Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 augustus 2020 in Helmond zijn toenmalige partner, aangeduid als [slachtoffer 1], op gewelddadige wijze heeft verkracht. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van de gedetailleerde verklaring van de aangeefster, die ondersteund werd door forensisch bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en dat het letsel dat zij had opgelopen overeenkwam met haar verhaal. De verdachte heeft de verkrachting ontkend en beweerde dat de seks vrijwillig was, maar de rechtbank verwierp deze verklaring als ongeloofwaardig.
Daarnaast was er een tweede aanklacht tegen de verdachte voor mishandeling van [slachtoffer 2] op 30 augustus 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door een groep vrouwen, waaronder [slachtoffer 2], die zich gewelddadig gedroegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer had gedaan en sprak hem vrij van deze aanklacht.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 42 maanden voor de verkrachting, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toe, inclusief wettelijke rente. De vordering van [slachtoffer 2] werd afgewezen omdat de verdachte was vrijgesproken van de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat.