ECLI:NL:RBOBR:2021:2898

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
01-025431-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor openlijke geweldpleging, diefstal en opruiing tijdens rellen in 's-Hertogenbosch

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij rellen in 's-Hertogenbosch op 25 januari 2021. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, medeplegen van vernieling, diefstal met inklimming en opruiing. Tijdens de rellen, die plaatsvonden in het kader van de coronamaatregelen, heeft de verdachte deelgenomen aan geweld tegen winkelpanden en goederen, en heeft hij een opruiende afbeelding verspreid via WhatsApp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en de vernielingen, en dat hij ook eerder die avond een afbeelding had verspreid die opruiend was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de samenleving, vooral in het licht van de coronamaatregelen die destijds golden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.025431.21
Datum uitspraak: 21 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende [adres 1] te ‘ [gemeente] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 mei 2021 en 7 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 april 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 25 januari 2021 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten de straten:
- Van Grobbendocklaan en/of
- Graafseweg en/of
- Hinthamereinde en/of
- Hinthamerstraat en/of
- Markt en/of
- Pensmarkt en/of
- Hooge Steenweg en/of
- Visstraat,
in elk geval een of meerdere straten in (het centrum) van ’s-Hertogenbosch,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op (een) voor het publiek toegankelijke plaats(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goederen, te weten:
- een of meerdere (winkel)ruiten en/of een of meerdere (winkel)panden en/of
- (winkel)inventaris en/of
- een of meerdere voertuigen en/of
- een of meerdere fietsen en/of
- een of meerdere verkeersborden en/of
- openbare werken, prullenbakken en/of straatlantaarns en/of straatwerken,
in elk geval enig goed,
door:
- stenen en/of voorwerpen tegen een of meerdere (winkel)ruiten en/of (winkel)panden te

gooien en/of te slaan en/of

- tegen een of meerdere (winkel)ruiten en/of (winkel)panden te trappen en/of te schoppen

en/of te slaan en/of

- winkelinventaris te vernielen en/of te beschadigen en/of
- een of meerdere voertuigen omver te duwen en/of omver te gooien en/of te vernielen en/of

te beschadigen en/of

- een of meerdere fietsen te vernielen en/of te beschadigen en/of
- (zwaar) vuurwerk af te steken en/of
- een of meerdere goederen in brand te steken en/of
- een of meerdere verkeersborden uit de grond te trekken en/of te verplaatsen;
t.a.v. feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 25 januari 2021 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- (winkel)inventaris,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [bedrijf 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
t.a.v. feit 3 primair:
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-vier flessen wijn,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ,
heeft weggenomen in/uit [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2]
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
t.a.v. feit 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vier flessen wijn, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
t.a.v. feit 4:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een geschrift(en) en/of afbeelding(en) waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid,
(telkens) heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te verspreiden en/of openlijk tentoon te stellen of aan te slaan, in voorraad heeft gehad,
terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het geschrift en/of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt,
immers heeft verdachte:
- meermalen, althans eenmaal een afbeelding met de tekst: ‘20:00 esso parkeerplaats Ijzere

vrouw denbosch DEMONSTRATIE AVONDKLOK!!! Geen praatjes meer. Gewoon Komen!!!!! OUD EN NIEUW HERBELEVEN WEES ERBIJ’ (via Whatsapp) verspreid en/of in voorraad gehad;

