bang voor zich uit keek. Ik zag dat zij niet bewoog.
(...) Ik hoorde hem zeggen dat hij ergens geparkeerd stond en dat er een man aan kwam lopen en op zijn raam sloeg. [verdachte] was toen uit schrik weg gereden.
[p. 59] Wij zagen dat hij via de spiegels [slachtoffer] in de gaten hield. Wij zagen dat telkens als [slachtoffer] aan het praten was, [verdachte] iets in een onverstaanbare taal voor ons naar haar riep waarop [slachtoffer] niks meer durfde te zeggen.
(…) Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant] , in gesprek gegaan met [slachtoffer] .
(…) Ik hoorde haar zeggen dat zij op haar werk was en dat zij naar huis wilde fietsen. Toen zij op het fietspad fietste, kwam haar ex vriend, zijnde [verdachte] , uit een donkere hoek gerend. Hij trok haar van haar fiets af bij haar linker arm. Ik zag dat haar jas gescheurd was bij haar linker schouder en dat de voering eruit kwam.
P
roces-verbaal van bevindingen (p. 61 - 62). Voor zover inhoudende:
[p. 61] Tijdens dat ik in gesprek was met de vrouw sprak de man vanuit zijn auto de vrouw aan in een voor mij een onbekende taal. Ik kon niet horen wat er gezegd werd. Ik deelde de man mede dat hij met haar in de Engelse taal moest communiceren. Ik merkte dat de vrouw terughoudender werd van de woorden die tegen haar gezegd werden door de man.
Proces-verbaal van bevindingen uitwerking tapgesprekken (p. 97 - 109). Voor zover inhoudende:
[p. 97] Op 1 mei 2020 werden de telio gesprekken van verdachte [verdachte] , welke geplaatst was in de penitentiaire inrichting gelegen aan de [adres] te Grave, opgevraagd.
In totaal werden er in de periode van 10 april 2020 18:59 uur tot en met 22 april 2020 14:45 uur, 18 gesprekken aangetroffen.
Deze gesprekken zijn door een beëdigd tolk vertolkt vanuit de Litouwse naar de Nederlandse taal.
[p. 98] [verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte] ): regel dat, de advocaat heeft verteld dat zij de aangifte kan intrekken.
Broer: ik heb dat tegen die rat gezegd, we hebben elkaar geschreven.
[verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte] ): zij is de enige mogelijkheid om mij hier weg te krijgen.
Broer: jij kent mij, ik heb haar bedreigd.
(…)
[verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte] ) vraagt aan de broer om druk op haar uit te oefenen.
[p. 100] Broer: ik heb het verteld en [naam 1] (achternaam) ook, zij praat meer met hem dan met mij, zij is bang voor mij. Ik zeg tegen haar: snap jij dat ik mijn broer eruit moet halen, snap jij dat hij nu een probleem heeft. En zij, domoor, zij draait, draait. Zij moest het vandaag gaan intrekken maar zij kon niet naar de rechercheur want zij moest eerst een afspraak maken. Zij zal verklaren dat jij haar niet hebt geprobeerd te verkrachten.
[verdachte] : ok; de advocaat stelt voor dat zij een email zal sturen over datgene wat er was gebeurd, dat er een ruzie was tussen ons tweeën, geen verkrachting, en zij voelt zich niet bedreigd. Misschien via [naam 1] druk uitoefenen of op een andere manier. Het is zo belangrijk om haar daarvan te overtuigen, zeg tegen haar dat ik duizenden aan schuld heb, een kind heb en dat ik meteen ga vertrekken. We hebben tot woensdag tijd, we moeten aan de advocaat vragen of we nog tijd hebben, want zij moet van gedachten veranderen. Er is geen video of audio tegen mij. Zij moet vertellen dat we een ruzie hebben gehad als een stel, meer niet.
Aanvullend proces-verbaal van verhoor aangeefster (p. 1 - 5). Voor zover inhoudende:
[p. 2] Ik heb wel van de broer van [verdachte] berichten gekregen via Messenger. Hij heeft aan mij gevraagd de aangifte in te trekken. Dat ik de situatie niet besef, dat er sprake was van een ruzie. Dat er helemaal niets was gebeurd. Dat wij aan het ruziën waren en toen heeft dat voorval plaatsgevonden.
Op 7 april schrijft [bijnaam broer verdachte] (betekent [betekenis] en is de bijnaam van de broer van [verdachte] , genaamd [naam broer verdachte] ) dat wat er gebeurd is, leg geen verklaring af. Jij hebt hem een lesje geleerd, hij is een ezel en hij houdt heel veel van jou. Bel mij als je kunt, leg geen verklaring af. Vertel dat hij bij jou kwam. Als je mij begrijpt trek je verklaring dan in, die ezel zal zijn lesje wel geleerd hebben.
Zij schrijft terug: Ik heb geen verwijten naar hem, maar hij heeft mij geslagen, mijn kleren waren kapot gescheurd. Ik zat zonder broek en in tranen. Het was duidelijk wat daar gebeurd was. Broer reageert: Waarom blijf je dan bij hem.
[p. 3] Door de tolk wordt verder vertaald dat de broer vaker zegt dat ze de verklaring moet intrekken. [naam 2] woont in Nederland en hij heeft contact met mij opgenomen, hij is een soort van gemeenschappelijke vriend. Hij wilde met mij hebben over deze situatie. Over wat er was gebeurd. Omdat ik wel een verklaring had afgelegd en geen verwijt heb ten aanzien van [verdachte] . Toen heeft [naam 2] mij geholpen met het schrijven van een email naar de advocaat. Een soort kladblad waar de opzet voor het bericht naar de advocaat opstaat heb ik nog thuis.
Voorafgaand is een en ander besproken met [naam 2] over wie het zou sturen. [naam 2] gaf aan dat hij het ook wilde doen en achteraf gaf hij aan dat ik het beter zelf kon doen. Uiteindelijk denk ik dat ik het zelf heb gedaan omdat het zo tegen mij werd gezegd.
Chatberichten deel 2 - Vertaling Chatberichten tussen aangeefster met [bijnaam broer verdachte] , broer van verdachte:
[p. 1-2 /p. 59 van chats] [bijnaam broer verdachte] : wat er is gebeurd, [slachtoffer] , leg geen verklaring af, de ezel heeft een lesje geleerd, hij houdt heel veel van je
[bijnaam broer verdachte] : leg geen verklaring af, zeg dat hij bij jou langs kwam en klaar; als jij mij begrijpt, dank je, trek de aangifte in, hij zal een goede les geleerd hebben, de ezel, dank je
[p. 3-4 / p. 67-68 van chats] [bijnaam broer verdachte] : als een verhoor plaats vindt, jij hebt geen pretenties/verwijten, ze moeten hem laten gaan, wat voor verhoor, heb jij een verklaring afgelegd? Stuur mij een bericht, jij begrijpt toch dat het hier om serieuze zaken gaat, mijn moeder is in tranen, als jij een verklaring hebt afgelegd
[bijnaam broer verdachte] : (vervolg) als jij een verklaring hebt afgelegd, trek je verklaring in, begrijp jij, speel niet met mij, ik heb tegen jou gezegd dat jij geen contact met hem moest hebben, alleen hem bang maken en klaar, en nu zit hij in de stront door jou, ik hoop dat jij niet tegen mij liegt, als jij mij voor de gek houdt, dan heb ik schijt aan de wouten, geloof mij, ik ben in afwachting van een sms bericht en ik ben vriendelijk met jou.
[p. 4/p. 69 van chats] [bijnaam broer verdachte] : (…) trek alles in en zeg dat jij schuldig bent, door zenuwen, en dat jij excuus aanbiedt, dan krijg jij een boete of een waarschuwing; ik zal het betalen; maar trek het in, zeg dat jij gestrest bent
[p. 4/p. 71-72 van chats] [bijnaam broer verdachte] : Goede dag [slachtoffer] , stuur die domoor weg, dat had jij al lang geleden moeten doen, de domoor, dat heb ik gezegd en het maakt niet uit wat de andere mensen hebben gezegd. Maar als jij verklaring hebt afgelegd, trek het in, zeg dat jij in stress was.
