Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verzoekers]
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek, met bijlagen, van 17 mei 2021
- de aanvulling op het wrakingsverzoek, met bijlagen, van 20 mei 2021.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 8 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekers, die betrokken waren in een civiele procedure tegen [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 mei 2021, met een aanvulling op 20 mei 2021, en was gericht tegen mr. H.T.J.F. Verhappen, de rechter in de hoofdzaak. De procedure in de hoofdzaak had op 12 mei 2021 een mondelinge behandeling gehad, waarna de rechter een einduitspraak had gedaan. De verzoekers stelden dat de rechter vooringenomen was, maar de rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigen. Aangezien het wrakingsverzoek was ingediend na de einduitspraak, oordeelde de rechtbank dat verzoekers niet-ontvankelijk waren in hun verzoek. De rechtbank benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.