t.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 13 oktober 2019 te Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag van ongeveer 200 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In verband met de Coronapandemie werd door de regering op 23 januari 2021 een zogenoemde “avondklok” ingesteld, waardoor in beginsel niemand zich vanaf 21.00 uur op straat mocht begeven. Op 24 januari 2021 vonden er rellen tegen deze en andere genomen maatregelen plaats in meerdere gemeenten in Nederland.
In de avond van 25 januari 2021 vonden ook ongeregeldheden plaats in (onder meer) de binnenstad van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Tussen 19.45 uur en 20.50 uur kwamen bij de meldkamer van de politie in ’s-Hertogenbosch meldingen binnen over het afsteken van zwaar vuurwerk, samenscholingen en vernielingen. Omstreeks 21.00 uur trok een grote groep relschoppers door het centrum van ‘s-Hertogenbosch waarbij sprake was van onder meer diefstal met braak, vernielingen en brandstichting. Tussen 21.37 uur en 21.42 uur werd er geplunderd bij [bedrijf 3] en [bedrijf 1] aan de Visstraat in 's-Hertogenbosch.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij hierbij betrokken is geweest. Hem wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, diefstal en vernieling en dat hij een opruiende afbeelding heeft verspreid.
Ook wordt verdachte beschuldigd van diefstal uit een bedrijf op 13 oktober 2019.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 5 is van medeplegen volgens de officier van justitie geen sprake, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging dat openlijke geweldpleging tegen een of meer winkelruiten door daar tegen aan te trappen, begaan op of aan de Hooge Steenweg, kan worden bewezen. Voor het overige bepleit zij vrijspraak. Verdachte ontkent op andere plaatsen dan de Hooge Steenweg en de Visstraat openlijk geweld te hebben gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is de verdediging van mening dat kan worden vastgesteld dat verdachte flessen wijn heeft gepakt bij de [bedrijf 1] . Er is sprake is van vernieling van deze flessen, omdat verdachte deze kapot heeft laten vallen of van diefstal. De verdediging vindt dat verdachte van het overige moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niets heeft verbroken en op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van medeplegen.
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu verdachte de afbeelding niet openbaar heeft gemaakt. Verdachte erkent dat hij de afbeelding naar twee personen heeft doorgestuurd, maar was zich er op het moment van doorsturen niet van bewust dat de afbeelding opruiend was.
Wat betreft feit 5 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in bijlage I bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.