[bijnaam broer verdachte] : ik beloof jou dat als hij vrij komt, dan zullen vrienden komen en hij krijgt op zijn donder, kut, maar jij moet alles ontkennen, ik vraag je hierom
[bijnaam broer verdachte] : ontken alles, ik vraag je hierom, dank je. Ga naar het politiebureau en zeg: laat hem vrij, ik was zelf boos en hij komt dan vrij, ik begrijp dat ik je extra zorgen bezorg met die domoor, maar ik zal je niets meer vragen, dank je
[p. 6 / p. 80 van chats] [bijnaam broer verdachte] : ga naar het politiebureau en trek de aangifte in, dank je
[p. 7/ p. 83, 85, 86, 87 van chats] Ga en doe waar ik om gevraagd heb, trek de aangifte in, zeg dat jij dingen gezegd hebt omdat jij boos was en zeg verder niets; zeg dat jij uit de boosheid slechte dingen hebt verteld, bied je excuus aan en die domoor zal in vrijheid gesteld worden (...)
[bijnaam broer verdachte] : luister, jij hebt geschreven dat er sprake is van het volgen, en jij houdt mij voor de gek, jij hebt mij zoooo voor de gek gehouden, ik zeg het voor de laatste keer tegen jou, hoor je mij, vandaag trek jij de aangifte in
[bijnaam broer verdachte] : want ik kom naar je werk met vrienden, dat beloof ik, de wouten kunnen mij niet schelen, jij hebt zelf hem geprovoceerd
[bijnaam broer verdachte] : neen, morgen wordt hij naar de PI gebracht, de getuigen kunnen mij niet schelen, jij hebt dat geschreven, mijn mensen hebben met de advocaten gesproken, geen stront malen, jij trek het nu in, jij krijgt een boete voor een leugenachtige aangifte en klaar; ik zal de boete betalen en ik zal hem meenemen
[p. 8 / p. 88 van chats] [bijnaam broer verdachte] : zo denk ik dat jij een boete krijgt, jij trekt het in, ok
[naam 3] : ik wordt ontslagen op het werk, zeg ik toch
[bijnaam broer verdachte] : dan zal ik mijn eigen werkwijze toepassen
[p. 9 / p. 93 van chats] [bijnaam broer verdachte] : hoe het in bed gaat en in de relatie - weet ik niet, maar ik zeg alleen dat ik de broer ben en dat ik je met respect vraag, wetende dat jullie allebei opvliegerig zijn, ga die kut aangifte intrekken, scheldwoord, scheldwoord
[p. 18 / p. 140 van chats] [naam 3] : ik kan wel een verklaring afleggen dat ik geen pretenties / verwijten heb
[bijnaam broer verdachte] : dan zal ik je dankbaar zijn, dat is het enige waar ik om vraag, dank je, ga schrijven en maak voor mij een kopie van wat jij bij het politiebureau zal inleveren; zeer dank
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de hiervoor benoemde bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat het slachtoffer op 6 april 2020 om 22.00 uur klaar is met werken, waarna zij naar huis fietst en door verdachte wordt aangesproken. Verdachte pakt haar vast en duwt haar op de achterbank van zijn auto. Vervolgens trekt verdachte, ondanks haar verzet, de broek en slip van het slachtoffer naar beneden, duwt hij haar benen uit elkaar en spreekt daarbij de woorden ‘nu gaan wij seks hebben’ uit. Op enig moment komt getuige [getuige] ter plaatse en hoort het slachtoffer huilen in de auto. Hij geeft dan een klap op de auto, waardoor verdachte en het slachtoffer schrikken, en trekt het portier van de auto open. Op dat moment neemt de getuige waar dat het slachtoffer en verdachte op de achterbank van de auto zitten en dat het slachtoffer geen broek en ondergoed meer draagt. Vervolgens sluit de getuige de deur, gaat verdachte achter het stuur zitten en rijdt hij weg met het slachtoffer nog op de achterbank. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte vervolgens naar een bos is gereden en haar daar heeft aangekleed. Aldaar komen verdachte en het slachtoffer overeen dat verdachte het slachtoffer terug naar haar fiets en naar huis zal brengen. Vervolgens zijn verdachte en het slachtoffer gaan tanken, waarvan de camerabeelden in het dossier zijn opgenomen.
