In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Thuiszorg Olympia B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Schwartz, vorderde een reiskostenvergoeding van € 3.610,37 netto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 januari 2019. De gedaagde partij, Thuiszorg Olympia B.V., vertegenwoordigd door mr. J.G.A. Linssen, voerde verweer tegen de hoogte van de gevorderde vergoeding en stelde dat de berekening niet deugdelijk was en in strijd met een tussen partijen gemaakte afspraak. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 3.599,30 netto aan reiskostenvergoeding, met wettelijke rente vanaf 22 november 2019. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet tijdig had gereageerd op de vordering en dat de gemaakte afspraken niet correct waren nageleefd. In reconventie werd het verzoek van Olympia afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd. Dit vonnis is een vervolg op een eerder tussenvonnis van 3 december 2020, waarin al enkele beslissingen waren genomen.