Bewijsoverwegingen.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de feiten uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen.
Openlijke geweldpleging (feit 1).
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep van waaruit geweld wordt gepleegd, strafrechtelijk (ook) aansprakelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Het gaat dan om het ‘in vereniging’ plegen van geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is echter niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Voor een bewezenverklaring daarvan is namelijk vereist dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld en of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het groepsgeweld van voldoende gewicht is.
De vraag die de rechtbank dus moet beantwoorden is of verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat verdachte op 25 januari 2021 in de avond in het centrum van ’s-Hertogenbosch aanwezig was. Hij heeft de route die de groep relschoppers hebben afgelegd ook gevolgd. Dat deed hij deels rijdend op zijn brommer en deels lopend. Dit wordt door verdachte niet betwist.
Verder staat vast dat verdachte [bedrijf 4] op de Hooge Steenweg binnen is gegaan. Op camerabeelden van [bedrijf 4] is te zien dat verdachte de glazen deur van [bedrijf 4] opentrapt en verder loopt. Kort daarna komt een grote groep personen [bedrijf 4] binnen. Ook verdachte gaat vervolgens [bedrijf 4] in. In dit pand zijn vernielingen gepleegd en goederen weggenomen.
Op camerabeelden is te zien dat verdachte daarna naar de Visstraat loopt waar op dat moment bij [bedrijf 3] plunderingen plaatsvinden. Vaststaat dat verdachte daar enige tijd bij de toegangsdeur heeft gestaan. Vervolgens gaat verdachte [bedrijf 1] aan de Visstraat binnen, waar ook plunderingen plaatsvinden. Verdachte gooit dan een voorwerp tegen een koeling waardoor de ruit ervan kapot gaat. Hij pakt flessen drank en loopt daarmee richting de uitgang. Verdachte heeft deze flessen in de winkel kapot laten vallen toen hij de politie zag aankomen.
Op grond van het voorgaande en de verdere inhoud van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld tegen ruiten, panden en inventaris van winkels op of aan de Visstraat en de Hooge Steenweg. Het tenlastegelegde onder feit 1 is in zoverre bewezen.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte in de andere delen van het centrum, die zijn opgenomen in de tenlastelegging, wezenlijk heeft bijgedragen aan het door de groep relschoppers gepleegde geweld. Zoals hiervoor overwogen is de enkele omstandigheid dat iemand in een groep aanwezig is onvoldoende om hem aan te merken als iemand die openlijk in vereniging geweld pleegt.
Weliswaar is op camerabeelden te zien dat verdachte aanwezig is, maar daarop is niet te zien dat verdachte continu deel uitmaakte van de groep relschoppers en evenmin dat hij geweldshandelingen verrichtte. Op deze beelden is ook niet te zien dat de groep relschoppers, op het moment dat verdachte daar aanwezig was, geweldshandelingen verrichtte.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij het centrum op enig moment niet kon verlaten, omdat hij door de politie, die delen van het centrum had afgesloten, werd tegengehouden of teruggestuurd. Hij kon op bepaalde momenten naar zijn zeggen niet anders dan de route volgen die de menigte liep of waarin de menigte door de politie werd gestuurd. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk.
Vast staat dat verdachte in de nabijheid van het [bedrijf 5] een filmpje heeft gemaakt waarop geluid is te horen dat op het afsteken van vuurwerk lijkt en lichtflitsen te zien zijn. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarmee een significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd. Het is namelijk niet duidelijk of op dat moment vernielingen of andere geweldshandelingen plaatsvonden in de nabijheid van verdachte.
Ook verder heeft de rechtbank in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte ook op andere plaatsen dan de Visstraat en de Hooge Steenweg een significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd.
De rechtbank kan gelet op het voorgaande dus niet vaststellen dat verdachte wezenlijk heeft bijgedragen aan geweldshandelingen op andere plaatsen dan de Visstraat en Hooge Steenweg. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op openlijke geweldpleging begaan op of aan andere openbare plaatsen dan de Visstraat en Hooge Steenweg.
Medeplegen van vernieling [bedrijf 1] (feit 2).
Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt over de camerabeelden van de plunderingen van [bedrijf 1] blijkt dat, nadat de glazen deur van [bedrijf 1] is ingetrapt, 36 personen [bedrijf 1] binnen gaan en deze winkel plunderen. Verdachte was een van hen. Hij is op deze beelden herkend door de politie als één van de personen die de winkel plunderden. Te zien is dat verdachte een schap omver duwt in de winkel en een ruit van een koeling vernielt.
Verdachte was gelijktijdig met een groot aantal andere personen in de winkel aanwezig terwijl daar plunderingen en vernielingen plaatsvonden en heeft ook zelf goederen vernield. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte en de medeverdachten sprake van medeplegen.
Het onder 2 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Diefstal van flessen wijn bij [bedrijf 1] (feit 3).
Aan verdachte is medeplegen van diefstal (met braak of inklimming) van vier flessen wijn tenlastegelegd.
Verdachte erkent het wegnemen van drie flessen wijn in de winkel [bedrijf 1] aan de Visstraat.