De verdediging heeft betoogd dat uit de camerabeelden van het tankstation valt op te maken dat het slachtoffer vrijwillig in de nabijheid van verdachte verbleef, nu zij niet probeerde te vluchten en dat geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank ziet dat anders. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte in het bos – voordat hij ging tanken – aan haar heeft beloofd dat hij haar terug naar huis zou brengen. [2] Dit is het moment waarop de wederrechtelijke vrijheidsberoving – mede op initiatief van verdachte – wordt beëindigd. Het is dan ook logisch dat het slachtoffer op het moment van tanken erop vertrouwde dat verdachte haar daadwerkelijk terug naar huis zou brengen. Het was op dat moment niet zinvol voor haar om te vluchten of een poging daartoe te doen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte het slachtoffer in de ten laste gelegde periode van haar vrijheid heeft beroofd en enige tijd beroofd heeft gehouden.
Daarnaast acht de rechtbank het op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een poging heeft gedaan het slachtoffer te verkrachten. De verklaring van het slachtoffer wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door getuige [getuige] , die het slachtoffer half ontbloot en huilend aantreft op de achterbank van de auto van verdachte. Ook heeft verdachte eerder die dag tegen de getuige verteld dat hij seks zou hebben met het slachtoffer als hij haar tegen zou komen. Daarnaast is er de waarneming van de agent met betrekking tot de gescheurde jas van het slachtoffer en zijn er de vele chatberichten tussen het slachtoffer en de broer van verdachte waarin het slachtoffer meerdere malen verwijst naar het incident, aangeeft dat verdachte te ver is gegaan en dat ze de waarheid heeft verteld. Dat het slachtoffer op een later moment aangeeft haar aangifte te willen intrekken, doet niets af aan het feit dat zij continu consistent heeft verklaard over al hetgeen wat in de auto heeft plaatsgevonden. Zelfs in het verhoor van 22 april 2020, wanneer het slachtoffer duidelijk te kennen geeft dat zij haar aangifte wil intrekken en het voor de verdachte bij een waarschuwing wil laten, verklaart het slachtoffer opnieuw en op dezelfde wijze over de vrijheidsbeneming en poging tot verkrachting. [3]
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden, zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden gezien dan als een begin van uitvoering van het misdrijf van verkrachting. Door het slachtoffer in de auto te duwen, haar broek en slip uit te trekken, haar benen uit elkaar te duwen en het feit dat verdachte zelf ook geen broek meer aan had, is verdachte verder gegaan dan enkel de voorbereiding van het delict. Het doel van zijn handelen is met het uitspreken van de woorden ‘nu gaan we seks hebben’ ook voldoende duidelijk geworden. Uit het voorgaande leidt de rechtbank dan ook af dat verdachte de opzet had om het slachtoffer te verkrachten. Dit delict is niet voltooid doordat de getuige ter plaatse is gekomen en verdachte in zijn opzet heeft gestoord.
Ten aanzien van hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd, heeft de raadsman ter terechtzitting betoogd dat het slachtoffer uit vrije wil en in niet mis te verstane bewoordingen aan de verbalisant te kennen geeft dat zij haar verklaring wil intrekken dan wel wil corrigeren. Het slachtoffer zou volgens de verdediging daartoe niet zijn gedwongen.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Van overtreding van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer vast is komen te staan dat de uiting kennelijk was bedoeld om de vrijheid van de persoon om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden. Zelfs als het slachtoffer later uit vrije wil zou hebben besloten dat zij haar aangifte wil intrekken, neemt dat niet weg dat er feitelijk sprake van is geweest dat verdachte, tezamen met anderen, zich jegens het slachtoffer heeft geuit met als doel om haar vrijheid om naar waarheid of geweten te verklaren te beïnvloeden. De rechtbank stelt vast dat de beïnvloeding van het slachtoffer aanvangt op het moment dat het slachtoffer bij verdachte in de auto zit en verdachte aanwijzingen geeft over hoe het slachtoffer moet verklaren indien zij door de politie wordt gehoord. [4] Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen [5] dat verdachte, op het moment dat het slachtoffer door een verbalisant wordt gehoord in de nabijheid van verdachte, verdachte een dusdanige invloed op het slachtoffer uitoefent dat zij niet meer durft te verklaren. Daarnaast blijkt uit de tapgesprekken dat verdachte aan een persoon, die hij broer noemt, heeft verzocht het slachtoffer onder druk te zetten om haar de aangifte in te laten trekken. Vervolgens zijn er vele chatberichten tussen het slachtoffer en [bijnaam broer verdachte] , de broer van verdachte, waaruit overduidelijk en ontegenzeggelijk kan worden opgemaakt dat het slachtoffer onder druk wordt gezet en dat haar vele malen wordt bevolen haar aangifte in te trekken en te zeggen dat het allemaal een leugen is.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het slachtoffer op het moment van zijn aanhouding mondeling heeft beïnvloed en later vanuit de P.I. schriftelijk heeft laten beïnvloeden, zodat zij niet zou verklaren dan wel dat zij haar aangifte zou intrekken, hetgeen niet anders kan worden beoordeeld dan als het beïnvloeden van de vrijheid om te verklaren. Verdachte handelde hierbij in nauwe en bewuste samenwerking samen met zijn broer (die [naam broer verdachte] heet, maar [bijnaam broer verdachte] wordt genoemd).