De rechtbank acht medeplegen niet bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat er bij de andere aanwezigen in de winkel sprake was van een voorgenomen plan om die flessen wijn weg te nemen. Evenmin kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking of gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en andere personen bij het wegnemen van deze specifieke goederen. Dat betekent dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte zelf, alleen of samen met anderen, de deur heeft opengebroken. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte deel uitmaakte van een groep personen op het moment van het openbreken van de toegangsdeur. Opzet van verdachte op het openbreken van de winkeldeur komt daarom naar het oordeel van de rechtbank niet vast te staan. De rechtbank stelt wel vast dat verdachte de winkel binnen is gegaan door de geforceerde opening. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van inklimming.
Verspreiden van een opruiend stuk (feit 4).
Verdachte erkent het bezit en verspreiden van een afbeelding op zijn telefoon waarin, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, wordt opgeroepen tot demonstreren tegen de van overheidswege ingestelde avondklok. Verdachte heeft deze afbeelding via WhatsApp ontvangen en door gestuurd aan een ander.
De tekst van deze afbeelding kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat daarmee wordt bedoeld aan te sporen tot een strafbaar feit. De inhoud van de afbeelding staat namelijk niet op zichzelf. De afbeelding is geplaatst in de context van de discussie rondom de avondklok die al eerder tot demonstraties had geleid. Op het moment van verspreiding van de afbeelding was (door eerdere kennisgevingen in de media) van algemene bekendheid dat er gedurende de afgelopen jaarwisseling (2020-2021) in de Graafsewijk te ’s-Hertogenbosch en op 24 januari 2021 in Eindhoven demonstraties waren uitgelopen op ernstige rellen en geweld. Deze omstandigheden waren voor verdachte kenbaar dan wel moeten kenbaar zijn geweest, zodat hij ernstige reden had om te vermoeden dat de afbeelding opruiend was.
Voor een bewezenverklaring van het verspreiden van een opruiende afbeelding in de zin van artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat dit in het openbaar moet worden gedaan. Waar het om gaat is dat degene die zo’n afbeelding verspreidt aan de inhoud daarvan ruchtbaarheid wil geven of vermeerderen. Daarom wordt het verweer van de verdediging verworpen.
Het onder 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in de bewijsbijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
feit 1:
op 25 januari 2021 te ‘s-Hertogenbosch, openlijk, te weten aan de openbare weg, te weten de straten Hooge Steenweg en Visstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten: winkelruiten en winkelpanden en winkelinventaris, door:
- stenen tegen winkelruiten en winkelpanden te gooien en/of
- tegen winkelruiten te trappen en/of te schoppen en/of
- winkelinventaris te vernielen en/of te beschadigen;
feit 2:
op 25 januari 2021 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en wederrechtelijk (winkel)inventaris, die aan [bedrijf 1] toebehoorde, heeft vernield;
feit 3:
op 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, drie flessen wijn, die toebehoorden aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen in [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] ,
met het oogmerk om die flessen zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heef verschaft door middel van inklimming;
feit 4:
op 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, een afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, heeft verspreid, terwijl hij ernstige reden had om te vermoeden dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, immers heeft verdachte:
eenmaal een afbeelding met de tekst: ‘20:00 esso parkeerplaats Ijzere vrouw denbosch DEMONSTRATIE AVONDKLOK!!! Geen praatjes meer. Gewoon Komen!!!!! OUD EN NIEUW HERBELEVEN WEES ERBIJ’ (via Whatsapp) verspreid;
feit 5:
op 13 oktober 2019 te Oss, een geldbedrag van ongeveer 200 euro dat toebehoorde aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 2 en feit 3 sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in zeer korte de tijd opvolgende, gedragingen staan in zodanig verband met elkaar dat aannemelijk is dat zowel het onder 2 als het onder 3 tenlastegelegde handelen voortkomt uit één ongeoorloofd wilsbesluit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, en verbeurdverklaring van een onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt van de straf een fors deel, bijvoorbeeld zes maanden, voorwaardelijk op te leggen en daarbij als voorwaarden te stellen toezicht door de reclassering en de gedragsinterventies, zoals geadviseerd door de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De regering heeft om de coronapandemie te bestrijden ingrijpende maatregelen moeten treffen. Een van die maatregelen was het instellen van de avondklok. Naar aanleiding van deze maatregel zijn in Nederland grootschalige rellen uitgebroken. Ook in ’s-Hertogenbosch, op 25 januari 2021, zijn rellen uitgebroken. Daarbij zijn door een grote groep personen op grote schaal onder meer vernielingen gepleegd en zijn winkels geplunderd. Mensen moesten machteloos toekijken hoe hun eigendommen en hun stad werden vernield.
Verdachte heeft actief deelgenomen aan vernielingen en plunderingen. Verder heeft hij eerder die avond via WhatsApp een opruiende afbeelding verspreid.
Daarnaast heeft verdachte geld gestolen uit een bedrijf.
De openlijke geweldpleging in het centrum van ’s-Hertogenbosch heeft enorme materiële schade veroorzaakt. De omvang en het geweld hebben grote impact gehad op de samenleving en angst veroorzaakt bij bewoners en eigenaren van panden en goederen. Van ondernemers zijn eigendommen vernield of goederen gestolen en daardoor zijn zij zwaar gedupeerd, terwijl het door de pandemie al moeilijke tijden waren. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij daaraan heeft bijgedragen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld, onder meer tot langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, voor diefstal, bedreiging en vernieling.
Uit de rapportages van de reclassering blijkt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van de rapportages van de reclassering en het onderzoek ter terechtzitting, tot het oordeel gekomen dat verdachte niet goed heeft kunnen overzien in welke schermutselingen en openlijk geweld hij terecht zou komen en hoe hij zich daaraan kon onttrekken toen hij eenmaal in het centrum van de stad was. Dat betekent echter niet dat hem de strafbare feiten niet of in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet, oprecht spijt heeft van zijn gedragingen en zich voor zijn aandeel in de openlijke geweldpleging schaamt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van zeven maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank (anders dan de officier van justitie) tot bewezenverklaring komt van slechts een deel van het onder feit 1 tenlastegelegde en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal aan verdachte geen locatieverbod of -gebod opleggen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet passend en geboden is gelet op de bijzondere en specifieke omstandigheden waaronder het onder feit 1 tenlastegelegde is begaan. Een dergelijk verbod en/of -gebod lijkt naar het oordeel van de rechtbank weinig effectief om herhaling van een dergelijk feit als bewezenverklaard onder feit 1 te voorkomen. Daarnaast is de naleving daarvan moeilijk controleerbaar, nu geen gebruik kan worden gemaakt van elektronische controle.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier heeft haar standpunt verwoord zoals weergegeven in de door haar overgelegde schriftelijke weergave daarvan die bij de stukken en als bijlage II bij dit vonnis is gevoegd. Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis verwijst de rechtbank daarnaar. De inhoud ervan wordt als hier herhaald in ingelast beschouwd.
Tijdens de terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat er geen vorderingen in het dossier aanwezig zijn van de volgende benadeelde partijen, hoewel die wel in haar standpunt zijn genoemd: [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] . De officier van justitie heeft deze vorderingen niet alsnog in de zaak van verdachte gevoegd.
Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [bedrijf 9] en [bedrijf 1] heeft de officier van justitie tijdens de terechtzitting een definitief standpunt ingenomen. Zij vindt dat de vordering van [bedrijf 9] gedeeltelijk, tot een bedrag van € 2.412,54 kan worden toegewezen. De vordering van [bedrijf 1] is in haar visie toewijsbaar tot een bedrag van € 14.988,54.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft haar standpunt bepaald overeenkomstig de weergave daarvan in de overgelegde pleitnota, die om genoemde reden eveneens als bijlage III wordt gevoegd bij dit vonnis. De inhoud ervan wordt als hier herhaald in ingelast beschouwd.
Beoordeling.
In deze zaak zijn ten aanzien van feit 1 vierentwintig vorderingen van benadeelde partijen ingediend. De vordering van benadeelde partij [bedrijf 1] ziet ook op de feiten 2 en 3.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat zij geen beslissingen kan nemen over de vorderingen van [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 8] , omdat die zich niet in het dossier bevinden.
De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van feit 1 vrij ten aanzien van tenlastelegging voor zover die ziet op de Van Grobbendocklaan, Graafseweg, Hinthamereinde, Hinthamerstraat, Markt en Pensmarkt. Dat brengt mee dat de rechtbank de hierna te noemen benadeelde partijen van wie hun vorderingen daarop zien niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. Er is ten aanzien van deze benadeelde partijen immers geen sprake van rechtstreekse schade die is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Deze benadeelde partijen zullen worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt voor zijn verdediging tegen die vordering. Die kosten worden begroot op nihil.
Dit betreft de volgende benadeelde partijen:
[benadeelde partij 1] ;
[benadeelde partij 2] ;
[benadeelde partij 3] ;
[benadeelde partij 4] ;
[benadeelde partij 5] ;
[benadeelde partij 6] ;
[benadeelde partij 7] ;
[benadeelde partij 8] ;
[bedrijf 10] ;
[bedrijf 11] ;
[bedrijf 12] ;
[bedrijf 13] ;
[bedrijf 14] ;
[bedrijf 15] ;
[bedrijf 16] ;
[bedrijf 17] ;
[bedrijf 18] ; en
[benadeelde partij 9] .