De rechtbank is, gelet op al het voorgaande, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte al hetgeen hem ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven en elders in Nederland,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door die [slachtoffer] bij haar werk op te wachten en haar vast te pakken en richting zijn, verdachtes, auto te duwen en die [slachtoffer] die auto in te duwen en op de achterbank te duwen, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en met die [slachtoffer] in de auto weg te rijden en naar een bos te rijden en die [slachtoffer] urenlang in die auto te houden.
T.a.v. feit 2:
in de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft opgewacht bij haar werk en haar heeft vastgepakt en richting zijn, verdachtes, auto geduwd en die [slachtoffer] die auto in en op de achterbank heeft geduwd, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "nu gaan we seks hebben", en de broeksband en slip van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar beneden heeft getrokken en de benen van die [slachtoffer] met kracht uit elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 3:
in de periode van 7 april 2020 tot en met 17 april 2020 te Grave en te Eindhoven, opzettelijk mondeling en tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk bij geschrift zich jegens [slachtoffer] heeft geuit,
kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat die verklaring zou worden afgelegd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat zij haar aangifte moest intrekken en dat zij een verklaring moest afleggen en een e-mail moest sturen dat verdachte niet geprobeerd had haar te verkrachten en dat zij zich niet bedreigd voelt door verdachte.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan, staat onder feit 3 slechts ‘opzettelijk mondeling’ vermeld en niet ook ‘opzettelijk bij geschrift’. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste (dus zowel mondeling als bij geschrift). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. In geval van een bewezenverklaring verzoekt de verdediging de rechtbank in aanmerking te nemen dat er geen strafvorderlijk belang is bij het opleggen van een straf aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van aangeefster. Verdachte heeft met de door hem gepleegde strafbare feiten een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en hij heeft haar lichamelijke integriteit aangetast. De vrijheidsberoving en poging verkrachting moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Ook valt uit de chatberichten met de broer van verdachte op te maken dat het slachtoffer (mede door de bedreigingen) veel angst aan is gejaagd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer zich duidelijk geïntimideerd voelde. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ten aanzien van feit 2 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Met betrekking tot feit 1 en 3 is gekeken naar de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De oriëntatiepunten en jurisprudentie dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen strafvorderlijk doel is gediend bij het opleggen van een straf, nu verdachte zijn leven in Litouwen heeft opgebouwd. De rechtbank ziet dat anders. De rechtbank acht de bewezenverklaarde strafbare feiten dermate ernstig dat zij van mening is dat verdachte de gevolgen van zijn strafbaar handelen dient te ondervinden. Daarnaast zou het geen recht doen aan de gevolgen voor en het aangedane leed aan het slachtoffer als verdachte niet wordt gestraft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
45, 57, 242, 282, 285a Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
T.a.v. feit 2:
poging tot verkrachting
T.a.v. feit 3:
opzettelijk mondeling en tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.L. Pechaczek, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.J. Sangers-de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 24 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, team Zeden, onderzoeksnummer [nummer] , onderzoek [onderzoeksnaam] , afgesloten op 7 oktober 2020, aantal pagina’s: 1 tot en met 141. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Zie pagina 92 van het eindproces-verbaal.
3.Zie pagina 89 van het eindproces-verbaal.
4.Zie pagina 47 van het eindproces-verbaal.
5.Pagina 58 – 60 van het eindproces-verbaal.