De rechtbank acht de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 9] , [bedrijf 4] , [bedrijf 19] , [bedrijf 1] , [bedrijf 20] en [bedrijf 21] (deels) hoofdelijk toewijsbaar, als rechtstreeks door het (onder feit 1) bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor zover de vorderingen niet worden toegewezen, verklaart de rechtbank de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk, omdat van dat gedeelte van de vorderingen niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit dan wel of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijsstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partijen kunnen deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal telkens voor het toegewezen bedrag tevens de maatregel tot schadevergoeding opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen telefoon aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Verdachte heeft met die telefoon weliswaar een opruiende afbeelding verspreid, maar de rechtbank is van oordeel dat er vanwege de geringe mate van verspreiding onvoldoende reden is om de telefoon verbeurd te verklaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 132, 141, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
begaan in voortgezette handeling van:
feit 3 primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 4:
een afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, verspreiden, terwijl hij ernstige reden heeft te vermoeden dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt;
feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich (uiterlijk) binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6 te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer 088-8041504 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. Veroordeelde houdt zich aan de adviezen die hieruit voortkomen.
Geeft aan de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
's-Hertogenbosch, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij heeft te gelden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 van het
Wetboek van Strafvordering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 1:
- maatregel van schadevergoeding ten bedrage van 500,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan [bedrijf 4] van een bedrag van 500,00 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 10 dagen.
De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
- maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 1.458,58 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 1] , van een bedrag van 1.458,58 euro (posten 1 en 2).
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 24 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
-
maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 725,62 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 21] , van een bedrag van 725,62 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 14 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
- maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 2.412,54 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 9] , van een bedrag van 2.412,54 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 34 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
- maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 950,86 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 19] , van een bedrag van 950,86 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 19 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
- maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 1.726,59 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 20] ‘s-Hertogenbosch van een bedrag van 1.726,59 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 27 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 4] , van een bedrag van 500,00 euro, betreffende materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 1] , van een bedrag van 1.458,58 euro (posten 1 en 2), betreffende materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 21] .
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 21] , van een bedrag van 725,62 euro, betreffende materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 19] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 19] , van een bedrag van 950,86 euro, betreffende materiële schadevergoeding.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 9] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 9] , van een bedrag van 2.412,54 euro, betreffende materiële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 20] ‘s-Hertogenbosch:

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf 20] ‘s-Hertogenbosch, van een bedrag van 1.726,59 euro, betreffende materiële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 12] , [bedrijf 13] , [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , [bedrijf 16] , [bedrijf 17] , [bedrijf 18] , [benadeelde partij 9] :
Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen, zij kunnen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt en begroot deze kosten op nihil.

Beslissing met betrekking tot het beslag.

Gelast de teruggave aan verdachte van een mobiele telefoon (omschrijving: [kenmerk] , Apple).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Flikkenschild, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. G. de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 21 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een eindproces-verbaal, nummer 474,opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de regiopolitie Oost-Brabant, Districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, afgesloten op 22 maart 2021.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een eindproces-verbaal, nummer 474,opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de regiopolitie Oost-Brabant, Districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, afgesloten op 22 maart 2021.